Pseudo-Tsjaikovski
.
Mooi niet dus. Laat het aan een musicoloog over om de pret te bederven. Beethovens tiende werd ‘gereconstrueerd’, een ware horde vergreep zich aan Mahlers ’tiende’ (waarvan nog maar één deel door Mahler zelf was afgemaakt) en ook Moessorgski moest de vernedering ondergaan om door een reeks notenstaarders te worden ‘aangevuld’. De beroemdste ‘verbetering’ is wellicht nog wel Mozarts Requiem, waar een beetje van Mozart en een heleboel van Sussmayer in zit. Schuberts ‘onvoltooide’ is dat goddank nog steeds, maar Tsjaikovski werd geen rust gegund.
Hergebruik
Om het nog ingewikkelder te maken: deze ‘zevende’ symfonie van Tsjaikovski is eigenlijk de zesde. Maar Pjotr Iljitsj, zoals zovaak door buien van heftige twijfel gekweld, keek naar de partituur, zag dat het niet goed was en de symfonie verdween in de prullenbak. Althans bijna, want naast gekwelde geest was onze Russische vriend ook een vakman, en een goede deun gooi je niet zomaar weg. Dus werden drie delen verwerkt in een pianoconcert (het derde) en herschreef hij het overgebleven stuk als de Grand Sonate voor piano.
Helaas kwam de cholera ertussen voordat het pianoconcert af was. Dat werk werd door Tsjaikovski’s leerling Tanejev afgemaakt.
Kameraad Semjon Bogatyrjev
Enter Semjon Bogatyrjev. Deze brave borst besloot in het begin van de jaren vijftig Tsjaikovski’s ‘verloren’ symfonie af te maken zoals hij dacht dat de Meester het zou hebben willen doen. Het waren de laatste en ergste jaren van de Stalin-terreur en het was ongetwijfeld een verstandige keuze je bezig te houden met de erfenis van een Grote Rus zoals Tsjaikovski en je niet te bezondigen aan moderne piep- en kraakmuziek die het régime pijn kon doen. Het probleem was echter dat kameraad Semjon niet zo’n geweldige componist bleek; zijn veronderstelling dat hij wel ongeveer kon doorgronden wat Tsjaikovski zou hebben geschreven bleek, ondanks alle studie die hij uitvoerde, een tikkeltje te ambitieus.
Levendig
Let wel: dit is een goede en belangrijke CD, en de AVRO verdient alle lof voor het produceren van dit soort uitgaven. Spijtig is wel, dat deze CD direct via de AVRO moet worden besteld, maar daar staat tegenover dat ‘ie minder dan tien euro hoeft te kosten. Kees Bakels weet van het Radio Symfonieorkest een meer dan adequate prestatie los te krijgen in deze levendige live-opname. Sommige puristen zullen zich wellicht storen aan het applaus aan het einde, maar de uitvoering verdient het zeker, niet in de laatste plaats omdat Bakels er genoeg vaart in houdt om de spanning niet te laten wegebben.
geen Tsjaikovski
Maar zijn inspanningen kunnen niet verhullen dat dit geen Tsjaikovski is. De melodieën zijn dat zeker wel, maar de orkestratie verhult bij tijden een platheid die de meester onwaardig is. Bogatyrjev maakt van het tumultueuze begin van het vierde deel (allegro maestoso) een tsjingboemfeest waar je groen van wegtrekt. Goddank heeft Bakels de ergste excessen, zoals een vre-se-lij-ke clavecimbelpartij die Bogatyrjev meende aan het vierde deel te moeten toevoegen, verwijderd. Op andere plaatsen is Bogatyrjevs werk dan wel weer heel behoorlijk. Het eerste deel klinkt nog het meest authentiek, maar dat kan ook iets te maken hebben met het feit dat dat deel door Tsjaikovski zelf al tot een pianoconcert-deel werd omgewerkt en Bogatyrjev bij die instrumentatie uitgebreid leentjebuur heeft gespeeld.
Zoals gezegd, Bakels, het RSO en de AVRO komt alle lof toe voor het weer toegankelijk maken van dit werk. Het is op zich een goed uitgevoerd, zeer genietbaar werk. Maar zie het vooral als een historisch curiosum: op zijn best aangenaam, maar nooit zo aangenaam als de echte Tsjaikovski.