Boertige Baal raast rond in een absurde wereld

.
De voorstelling begint met een tamelijk grof gedicht dat Baal schel zingend de zaal inslingert. Hemel en aarde en sterren en schijt en drank en genot – het hele universum passeert in harde woorden de revue. Terzijde staan de notabelen, ze nemen onverstoorbaar hapjes van het lekkers dat hun is voorgezet. Hoe onbehouwen Baal ook tekeer gaat, hij is een kunstenaar, dus de burgerij blijft beleefd luisteren. Baal loopt er lomp en boers bij, met een elastiek om zijn buik om zijn broek op te houden, maar zo doen dichters dat, is blijkbaar de gedachte. De kunstenaar is degene die de waarheid zegt; zijn gehoor luistert, maar trekt zich er niets van aan.
Sukkels
~
Onbehouwen
~
Lappendeken
Probleem aan Baal (1918) is dat het vooral niet zo’n goede toneeltekst is. De jonge Brecht (1898-1956) legt zijn personage teksten van allerlei kaliber in de mond. Baal lijkt het alter ego van de schrijver zelf. Hij draagt gedichten voor. Hij houdt tirades tegen de gevestigde orde. Hij geeft filosofische beschouwingen over het leven ten beste. Steeds in lange monologen. Het stuk is al met al een onsamenhangende lappendeken. Alsof Brecht zijn teksten over van alles en nog wat bij elkaar heeft geveegd en het predikaat ’toneelstuk’ heeft meegegeven.
Ergernissen
~
Knap aan deze Baal is wel dat Zandwijk je gedachten langdurig in haar greep blijft houden. Ontregelend is deze voorstelling. Unheimisch. De mensen moeten niet op hun lauweren gaan rusten, want er valt nog een hoop te verbeteren aan de wereld. Je ervan afkeren levert niets op – zoals Baal laat zien. De enige mensen die deugen, zijn de zuiveren van geest en de onbedorven jongeren. De rest wentelt zich in eigenbelang en egoïsme in een omgeving die steeds onleefbaarder wordt. Daar heeft Zandwijk wel een punt.
Baal is tot en met 17 mei 2008 op tournee in het hele land. Klik hier voor meer informatie over deze voorstelling.