Theater
special: Jubileumeditie

Springdance 2009

De 25ste editie van Springdance is extra speciaal. Naast de voorstellingen, performances, installaties en discussies, is er dit jaar ook een interessant en aanstekelijk randprogramma. Voor geïnteresseerden is er een hiphop-happening met party, zijn er verschillende Springdance Talks met choreografen en vertellen onderzoekers en makers in ‘Workstories’ hun persoonlijke verhalen en werkmethoden.

Foto: Ontwerp TOMIS

Foto: Ontwerp TOMIS

Lees nu de recensies van: Singular Sensation – Yasmeen Godder | I offer myself to Thee – Jeremy Wade | Beginning, Middle, End – Andrea Bozic, Mãdãlina Dan, Michael Pinchbeck i.s.m. Julia Willms | Solo Israel Galván – Israel Galván | H3 – Bruno Beltrão / Grupo de Ruaterug | Haptic / Adapting for Distortion – Hiroaki Umeda / S20 | Lutz Förster – Lutz Förster

In Theater Kikker en de Stadsschouwburg Utrecht is een bijzondere fotoexpositie met meer dan 200 Springdance foto’s uit de periode 2003-2009 van de vaste Springdance fotograaf Anna van Kooij. Tenslotte, speciaal voor alle bezoekers, journalisten en andere belangstellenden is er de interactieve website: SPRINGDANCE STAGE. Bekijk of deel hier foto’s, filmpjes of ervaringen en neem een kijkje achter de schermen van Springdance. Genoeg te doen en te zien dus op de jubileumeditie van Springdance! (Jella Pichotte)

Fascinerend, meeslepend totaaltheater

Singular Sensation – Yasmeen Godder
Akademietheater, Utrecht • 25 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Op de laatste dag van het Springdance-festival 2009 was in het theaterzaaltje van de Hogeschool voor de Kunst Utrecht het stuk Singular Sensation te zien. Wat mij (NJ) betreft de meest ongelooflijke en spraakmakende dansvoorstelling van het festival. Misschien wel van de laatste jaren in Nederland. Een onbespreekbare voorstelling. Bizar spektakelstuk, een totaal freaky dans-theater-mime ervaring. Een voorstelling die je onderdompelt en sprakeloos achterlaat. Totaal anders dan al het eerdere wat je hebt gezien. Een nieuwe kwaliteit.

Itzik Galili, Guy Weizman en Roni Haver zijn in Nederland al langer bekend en gewaardeerd als choreografen. Brengers van gepassioneerde totaalervaringen door middel van vernieuwende moderne dans. Ieder op zijn/haar eigen manier. Itzik Galili als voormalig artistiek leider van Galili Dance uit Groningen en nu met Krisztina de Châtel als artistiek leider van Dansgroep Amsterdam. Guy Weizman en Roni Haver als choreografenduo van het Gronings dansgezelschap Club Guy & Roni. Alledrie lopen ze in Nederland, maar ook internationaal voorop in het creëren van aansprekende vormen van moderne dans. Alle drie ook met roots bij de beroemde Batsheva Dance Company uit Tel Aviv.

Israël: unieke bron van dansvernieuwing

Yasmeen Godder laat zien dat het geen toeval is dat deze bijzondere choreografen alledrie uit Israël komen. Kennelijk heeft het land een zeer vruchtbare danscultuur en is het op dit moment een van de belangrijkste (internationale) bronnen van dansvernieuwing. Godder, maakster van Singular Sensation woont en werkt sinds 1999 in Tel Aviv. Ze is afgestudeerd in New York op uitvoerende dans en choreografie en geboren en opgegroeid in Jeruzalem. Godders werk wordt over de hele wereld vertoond en ze ontving al vele belangrijke choreografie-onderscheidingen, waaronder een Bessie Award.

Over het podium door de gelei glijden

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Het stuk Singular Sensation doet je anderhalf uur lang vol verbazing kijken en luisteren naar een performance-theaterstuk, met heel veel verweven dans, prachtig passend in het geheel. Vijf karaktervolle, zeer volwassen dansers, allemaal even goed als performer en danser, die samen op een leeg wit podium een totaalervaring creëren. Een grijnzende danser met baard, die in hippiebroek als een patiënt in een gesticht met naar binnen-buiten flitsend tongetje zich een weg over het podium baant terwijl die overdreven schietbewegingen maakt. Dansers die zichzelf met verf bekliederen tijdens het klaarkomen, een danser met panty over het hoofd die door andere dansers door de ruimte heen wordt gemanipuleerd. Afpellende verkleed- en ontkleedpartijen, een danseres met decimeters lange rode nagels die naar anderen uitreikt, dansers met maskers op van spaghetti wat uiteindelijk op de grond uiteenvalt. Dansers die kleddernat over gelei van links naar rechts over het podium glijden en dansers die andere dansers met confetti-snippers onderspugen. Dansers die in strijd en spel verwikkeld zijn van onderlinge aandachttrekkerij en afstoten, oorlogsscènes, macho- en verleiding-strategieën, eenzaamheid, loslaten, duwen-trekken, verraad, puberale schietspelletjes, tederheid, regressie, jacht op (sensuele) prikkels, onafhankelijkheid, authenticiteit en intimiteit. Verward in de grenzeloosheid van vele verleidingen en stimuli van de moderne tijd en nep-ervaringen tegenover echte ervaringen.

Schitterende opbouw en samenhang

Klinkt dit onzinnig en bizar? De voorstelling is in het echt nog veel verbazingwekkender. Onbeschrijfbaar. Maakt sprakeloos en is prachtig. Met een bijzondere krachtige opbouw, zeggingskracht, gelaagdheid en dramaturgie die anderhalf uur boeit in een bizar fantasiestuk over de moderne tijd, agressie, seksualiteit, intimiteit en zoektocht naar saamhorigheid. met sfeervolle, bij vlagen dreigende muziekgordijnen die als een onzichtbare maar perfecte passende handschoen het stuk van scène naar scène en van verhaallijn naar verhaallijn duwen. (Nico Janssen)
naar boven

Hallucinerend schouwspel

I Offer Myself to Thee – Jeremy Wade
Huis aan de Werf, Utrecht • 24 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

De voorstelling I Offer Myself to Thee van choreograaf Jeremy Wade is een één uur durende hallucinatie. Een hallucinatie die begint in het volle licht en eindigt in het plotselinge donker.

Licht lijkt een belangrijke rol te spelen in deze performance van Wade. Wanneer de choreograaf, danser en muzikant opkomt, blijven de zaallichten branden. We zien hem als een goeroe zijn woord verspreiden op muziek. Een happy hippie op blote voeten, die begeleidt door Brendan Dougherty en Keith O’Brien op gitaar en drums een zweverig nummer zingt en ronddraait. Aan weerszijden van de vloer hangt een lampengordijn. Tijdens het nummer doven het zaallicht en de lampen langzaam. Wade wisselt danschoreografiën af met zang en monologen. De zijkanten van de vloer staan vol met verschillende soorten lampen.

Voor elke scène gebruikt hij een andere set lampen. Wade stelt zijn publiek zwaar op de proef door een stadionlamp op hen gericht te houden. Met slechts dat licht achter hem lijkt hij tegen het publiek te prediken over de liefde. Ook het gebruik van de stroboscoop in één van zijn scènes maakt het stuk tot een uitdaging. In I Offer Myself to Thee geeft Wade zich helemaal over aan het publiek. De bezoekers worden vanaf het eerste moment gedrogeerd door de muziek, de verlichting en de monologen. En de openbaring dat het leven draait om de beweging richting de liefde. De performance zit strak in elkaar en geeft de bezoeker geen moment de kans even de aandacht te verslappen.

Jeremy Wade stond in 2007 op Springdance met zijn eerste groepstukand pulled out their hair en begin dit jaar stond de choreograaf met een net zo hallucinerende voorstelling Throwing Rainbows Up op het Something Raw Festival. De performances van Wade zijn iedere keer weer een bijzondere voorstelling waarin de bezoekers op de proef worden gesteld. (Mariëlla Pichotte)
naar boven

Boeiend van begin tot eind

Beginning, Middle, End – Andrea Bozic, Mãdãlina Dan, Michael Pinchbeck i.s.m. Julia Willms
Springdance Festival, Utrecht • 23 april 2009

Foto: Andrea Bozic

Foto: Andrea Bozic

Een hand op een projectiescherm tekent de schaduw van een in het wit geklede dame. De hand probeert haar tempo bij te houden. Een dame met bruine afro-pruik op en blauwe flippers aan haar voeten neemt de meest aparte houdingen aan. Een man in berenpak legt uit: ‘I wanted to be bare for you, but then I realized that I didn’t like to be naked. So I got these bear suits.’

Op het Springdance-festival weet je nu eenmaal nooit wat je te wachten staat…

‘In the Beginning there was a…’ Zo spreekt Andrea Bozic. Achter haar noteert een geprojecteerde hand – die van Julia Willms, die achter een tekentafel aan de linkerkant van het podium zit – de woorden op een leeg vel. Het vel wordt doorgeschoven en de hand tekent exact de omtrek van Bozics schaduw. Ze beweegt en de hand probeert haar bij te houden. Naarmate de bewegingen sneller worden, worden de tekeningen rommeliger en de eerst zo nette schaduwen worden gestileerde stokpoppetjes. De tekeningen lopen over elkaar, door elkaar heen, als Bozic de pen wegblaast laat die een lange streep achter op het vel.

Het eerste stuk van Beginning, Middle, End beslaat dit boeiende spel tussen mens en projectie, van schaduw en pen. De schaduwen van Bozic worden heel secuur nagetekend op het vel papier, tot in het laatste detail, en hoe snel Bozic zich ook beweegt, de pen houdt haar bij. Grappig is het wanneer ze niest en de pen een inktvlek als reactie achterlaat, of wanneer de twee een wedstrijd aangaan: hoe harder Andrea Bozic schreeuwt, hoe groter de inktvlek van de pen dient te worden. Even later is het vel volledig vol gespat met zwarte inkt.

Middelpunt van de belangstelling

Foto: Madalina Dan

Foto: Madalina Dan

Na deze bijna poëtische bespiegeling op het begin, vangt het middelste stuk van de voorstelling aan. Het publiek krijgt Mãdãlina Dan te zien, gekleed in een rood met zwart jurkje, een bruine afro-pruik op het hoofd, een rol aan haar voeten. Ze poseert, zwijgend, in allerhande posities en met subtiele bewegingen. Het publiek zwijgt evenzo: waar gaat dit over? Wat krijgen we te zien?

Nadat ze het publiek lang genoeg in spanning heeft gehouden, schopt Dan de rol voor haar voeten weg en onthult een blauwe loper en haar in flippers gestoken voeten. Daarmee verandert het krampachtig poserende model van even daarvoor in een sullige Katrien Duck die zich in allerlei bochten wringt om – verleidelijk? – over te komen.

Het plotselinge absurdisme maakt het middenstuk vrij komisch: alle bewegingen en geluiden krijgen plotseling een associatie met eenden en ander gevogelte. Hier is weer een heel ander idee van ‘midden’ opgeworpen, namelijk ‘midden’ als ‘middelpunt van de belangstelling’.

‘This is the End. Welcome.’

Foto: Michael Pinchbeck

Foto: Michael Pinchbeck

Michael Pinchback, die we al even eerder zagen als rennende bijfiguur in Beginning, komt ten tonele in een zwarte boxershort. Zijn deel van de voorstelling moet het vooral hebben van de taalfilosofische bespiegelingen op de woorden ‘begin’, ‘midden’ en ‘einde’ en de Engelse homoniemen ‘bare’ en ‘bear’. Hij verwondert zich over het feit dat in het script van de voorstelling The Winters Tale stond: ‘Exit persuit by bear’. Gaat het hier, zo vraagt hij zich af, om een echte beer of een man in berenpak? Uiteindelijk raakt hij letterlijk onder zijn eigen woordspelingen bedolven, als hij ze, liggend op de grond in zijn berenpak, opleest en wegwerpt.

‘He didn’t want it to end like this’, zegt Julia Willms nog, vanachter haar microfoon. ‘But he just couldn’t find the words.’ (Rianne Werring)
naar boven

Eigenzinnige, gestripte flamencovoorstelling van een Spaanse grootheid

Solo Israel Galván – Israel Galván
Stadsschouwburg, Utrecht • 18 april 2009

Als kenner en veelvuldig bezoeker van moderne dans is het een enorme cultuurshock om bij een flamencovoorstelling aanwezig te zijn. Hoewel ook bij flamencodans centraal staat, voel ik me als een vis op het droge bij de voorstelling Solo Israel Galván van Israel Galván.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Zeker, ik was zowel in Spanje als in Nederland eerder bij flamencovoorstellingen. Vooral voor de show, de temperamentvolle mannen en vrouwen, de sensueel-erotische lading, schitterende kleding, (gitaar)muziek en melancholieke zang. En ook van tv ken ik flamenco. Maar Israel Galván brengt op het Springdance-festival in Utrecht heel wat anders. Voer voor echte kenners, zo is al snel te merken aan het enthousiasme van vooral het vrouwelijke publiek. Galván heeft de flamenco helemaal gestript, ontdaan van alle parafernalia en tot zijn essentie teruggebracht. Dus geen opzwepende muziek in de vorm van begeleidende gitaren, zang of percussie, geen opzwepende danseressen met ravissante opgesmukte jurken, geen extravagante kostuums, geen donkere broeierige sfeer en geen show. De enige muziek die deze vanavond zal klinken zijn de klanken, geluiden en ritmes die Galván zelf voortbrengt, met handen, voeten en mond. De iele gestalte van Galván staat vanavond alleen, ontdaan van macho-opsmuk, in onopvallend overhemd, zwarte broek en korte laarzen. In een zaal waar de avondzon door de enorme ramen vol naar binnenstroomt.

Flamenco-grootheid

Galván is een grootheid in de hedendaagse flamenco, met vele onderscheidingen in eigen land (Spanje) en daarbuiten op z’n naam. Internationaal bekend om zijn eigenzinnigheid en geheel eigen, nieuwe (moderne) invulling van het flamenco-vocabulaire. Een dans die Galván (Sevilla, 1973) met de paplepel ingegoten kreeg door zijn ouders, die beiden ook als flamencodansers actief waren. Eigenlijk wilde Galván voetballer worden, maar zijn ouders lagen dwars. Net als zij moest hij ook het flamenco-vak in en zo geschiedde.

Op de huid

Tijdens het optreden is er nauwelijks afstand tussen Galván en het publiek. Niet fysiek en niet emotioneel. Zijn kwetsbaarheid is voelbaar. Je zit op zijn huid. Galván rust uit op een stoel op het podium, wist zweet af, is moe, begint een drumsolo op de muur, staat met blote voeten in een bak zand in hip-hop stijl van links naar rechts te bewegen, of in een laag meel waarin hij als een muilezel wolken stof produceert. Soms lijkt het of hij reageert op de kreten en geroezemoes uit het publiek. Of hij valt stil en pikt het later weer op. Bijna improviserend en ingetogen. Dan weer met virtuoze voetcombinaties, roffels en energieke gebaren, de armen uitslaand als een dreigende zwaan. Waar het heengaat is onduidelijk, een verhaal met open einde. Ja, we zien regelmatig de bekende toreodor-act, of solo’s die op galop van een paard lijken. Maar die wisselt Galván net zo makkelijk af met sensueel vrouwelijk heupwiegen en sloom naar voren en achteren buigen, alsof hij uit balans is. Bijna als zelfspot op zijn andere macho-elementen.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

De hele ruimte wordt gebruikt om basiselementen van de flamenco te hergebruiken in geheel nieuwe virtuoze combinaties van arm en voetbewegingen. Voortdurend creëert Galván zijn eigen soundscapes. Met ritmisch stampen, over de vloer slepende voeten, handen die slaan op dijen en borsten, fluiten, knippende vingers en zoemend gemummel uit zijn mond dat op liedje lijkt. Een symphonie waarop hij zijn choreografie danst.

Voer voor liefhebbers

Ja, na afloop weet ik dat ik een technische ongelooflijke voorstelling heb gezien, van een virtuoze danser, bewegend tussen vrije improvisatie en vaste structuren. Toch heeft het me net niet echt kunnen pakken, vastgebakken als ik zit in de toch heel andere conventies en bewegingsfrasen van moderne dans. En om heel eerlijk te zijn, ik miste de show en opsmuk van zo’n standaard flamencovoorstelling. Voor liefhebbers van flamenco-avant-garde en technisch kunnen, is de voorstelling van Israel Galván een bijzonder hoogtepunt van het Springdance-festival 2009. (Nico Janssen)
naar boven

Beltrão haalt straat uit hiphop

H3 – Bruno Beltrão / Grupo de Ruaterug
Stadschouwburg, Utrecht • 18 april 2009

Na drie jaar zijn de jonge choreograaf Bruno Beltrão en zijn Braziliaanse Grupo de Rua terug op het Springdance-festival met H3. In 2005 verzorgden zij met het succesvolle H2 de opening van het festival. De rigoureuze choreografieën van de Braziliaan vinden hun oorsprong in de explosieve lichamelijkheid van de hiphop en zijn eigen culturele achtergrond.

Foto: Lucie Vangerven Academie Anderlecht

Foto: Lucie Vangerven Academie Anderlecht

Maar anders dan de meeste groepen trekt Grupo de Rua de bewegingen van hiphop uit elkaar en proberen zij het op een nieuw level op het podium te zetten. Wie aan Brazilië en aan dans denkt, denkt ook meteen aan de vechtsport/dans capoeira. Net als de hiphop is dit vooral iets van de straat. Een andere overeenkomst tussen de twee is het battle element. Zowel in capoeira als in breakdance proberen de dansers elkaar met indrukwekkende bewegingen af te troeven. Veel bewegingen uit de choreografie van H3 lijken een mix van capoeira en breakdance. De breakdance moves zijn uitgerekt en vertraagd en de dansers staan als in een capoeira gevecht tegen over elkaar zonder elkaar direct te raken. Systematisch ontleedt Beltrão de codes en danstaal van de hiphop en creëert hij verrassende choreografische patronen. 

Door met de belichting te spelen creëert Beltrão verschillende omgevingen en sferen die je in oogopslag herkent. De battles beginnen in het donker op de straat. Terwijl de jongens tegenover elkaar staan en elkaar uitdagen, hoor je op de achtergrond zacht het voorbijgaand verkeer. De typische felle tl-verlichting van een oude gymzaal en de schemering van gele lampen waar de jongens ’s nachts mee op straat trainen nemen je mee naar de straten van Rio de Jainero. Niet alleen met de belichting, maar ook met het achtergrondgeluid creëert de choreograaf voor de kijkers een herkenbare omgeving. Verkeersgeluiden, de stilte van de nacht waarin je slechts het gepiep van de sneakers van de dansers hoort, de trommels en andere geluiden die de begeleiding bij capoeira gevechten zijn, maar ook vlagen van muziek in de gymzaal. Het is Beltrão opnieuw gelukt om de straat uit de hiphop te halen. De stoere choreografie heeft verrassend veel van de traditionele elementen uit de dagelijkse Braziliaanse straatleven in zich. H3 trekt je vanaf het eerste moment in de voorstelling en laat je pas weer gaan wanneer de jongens opkomen voor het applaus. Negen jongens die zo van de straat lijken te komen, maar die de hiphop en de capoeira voor een avond naar een hoger level brengen. Beltrão is met recht verkozen tot rijzende-ster-choreograaf van het jaar door het tijdschrift Ballettanz, één van de meest hoogstaande Europese publicaties over dans. (Jella Pichotte)
naar boven

Multidisciplinair schouwspel

Haptic / Adapting for Distortion – Hiroaki Umeda / S20
Theater Kikker, Utrecht • 18 april 2009

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Een multidisciplinaire choreograaf, zo wordt de Japanse Hiroaki Umeda omschreven in verschillende media. Misschien is multitalent wel een betere omschrijving. Naast choreograaf is hij ook danser en ontwerpt hij het beeld, geluid en licht voor zijn voorstellingen. Met de twee bijzondere solo’s Haptic en Adapting for Distortion stond Umeda dit weekend in Theater Kikker.

Voor de eerste solo Adapting for Distortion maakt de choreograaf gebruik van de meest recente ontwikkelingen op computergebied. Helemaal in het wit gekleed komt Umeda het toneel op. Op de wand achter hem, op de vloer en zelfs op hem verschijnt een lijnenraster van fel wit licht. De choreograaf verdwijnt in het lijnenspel. Slechts het verschil in lijnenspel tussen de lijnen op de danser, de grond en de achtergrond geeft het publiek een houvast om te zien waar de danser is. Wat volgt is een adembenemende voorstelling die je laat nadenken of de danser de lichtpatronen bespeelt of dat de lichtpatronen de danser beheersen? Uit de bewegingen van Umeda die je maar slechts met moeite kan zien, spreekt zo’n grote subtiliteit en beheersing. Wie niet beter weet zou denken dat ook de vorm van Umeda een computer projectie is. 

Na een korte pauze komt Umeda in het zwart terug. In Haptic concentreert de danser zich op de effecten van licht en kleur. Subtiel en bij vlagen explosief danst de Japanner beheerst op industriële klanken in een afwisselend rode, groene en blauwe omgeving. In deze solo is goed terug te zien dat zijn bewegingen zijn geïnspireerd door hiphop, butoh en moderne dans. De typerende vertraagde en verstilde bewegingen van butoh met de krachtige acrobatische vormen van hiphop zijn duidelijk herkenbaar. Voor iedere kleur heeft de danser een eigen solo, die bijna natuurlijk elkaar afwisselt en in elkaar overvloeit. De groene en blauwe omgeving zijn rustig.

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Hoewel de kleuren de hele vloer en de achtergrond overnemen, blijft de danser met zijn bewegingen klein en dichtbij zichzelf. Behalve in het rode licht. Dan worden zijn bewegingen explosief, krachtig en soms bijna onmenselijk snel. Zijn voetenwerk neemt een snelheid aan die niet te volgen is. Ook zijn hoofd maakt rondwentelingen die zijn af te raden om thuis na te doen. Met de twee solo’s onderscheidt Umeda zich en weet hij het gros van de moderne dansers ver achter zich te laten. Na het zien van de solo’s zou je bijna twijfelen aan de menselijkheid van de Japanse danser en choreograaf. Maar als je hem bij het in ontvangst nemen van de staande ovatie zwaar hoort ademen en zijn shirt doordrenkt ziet met zweet, weet je dat hij ook hij slechts mens is. (Jella Pichotte)
naar boven

Bescheiden zelfexpositie

Lutz Förster Lutz Förster
Springdance Festival, Utrecht • 16 april 2009

‘I discovered I didn’t just like to dance, I also like talking on stage.’ Dat blijkt wel. Hoewel de voorstelling Lutz Förster aangekondigd wordt als een dansvoorstelling, lijkt het meer een avondje stand-up comedy. Förster vertelt zijn verhaal met een gezonde dosis humor en illustreert met ontroerende dansfragmenten.

Na een openingsspeech van de nieuwe artistiek directeur Bettina Masuch komt een lange man in krijtstreeppak het toneel op, die zichzelf introduceert als Lutz Förster. ‘Ik begon met ballroom dansen toen ik twaalf was’, begint hij zijn verhaal en danst een korte chachacha, zichzelf begeleidend met tellen. ‘Ook heb ik 5 maanden aan ballet gedaan. Dat was voldoende om mijn reputatie voorgoed te verruïneren aan de jongensschool.’ Later ging Förster bij een actiegroep voor homoseksuelen, op zijn eenentwintigste werd hij aangenomen op de dansacademie Folkwang Hochschule in Essen en niet lang daarna koos Pina Bausch van het Tanztheater Wuppental hem – die lange jongen met zijn grote neus – als danser in haar versie van The Rite of Spring. Toevallig, zo legde Bettina Mausch ons eerder uit, was het Springdance-festival vernoemd naar diezelfde versie van The Rite of Spring.

‘So… Here I am’

Foto: Anna van Kooij

Foto: Anna van Kooij

Förster exposeert zichzelf op een kaal toneel en zonder aangepast licht, maar ondanks dat hij een verhaal vertelt dat voornamelijk uit zijn successen bestaat, wordt hij geen moment verwaand. Dat hij het leuk vindt om te praten op het toneel, zoals hij zelf aangaf, wordt hem dan ook niet kwalijk genomen: het publiek hangt aan zijn lippen en leeft met hem mee.

Zo ook tijdens de kwetsbare momenten, zoals wanneer Förster verteld over zijn goede vriend, die hem in gebarentaal het nummer The Man I Love van Sophie Tucker leerde. De vriend stierf en Förster nam het nummer en de tekst in gebarentaal op in een voorstelling. Eerst toont hij het publiek de gebaren, waarna hij vraagt om muziek. Nogmaals herhaalt hij de gebaren, begeleidt door enkel zijn eigen, monotone stemgeluid. Als dan de muziek wordt ingezet en Förster de gebaren maakt, zelf meezingt en de ruwe stem van Sophie Tucker klinkt, is hij even niet de man die over zijn leven vertelt. Hij is een man in rouw.

Als hij even later een eenzame man uitbeeldt door zijn agenda te pakken, en de dagen opsomt die hij nog vrij heeft, weet hij een meelevende glimlach op te wekken en uiteindelijk zelfs een schaterlach. ‘Morgen ben ik vrij. Overmorgen ook. De rest van de week kan ook nog. Juni, juli, augustus… Met kerst ben ik vrij, alleen niet de middag op de eerste. Dan ben ik bij mijn moeder. 2010 kan ook, alleen niet op 2 februari. Dan ben ik jarig.’

Hij sluit zijn verhaal af met de woorden: ‘In 2008 I received an e-mail from Jérôme Bel, in which he asked me to make a performance about my life for the Springdance Festival in Holland. So… Here I am.’ Hij verlaat het toneel onder daverend applaus. (Rianne Werring)
naar boven