Muziek / Album

Hecht trio maakt lumineus werk

recensie: Jesse van Ruller, Joris Roelofs, Clemens van der Feen - Chambertones

Jazzmuzikanten maken muziek met alles en iedereen. Niet dat ze niet kieskeurig zijn, maar het is vaak broodnodig om in meerdere combinaties te opereren. De ene keer pakt dat beter uit dan de andere keer. Persoonlijke voorkeuren zijn uiteraard van belang. Nu is er sinds enige tijd een trio in een samenstelling die een gouden greep vormt. Op het album Chambertones leveren ze daarvan het bewijs met hun samengebalde chemie.

Het kamerjazzensemble op Chambertones bestaat uit gitarist Jesse van Ruller, Joris Roelofs op altsaxofoon en vooral klarinet, en contrabassist Clemens van der Feen. Wat hierbij direct opvalt, is dat een drummer ontbreekt, waarover straks meer. Ook in een kleine bezetting kun je de structuur volstoppen, maar hier blijven de patronen heel open en helder,  terwijl de contrabas zorgt voor voldoende substantie. Op deze manier treft iedere noot doel, waarbij de atmosfeer doordesemd is van ruimtelijkheid.

Het verschil maken

~

De drie speelden al vaker met elkaar in verschillende verbanden, maar niet eerder namen ze samen een album op. Het trio koos bewust voor een bezetting zonder slagwerk. Er is wel even geëxperimenteerd met drums, om met name in rumoerige jazzclubs wat meer volume te brengen, maar toen ging het onderscheidende van de band verloren. Het ensemble dat op deze plaat is te horen met zijn kamermuziek, wijkt af van het gangbare en dat is essentieel in de jazz.

Het materiaal is voornamelijk geschreven door de drie muzikanten zelf en bestaat verder uit enkele jazzstandards plus ‘Norwegian Wood’ van Lennon en McCartney. Het melodieuze samenspel op Chambertones is verbluffend democratisch en wederzijds invoelend, waarbij ieder meesterlijk creatief is op zijn eigen instrument. De sfeer is warm en stemmig, de toon is lichtvoetig en mild. De meeste nummers hebben een matig tempo, variaties zijn er in de vorm van versnellingen binnen sommige stukken.

Herpakken
Tekenend voor de kwaliteit van dit album is dat de vertolking van ‘Norwegian Wood’ het origineel van The Beatles overtreft in etherische schoonheid. Ook Cole Porters ‘Everytime We Say Goodbye’ krijgt een buitengewone, sensitieve uitvoering. ‘August 30’ is kennelijk een bijzonder lome zomerdag, want hier klinkt het trio wel erg bedaard. De plaat dreigt in te zakken, maar dan maakt Roelofs met zijn rappe, vloeiende loopjes op klarinet de luisteraar weer alert. Het daarop volgende ‘Just In Time’ bevat gelukkig een uptempo gedeelte, waarin Roelofs en Van Ruller excellent en verbeeldingsvol soleren, aangedreven door een zeer adequaat sturende Van der Feen met zijn lopende bas.

Al dit moois is ook nog eens met een superieure opnamekwaliteit vastgelegd in de bijzondere akoestische omgeving van Muziekcentrum De Toonzaal in Den Bosch, een voormalige synagoge. De klanken op dit album zijn weergegeven in een prima gedefinieerd, warm en aanwezig geluid. Ten slotte verdient de verzorgdheid van de cd-hoes vermelding. Al met al een document van grote klasse.