AFFF 2007
Ga hier naar het overzicht van het festivalverslag.
24 april
Inktzwarte komedie
How to Get Rid of the Others (Hvordan vi slipper af med de andre)
Anders Rønnow Klarlund, 2007
Het is tegenwoordig bijna een unicum: een politiek geladen film uit Denemarken. Rønnow Klarlund (de excentrieke regisseur van onder andere Strings) durft in de zwarte komedie How to Get Rid of the Others Denemarken als doorgedraaide politiestaat te presenteren, waarin criminelen, uitkeringstrekkers, ziektekostenmakers, alcoholisten en ander asociaal tuig volgens een kraakhelder systeem uitgeroeid worden door militairen, met goedkeuring van een marionettenregering. De film draait om een groepje potentieel ter dood veroordeelden, waaronder één politieke activist die het systeem probeert te saboteren.
Als inktzwart toekomstbeeld voor de Deense verzorgingsstaat overtuigt Rønnow Klarlunds film helaas maar heel even, want al gauw wordt duidelijk dat hij de voorkeur geeft aan wrange komedie, waarin sociale en politieke relevantie ondergeschikt is aan harde grappen (grove, nauwelijks verhulde uithalen naar een bestaande politieke partij en een dosis wrede galgenhumor). Dat is jammer, maar wellicht heeft de regisseur met deze enerverende en gewaagde film baan geruimd voor een oprechtere aanpak van dezelfde thematiek. (Paul Caspers)22 april
Grappig wreed
The Host (Gwoemul)
Joon-ho Bong, 2006
Als je een moeilijk onderwerp in een film wilt behandelen moet je het tastbaar maken. Dat is de makers van The Host goed gelukt: het door milieuvervuiling gemuteerde monster ziet er levensecht uit. De gruwel gaat er stante pede vandoor met het dochtertje van Park Gang-du (Kang-ho Song), een nietsnut die werkt in het etenswarenstalletje van zijn vader.
Regisseur Joon-ho Bong verspilt geen tijd: tien minuten na aanvang van de film dendert het beest in het volle zonlicht over een recreatieveldje, kwijlend en mensen verslindend. Toch lukt het Bong om tegelijkertijd ook allerlei belangrijke informatie te introduceren, zonder dat de film aan vaart inboet. We leren het hele gezin Park én hun familiedynamiek in minder dan geen tijd kennen, waarna ze erop uittrekken om Gang-du’s dochter terug te vinden. Bong neemt de tijd om de personages alleraimabelst te maken, en voert er dan een paar aan het monster.Dat klinkt allemaal hartverscheurend en wreed, maar soms is het ontegenzeggelijk grappig; een beetje als de scène met het oor, uit Reservoir Dogs. Te beoordelen naar het aantal open doekjes is The Host een goede kanshebber voor de publieksprijs Silver Scream Award. Een paar kanttekeningen dan: het ongedierte lijkt verdacht veel op een beestje uit een computerspelletje dat niemand heeft gespeeld (Dominant Species), en aan het einde komt alles dodelijk serieus goed. (Paul Boon)
Tijdsparadoxen
The Girl Who Leapt Through Time (Toki wo kakeru shôjo)
Mamoru Hosoda, 2006
Als ik niet al een waarschuwing had gekregen van de frikkenpolitie, zou ik het meisjesmanga noemen. Maar het is natuurlijk anime. In dit geval met een sciencefictionrandje, want Makoto ontdekt dat ze door de tijd kan reizen. Nu kan ze al die momenten dat ze een flater slaat, weer terugdraaien.
Jammer dat niemand op de speelduur heeft gelet. Regisseur Mamoru Hosoda spoelt eindeloos heen en weer tussen drie of vier flauwe scènes, en op het einde probeert hij nog een paar tranen uit de puberharten te wringen met een niet of nauwelijks geïntroduceerde romantische verhouding. Het meest onuitstaanbaar is The Girl Who Leapt Through Time echter als ze de zaak proberen uit te leggen. Alle denkbare tijdsparadoxen worden genegeerd, en de makers spreken zichzelf nog tegen ook: door twee alternatieve oorzaken van het fenomeen te geven. Dat jonge meisjes een markt zijn daar wil ik wel aan, maar je hoeft hun intelligentie toch niet te beledigen? (Paul Boon)
Nonsens
The Fountain
Darren Aronofsky, 2006
Pi was goed. Requiem For a Dream was goed. Dus de zaal zat in spanning te wachten op The Fountain, want zo langzamerhand is Darren Aronofsky een beetje een fenomeen aan het worden. Een nieuwe auteurfilmer wellicht, en niet ver uit de buurt van Hollywood: echt iets speciaals.
The Fountain is zo speciaal, dat je in eerste instantie niet het idee hebt dat je naar een film kijkt. Tussen de vreemde kleuren, onverwachte camerahoeken, het geheen-en-weer tussen Spanje tijdens de Inquisitie, het heden en een soort verre toekomst valt bijna niet op dat Aronofsky de minst originele, maar meest wijd verbreide pseudo-wetenschappelijke hypotheses over het christendom, boeddhisme en de Inca’s op een hoop heeft geveegd. De ontdekking van de hemel revisited.Maar de druppel komt als Hugh Jackman (wat laat die man zich toch wijsmaken door zijn impresario?) met een ouderwetse kroontjespen een ring tatoeëert op zijn vinger à la Pamela Anderson. Of misschien is de druppel al even daarvoor, als Jackman de kroontjespen cadeau krijgt van zijn aan kanker stervende vriendin (Rachel Weisz): of hij even een einde aan haar roman wil kalligraferen. Haar manende woorden, “Finish it”, worden tot in den treure herhaalt, tot de kijker het begint mee te mompelen. Nonsens, maar zoals je het nog nooit hebt gezien. (Paul Boon)
European Shorts
Scène uit Silence is Golden |
Guillaume Delauney maakte met Nocturne een schijnbaar op het Duits expressionisme geënte animatiefilm, over prooi en jager in een stemmig bos. Uil en pad, auto en kat: grappig en fantastisch vormgegeven. En aan het expressionisme herinnert ook het absurde Frank, een stille griezelfilm van Adam McAlavery, over een wandelaar die in een grot een menselijke radijs vindt. McAlavery bewijst dat je met minder vaak beter af bent: Silence is Golden, van Chris Shepherd, verdrinkt in de luidruchtige en kermisachtige effecten. De kijker zou zich verplaatst moeten voelen in een kinderfantasie, maar het knoertharde Cockney dat de hoofdpersoon uitkraamt maakt je bijna even horendol als de moeder van de hoofdfiguur wordt van de irritante buurman.
Het opdringerige ‘sociale bewustzijn’ van Shepherd is in ieder geval niet zo onverdiend arrogant als Birthday Boy, dat een soort complicatie lijkt van David Finchers The Game. Een kind van rijke ouders krijgt het ultieme cadeau: een levensechte ontvoering. Regisseur Chris Mitchell wilde voor de vertoning liever nog geen commentaar geven: goed idee.
Scène uit Dilemma |
En zo waren er wel meer filmpjes die de structuurzuchtige recensent met elkaar kan spiegelen: Carl Zitelmanns Temerario, Hugo Sanz’ Les ojos de Alicia, Boris Paval Conens Dilemma en Simon Boveys The Un-Gone deden wat intellectuele diepgang betreft niet voor elkaar onder. Maar de manier waarop ze hun respectievelijke thema’s aansnijden maakt het verschil. Temerario is een 3d-animatiefimpje met veel westerninvloeden, geplakt op de hoes van de eerste Muse-plaat. In Les ojos de Alicia moet vrouw leren weer van het leven te houden, door zich geblinddoekt op te sluiten in een ziekenhuis. De twee proberen de kijker te overtuigen met karrenvrachten symboliek en melodramatische privé-filosofietjes, en zondigen zo tegen het aloude adagium show, don’t tell.
Scène uit The Un-Gone |
Daar tuinen Dilemma en The Un-Gone gelukkig niet in. De tijdreisproblematiek in het hyper-Nederlandse Dilemma – wat zou je doen als iemand op het punt stond geraakt te worden door een auto, en zou het iets oplossen – wordt op een begrijpelijke manier uitgelegd (en veel korter dan in bijvoorbeeld Mamoru Hosoda’s The Girl Who Leapt Through Time). The Un-Gone laat de nare gevolgen zien van transporters: die dingen waarmee Spock en Kirk in Star Trek hier dematerialiseren en daar weer tevoorschijn komen. Maar wel zo dat zelfs de meest fervente Star Trek-hater zich even achter de oren krabt. (Overigens lijkt de plot sterk op Star Trek: The Next Generation-aflevering Second Chances, waarbij eerste officier Riker gedupliceerd blijkt bij gebruik van het reisapparaat. Ik dwaal af.)
Melige zombievoorlichting nog in Guy’s Guide to Zombies en een kortfilm waarvan de organisatie ook niet echt kan uitleggen wat-ie in het programma doet (daar het niets met fantasy of horror of iets dergelijks heeft uit te staan) – wat overigens geen oordeel over de kwaliteit is. Maar de beste kortfilms in deze eerste serie zijn zonder twijfel Gabe Ibáñez’ Maquina en Géza Toths Maestro. De laatste een Pixar-achtige prijsschieter vol koddige details, met een heuse Oscarnominatie op zak; de eerste een mix van modefotografie, vaginae dentata en David Firths Spoilsbury Toast Boy-vuiligheid. Behoorlijk goor, maar daar komen we immers voor. (Paul Boon)
Scène uit Violeta |
Violeta, la pescadora del mar negro is een ranzig en naargeestig stop-motion filmpje over een meisje met een luguber gezin. Mooi vormgegeven en de sfeer wordt goed neergezet. Een gevoel van gruwel blijft na de film nog even hangen. Maquina is een artistiek in elkaar gezette film over een vrouw die op vreemde wijze een mysterieus apparaat in haar baarmoeder gezet krijgt. Met bombastische muziek en onheilspellende beelden wordt het verhaal op verschrikkelijke en soms geestige wijze gepresenteerd. Door de korte duur kan de film tot het einde blijven boeien. (Anouk Werensteijn)