Boeken / Non-fictie

Pleidooi voor het geheim

recensie: Paul Frissen - Het geheim van de laatste staat: kritiek van de transparantie


Transparantie, openheid, openbaarheid: wie kan daar nou tegen zijn? Alleen mensen die iets te verbergen hebben, zo luidt de dominante opvatting. Paul Frissen wijst in zijn nieuwe boek op de gevaren van de almaar toenemende roep om transparantie.

Wat hebben Julian Assange en Edward Snowden gemeen met totalitaire dictators? Allemaal verlangen ze naar volledige openheid. Assange en Snowden van overheidsfunctionarissen en dictators van burgers. Dat er van vrijheid weinig overblijft wanneer totalitaire dictators de macht grijpen, spreekt voor zich. Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen oppert in zijn boek Het geheim van de laatste staat een minder gangbare opvatting: ook de door Assange en Snowden nagestreefde openheid vormt een grote bedreiging voor de vrijheid.

Het boek is een kritiek op de dominante opvatting dat tolerantie en openheid altijd leidt tot meer democratie. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk ook zo. Maar, zo betoogt Frissen, zonder geheimen – van burger én staat – geen vrijheid en geen democratie.

Dystopie

Aan de hand van dystopische romans als De Cirkel van Dave Eggers laat Frissen de gevaren zien van een samenleving waarin privacy en geheimen volledig zijn verdwenen. Maar hij pleit ook voor het belang van staatsgeheimen.

“Dat vergt – soms – geheimhouding en geheime operaties, en daarom kan geen staat zonder geheime diensten: om democratie en rechtsstaat – en dus de vrijheid van burgers – te beschermen.”

Figuren als Assange en Snowden worden gezien als vechters voor internetvrijheid en een daarmee meer democratische wereld. Want internet heeft het vermogen de politieke arena te democratiseren waardoor machthebbers en machtelozen op één niveau worden geplaatst. Frissen vindt dit een naïef én gevaarlijk ideaal:

“Hier zijn weinig dilemma’s te lezen, laat staan die van het minste kwaad. Wel valt een grenzeloze naïviteit te beluisteren als het gaat om de illusie van een wereld zonder machtsverschillen – een naïviteit die echter gevaarlijk wordt als deze de onthulling van geheimen en geheime bronnen legitimeert.”

De imperfecte wereld

En dan komen we aan bij één van de centrale punten van Frissens gehele oeuvre: het ideaal van Snowden en co is volledige gelijkheid. De paradox is nou juist dat in een democratie altijd een zekere mate van ongelijkheid nodig is. Dat komt omdat we verschillende idealen koesteren (vrijheid, gelijkheid, veiligheid) die met elkaar op gespannen voet staan. Dat is de rode lijn die door het werk van Frissen loopt en soortgelijke thema’s behandelde hij ook in eerdere boeken. Volledige gelijkheid of veiligheid gaat niet samen met vrijheid (onderwerp in De staat van verschil en Gevaar verplicht). Die imperfectie, de tragiek, daar kunnen we maar moeilijk mee omgaan (De fatale staat). Terwijl die onvolkomenheid juist het gevolg is van onze vrijheid – en die moeten we koesteren. De grootste vijand van het goede, zo waarschuwt Frissen in al zijn boeken, is het betere.

Hiermee staat Frissen duidelijk in een lijn van denkers als Isaiah Berin en John Gray die een soort pessimistisch liberalisme aanhangen. Dat liberalisme is sterk doordrongen van tragiek of, in de woorden van Frissen, van de ‘fundamentele gebrokenheid van de wereld’. Daarom moet de vrijheid volgens Frissen soms worden beteugeld om hem te beschermen: “Het transparantieverlangen wil daarvan juist weinig weten, omdat het naar eenduidigheid van informatie streeft. Contradicties, laat staan ambiguïteit, komen in het transparantiediscours niet voor.”

Langdradig

Het centrale idee dat Frissen in Het geheim van de laatste staat uitwerkt is interessant. Het minpunt is dat je dit idee na het lezen van de proloog al doorhebt – en erdoor bent overtuigd. En mocht je niet overtuigd zijn, dan raak je dat na het lezen van de rest van het boek waarschijnlijk ook niet. De onderbouwing van zijn these is zo helder dat het niet veel argumentatie behoeft. De rest van het boek bestaat min of meer uit herhalingen van de proloog en het eerste hoofdstuk.

Het grootste deel van het boek is, gezien de vele herhalingen, moeilijk om doorheen te komen. Een voorbeeld: “Daarom is het ook zo belangrijk dat politiek wordt aanvaard dat transparantie weliswaar een waarde van democratie kan zijn en de controleerbaarheid van machthebbers dient, maar dat geheimhouding onafwendbaar is in de taakvervulling van een geheime dienst.” Zinnen met soortgelijke strekking kom je, net iets anders geformuleerd, om de paar pagina’s tegen. Je krijgt soms het idee te maken te hebben met een student die wanhopige pogingen doet om het minimum aantal woorden voor zijn scriptie te halen. Niet omdat er iets mis is met zijn these of onderbouwing of omdat hij een slechte student is, maar omdat die these en onderbouwing te licht zijn voor een scriptie en beter tot hun recht zouden zijn gekomen in een essay. Hetzelfde geldt voor dit werk van Frissen.