Volk en verbeelding
Denker des Vaderlands René ten Bos schrijft met Het volk in de grot een actueel boek dat klassiek filosofische thema’s aansnijdt.
Ten Bos gebruikt graag metaforen om zijn denken uiteen te zetten. De grot blijkt een metafoor die vaker voorkomt in de geschiedenis van het denken. De metafoor van de grot duikt veelvuldig op, vanaf de eerste mensen die op haar muren tekenden tot de moderne ‘bubbels’ waarin wij nu schijnen te leven.
Verlichting
De bekendste grot uit de geschiedeis is natuurlijk die van Plato. In zijn grot-allegorie wordt duidelijk hoe de mens die denkt dat de schaduwen die hij ziet werkelijkheid zijn, zich vergist. Het blijken afspiegelingen van ‘echtere’ voorwerpen. De enkeling die naar de bron van het licht op zoek gaat en daar – na een pijnlijke verblinding – de werkelijkheid onder ogen komt, ziet hoe hij altijd in een schijnwereld heeft geleefd. Hier zou het verhaal kunnen stoppen. Maar dat doet het niet. Deze ‘wijze’ besluit om terug de grot in te gaan, om zijn medemensen te ‘verlichten’. Precies dit laatste staat centraal in Het volk in de grot.
Vormeloos geheel
Maar wie is dat volk waar zo vaak over gesproken wordt? Ten Bos begint zijn boek met een poging antwoord te geven op deze vraag. Aan de hand van bekende denkers als Judith Butler en Giorgio Agamben komt hij tot een benadering. Dit zou al snel een langdradige verhandeling kunnen worden, maar de Denker des Vaderlands neemt je in fijne bewoordingen en heldere taal mee. Het volk zweeft tussen ‘insluiting en uitsluiting’ en is vormloos. Het is niet een tegenovergestelde van ‘elite’ maar veeleer een niet afgebakende ruimte waar iedereen toe kan behoren. Ten Bos komt dus niet met een definitie, want als die er al is, dan is die wel dat het volk nooit gedefinieerd kan worden. Toch wordt voortdurend en van alle kanten gepoogd het volk wél af te bakenen. Het volk is dom, het volk, dat zijn de arbeiders, het volk wordt niet gehoord en zo verder.
Hoogmoed van de wetenschap
Sinds Plato is er eigenlijk niet veel veranderd in de manier waarop geleerden, denkers en wetenschappers zich geroepen voelen om het volk te verlichten. Maar zit dat volk daar eigenlijk wel op te wachten? Waarom mag het niet in de grot blijven, waar het zich zo prettig voelt? Ten Bos laat zien dat dit een terechte vraag is, en nog altijd actueel. In tijden van nepnieuws – waarin iedereen in zijn eigen ‘grot’ zit – is de waarheid weer een felbevochten recht dat door politici van links tot rechts geclaimd wordt. Maar die ene vraag blijft prangend. Waarom moeten we zo nodig die grot uit? Waarom moet het volk opgevoed worden, onderwezen, uit de schaduw komen en verlicht worden? Ten bos neemt ook de niet filosofisch ingewijde lezer mee in het denken over deze kwestie. Hij schrijft toegankelijk, persoonlijk, scherp en bij vlagen op een vermakelijke manier cynisch.
Geborgenheid
Ook Nietzsche, een door Ten Bos geliefde denker, bekritiseerde eind 19e eeuw al deze drang naar ratio en kennis. ‘Ook de verstandigste mens heeft van tijd tot tijd de natuur weer nodig, dat wil zeggen zijn onlogische grondhouding tegenover alle dingen.’ Zo bezien is het misschien wel menseigen om de schaduwrijke grot te verkiezen boven het kille licht van de werkelijkheid. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk verlangen wij allemaal terug naar de geborgenheid van de baarmoeder. Wie heeft gegronde redenen om ons daaruit los te trekken? Ten Bos kiest geen kant, maar geeft een sterk pleidooi voor het stellen van deze vraag.
Het volk in de grot bevraagt juist die aanname die nooit aan een kritische overweging wordt blootgesteld. Wil het volk niet liever warmte, veiligheid en gezelschap in plaats van alleen die waarheid. De grondbeginselen van intellectuelen, wetenschappers en journalisten worden in een ander licht bekeken. Dat maakt Het volk in de grot als een spiegel voor al zijn lezers, want het zijn toch vooral de geleerden en intellectuelen die een filosofisch boek openslaan. Daarmee heeft Ten Bos meteen de aandacht van het juiste publiek te pakken.