Deel 2
Deel twee van ons festivalverslag, met dit keer een internationale mix van Indonesische jungle-romantiek, Noorse trollenjagers, Spaanse circusbombast, Amerikaanse gekken en Japanse liefde.
Inhoud: At World’s End | The Troll Hunter | Balada triste de trompete | The Ward | Milocrorze
Gestuntel in de jungle
At World’s End (Ved verdens ende)
Tomas Villum Jensen • Denemarken, 2009
De ongelofelijk productieve scenarist Anders Thomas Jensen en regisseur Tomas Villum Jensen leveren met At World’s End een luchtige en ouderwets degelijke avonturenfilm af, die vol komische scènes zit (hoe leg je aan het niet-Engels sprekende kamermeisje uit dat je toilet niet werkt?) en ook door het charmante gekibbel tussen Adrian en Beate herinneringen oproept aan Romancing the Stone (1984). Ook qua muziek, special effects en filmposter lijkt de film zo uit de jaren tachtig gestapt te zijn. Groot verschil is dat At World’s End een stuk zwarter is in z’n humor en explicieter in het tonen van geweld.
Terug naar boven
TROL!
The Troll Hunter (Trolljegeren)
André Øvredal • Noorwegen, 2010
Drie studenten zijn op het spoor van een wildstroper genaamd Hans, die aanvankelijk niet gediend is van de pottenkijkers, maar uiteindelijk toch openheid geeft. Wat blijkt: hij is geen stroper maar een trollenvanger. De Noorse regering heeft namelijk een aantal gebieden aangewezen die fungeren als trollenreservaat (voor de grotere exemplaren worden hoogspanningskabels als schrikdraad gebruikt) en zo nu en dan ontsnapt er eentje die geliquideerd moet worden. Dit regeringscomplot is in al z’n onwaarschijnlijkheid even vermakelijk als overtuigend vormgegeven, waarbij het trollenuniversum een nogal complexe blijkt te zijn. De personages mogen dan diepgang ontberen en hun acties niet allemaal even slim zijn, scenarist en regisseur André Øvredal brengt het wel met de nodige humor. Bovendien overtuigen de CGI-trollen en zijn de paniekerige nachtbeelden, net als bij veel genregenoten, weer erg effectief.
Terug naar boven
Origineel, bombastisch rommeltje
Balada triste de trompeta
Álex de la Iglesia • Spanje, Frankrijk, 2010
Stilistisch doet de film van Álex de la Iglesia (Crimen ferpecto) in de verte denken aan het werk van Terry Gilliam en Guillermo del Toro, maar na een veelbelovend begin (met erg fraaie openingscredits) wordt de kijker in toenemende mate overvoerd met een overdaad aan bombast. De symboliek en de vele verwijzingen naar het Spanje van dat moment zijn niet van de lucht, zonder dat precies duidelijk wordt wat de diepere gedachte is. Moeten we het circusgezelschap, met z’n tirannieke, gewelddadige baas en overige leden die hun ogen hiervoor sluiten, zien als symbool voor de Spaanse maatschappij? Waarschijnlijk, maar echt overtuigen doet het niet. Het wordt weliswaar met veel vaart en de nodige geweld gebracht, maar stuitert van historische allegorie via liefdegeschiedenis en bombastische horror naar actie-epos. En daartussen zit ook nog wat humor verwerkt. Het geheel is een rommeltje. Zeker: een erg origineel en extravagant rommeltje, maar desalniettemin een rommeltje.
Terug naar boven
Niet verrassende terugkeer
The Ward
John Carpenter • VS, 2010
Genregrootmeester John Carpenter (Halloween, The Thing) keert na een hiaat van bijna tien jaar terug op het witte doek met een oldskool spookhuisfilm waarin slechts op een aantal vlakken (de fraaie cameravoering bijvoorbeeld) zijn hand zichtbaar is. Groot zwaktebod en knelpunt van The Ward is het script: origineel is het absoluut niet. Dat hoeft op zich niet, maar zodra het aan de uitvoering schort, stort het spookhuis als een kaartenhuis ineen. Het aantal echt effectieve schrikmomenten is namelijk erg laag, het moorddadige wezen voorspelbaar en niet echt eng, en de ontknoping niet verrassend en vergezocht. Een film kortom die in het oeuvre van Carpenter misstaat, maar gezien zijn productie van de laatste twee decennia is ook dat weer niet geheel verrassend.
Terug naar boven
Gekleurde gekte
Milocrorze
Yoshimasa Ishibashi • Japan, 2010
Regisseur Yoshimasa Ishibashi is videokunstenaar en maakte elf jaar lang korte filmpjes voor de Japanse televisie. Zijn absurdistische humor en gevoel voor visuele flair druipt van deze felkleurige, hoogst originele film af. De setdesign is oogstrelend, de (weliswaar soms wat flauwe) visuele grapjes geslaagd, en en passant passeert een enorme buslading bloedmooie vrouwen de revue. Met gemak wisselt hij een idiote actiescène af met een nagelbijtende scene in een gokpaleis, om vervolgens met een waanzinnig samoeraigevecht in slow motion op de proppen te komen. Dat de drie delen niet echt een perfect geheel vormen en de maker weinig opheeft met een happy end, drukt de stemming in z’n geheel niet. Wat een origineel en curieus werkje, wat een fijne verrassing is dit weer, denken we als we hoofdschuddend en glimlachend de zaal verlaten.
Terug naar boven