Lichtvoetig met een zweem van nostalgie
Een Nederlandse journalist omschreef Wouter Hamel onlangs als de jeune premier van de freejazz. De muziek op diens nieuwe plaat Nobody’s Tune heeft echter niet zo gek veel met jazz te maken en al helemaal niet met freejazz. Dat is in het geheel niet erg, want Hamel verdient het om op zijn eigen merites beoordeeld te worden en niet op het predikaat dat marketeers en media hem toekennen.
De songs op deze cd zijn niet ontsproten aan de diepere lagen van de menselijke geest. Ze boren die ook niet aan. Je zou zeggen dat niemand een buil kan vallen aan deze muziek, of het zouden personen met een niet zo gezellige zielesfeer moeten zijn, die zich ergeren aan het ongebreidelde optimisme. Veel risico nemen de makers van Nobody’s Tune in ieder geval niet. Alles blijft aan de oppervlakte en ligt lekker in het gehoor. Niets aan de hand dus.
Big in Japan
In 2005 won Hamel het Nederlands Jazz Vocalisten Concours, waarna zijn ster snel begon te fonkelen. Optredens volgden in alle Nederlandse televisieshows die er toe doen. Zijn debuutalbum Hamel werd overwegend als ‘uitstekend’ besproken. De pers vergeleek hem al gauw met Jamie Cullum en inmiddels is hij ‘big in Japan’, waar Nobody’s Tune recentelijk uitkwam in een speciale editie. In mei bezoekt hij het land voor de tweede maal om een reeks concerten te geven. Een uitgebreide tour in Nederland volgt op de release van het nieuwe album.
Hamel zelf tekende voor de muziek en teksten van vrijwel alle nummers. Ze getuigen van levenslust en nostalgisch verlangen. ‘Nothing in this tiny town can bring me down’, zingt hij optimistisch, en ‘Take me back to Burstin Street’ klinkt het vol heimwee. Hunkering naar een geliefde, ‘Oh what I wouldn’t give to see you once again’. En dat alles gezongen met een aangename stem, warm en vol, die nergens dun of geknepen klinkt, ook als hij de hoogte ingaat of als de dynamiek groeit. De muziek klinkt zeer verzorgd en het is de gepolijste productie van Hamels vaste kompaan Benny Sings die eenheid aanbrengt in de variatie aan liedjes.Sterke nummers
Onder de songs is een aantal uptempo nummers, lome ballads en toch ook, inderdaad, jazzy tracks. ‘When Morning Comes’ doet sterk denken aan het werk van Burt Bacharach. Veel nummers hebben zeker hitpotentie. ‘Once in a Lifetime’ zou een sterke inzending voor het Songfestival zijn. ‘Sir Henry’ is een melig reggaedeuntje. De liedjes hebben de structuur en lengte van popsongs met coupletten, refreinen en eventueel een brug. Hier en daar is een instrumentale solo te horen, onder anderen van Benjamin Herman, bandleider en saxofonist van New Cool Collective. Achtergrondzang kleurt mede het klankbeeld in. Alle duren zo rond de drie minuten, zoals dat hoort bij popliedjes, wat de totale lengte van de cd met twaalf tracks brengt op een schamele veertig minuten.
Die veertig minuten zijn snel voorbij, vooral omdat het plezierig vertoeven is bij Hamel en consorten. Maar weer op play drukken dus. Een vrolijke noot is altijd welkom in tijden van crisis.