Anders leren denken
Karel van het Reves levenswerk is voltooid. Vele jaren en zeven delen heeft het in beslag genomen, maar nu is het er dan toch. Iedereen die goed wil leren schrijven, zou het in al zijn volledigheid op de plank moeten hebben staan.
Enkele maanden geleden mocht cabaretière en schrijfster Paulien Cornelisse in De Wereld Draait Door een Nederlander nomineren voor de onbegrijpelijke ‘Denk Anders’-clip van het programma (met als enige criterium: er moest beeldmateriaal van de dwarse denkers beschikbaar zijn…). Cornelisse koos voor Van het Reve. Karel dus. Onbegrip aan de stamtafel van de Nederlandse culturele wereld. Ja, Karel was een groot schrijver, maar om een van de achttien Nederlanders te worden die Nederland hadden veranderd, ging dat niet wat ver?
Een dag later werd Van het Reve met harde hand weer uit de lijst verwijderd, ik meen door Jeroen Krabbé. In zijn plaats kwam Albert Mol. Niemand aan tafel leek verbaasd. Enkele dagen later werd Ramses Shaffy uit de lijst verwijderd door Richard Krajicek, omdat die de muziek niet zo kon waarderen. Prima reden, zou je zeggen. In de verontwaardiging die volgde werd de oud-tennisser gelyncht en als een ontoerekeningsvatbare barbaar de studio uitgejaagd.Het zou een onderwerp voor een stukje van Van het Reve zelf geweest kunnen zijn.
Karel-bijbel
In dit zevende deel van Van het Reves Verzameld Werk (in schitterende dundruk, alsof we met de Bijbel te maken hebben, wat in een bepaald opzicht natuurlijk ook zo is, een Karel-bijbel) wordt het leeuwendeel van de inhoud gevormd door zijn gesproken columns voor de Wereldomroep (eerder gebundeld in Luisteraars!) en de cursiefjes die hij in de herfst van zijn leven in Het Parool schreef.
Zevenhonderd pagina’s met columns – aangevuld met een apologie met reacties op een aan hem aangeboden liber amicorum, een behoorlijk vilein maar vooral onbegrijpelijk stukje voor wie dat vriendenboek niet heeft gelezen – is wat veel van het goede. Zeker in zijn laatste serie Parool-columns begint Van het Reve zich opvallend vaak te herhalen, waarschijnlijk een gevolg van enerzijds zijn in zijn afscheidscolumn schrijnend beschreven vergeetachtigheid (‘Ik zink weg in een poel van vergetelheid. Vaarwel.’) en anderzijds van het ongemak dat de schrijver bevangt als hij zijn eigen werk terug moet lezen.
De onzin van Maaike
Soms ook berijdt Van het Reve stokpaardjes die hij al vaker gezadeld heeft: de onjuistheid van de opinis communio dat Philips best een eeuwig brandende gloeilamp zou kunnen ontwikkelen (lees hiervoor Uren met Henk Broekhuis), maar dat men dat met het oog op toekomstige winstmarges niet doet. Of de vermeende wereldvreemdheid van de literatuurwetenschap, die hij na zijn Huizinga-lezing van 1978 in een column in 1990 over promovenda Maaike Meijer (schrijfster van de vorig jaar verschenen en uitbundig geprezen biografie van Vasalis) nog maar eens op de korrel neemt. Aanleiding is een uitspraak van Meijer dat ‘gedichten pas klassieke literatuur worden als professionele lezers er iets mee doen’:
Wat ik me in zulke gevallen afvraag: zou Maaike die onzin zelf geloven? Dat is een vraag waar ik bij dat soort uitspraken altijd weer mee geconfronteerd word en waar ik geen antwoord op weet. Vroeger dacht ik dat iemand die iets dergelijks beweerde daar zelf niets van geloofde en wel degelijk wist dat hij de kluit bedonderde. Maar met het klimmen der jaren ben ik gaan twijfelen. De laatste tijd denk ik dat er in zulke gevallen – het verkondigen van baarlijke nonsens – een soort verdubbeling optreedt: hoe duidelijker Maaike ziet dat het onzin is wat ze beweert, des te vaster gelooft ze erin.
In een alinea als deze raakt Van het Reve de kern van zijn eigen werk. Hij bezit een aanstekelijke nuchterheid waarmee hij morrelt aan schijnbare zekerheden. Waarom komt een groot dichter als Nijhoff weg met rijm dat leerlingen op de middelbare school al wordt afgeleerd? Hoe kun je je beloning opeisen als je iemand omlegt (i.c.: Salman Rushdie) over wie een fatwa is uitgesproken? Hoe lang zal het duren voordat iedereen de geschriften van Freud classificeert als de nonsens die zij zijn? Van die dingen.
Columnistentrucs
Van het Reve was een groot denker en een groot humorist, al staat de humor in zijn stukken vaak niet centraal. Het vormt de bijvangst van een scherpe observatie, iets waarin Van het Reve, in de verte, verwant is aan Theo Maassen, maar ook aan iemand als Bert Wagendorp. Maar uiteraard past ook hij soms aloude columnistentrucs toe. Een jeugdherinnering (met ‘mijn broer Gerard’), een lezersoproepje (goed voor drie opeenvolgende stukjes) of het enthousiasmerend onder de aandacht brengen van een onterecht onbekend gebleven auteur (John O’Hara); ze maken onderdeel uit van het vertrouwde repertoire van de columnist die nou eenmaal niet iedere keer met een originele invalshoek kan komen.
Sommige columns hebben vanzelfsprekend hun actualiteitswaarde verloren. Met name de artikelen over de ontwikkelingen in de Sovjetunie zijn in retrospectief weliswaar aardig om te lezen (‘Bestaat de Sovjetunie over vijf jaar nog? Wordt Dokter Zjivago binnen nu en tien jaar in Rusland gedrukt?’), maar missen de scherpzinnigheid van de niet-actualiteitsgebonden stukjes. Karels scherpe inzichten zijn in die gevallen door de geschiedenis aangetast of ingehaald.
Oorspronkelijkheid van denken
De grote kracht van het werk van Karel van het Reve is dat hij met een heldere, haast naïeve blik de wereld aanschouwde en die blik in al even helder, bijna naïef proza durfde te noteren – niet vertroebeld door welke modieuze mening of heersende opinie ook. Af en toe wordt die naïviteit je wat te veel, zevenhonderd pagina’s en honderden stukjes lang. Even vrees je dat Van het Reves lichtzinnigheid als het gaat om citaten of boektitels niet meer is dan de gespeelde nonchalance van het slimste jongetje van de klas, dat verbaasd is om een negen boven zijn proefwerk te zien staan en blijft bezweren dat hij nauwelijks geleerd had.
Toch ontwaar je ook in die stukjes – ik zal ze, in de geest van de schrijver, niet citeren, omdat ik ‘het boek even niet bij de hand heb’ – vaak een gedachte die meer dan de moeite waard is, die je uitdaagt zélf ook zo te denken. Van het Reves Verzameld Werk is één groot pleidooi voor oorspronkelijkheid van denken. Hij was geen briljant schrijver, geen onovertroffen stilist en niet iemand met een fantasie om in verbijstering voor door de knieën te gaan. En toch had Cornelisse volkomen gelijk. Het is een kijk op schrijven en nadenken die iedereen ter harte zou kunnen (moeten) nemen. Ook Jeroen Krabbé.