Een vernieuwde variant van vroeger
Hoewel zijn oeuvre met rasse schreden groeit verschijnt Bonnie ‘Prince’ Billy op zijn nieuwste plaat The Letting Go nog altijd even eerlijk en breekbaar als vroeger. Na een hardere periode met Matt Sweeney en een meer vloeiende plaat als Master And Everyone grijpt Oldham, zijn ware naam, ietwat terug op de periode van Palace of die van Ease Down The Road, misschien het meest ondergewaardeerde album van Bonnie Billy tot nu toe. Het resultaat is verrassend: twaalf sterke, mooie en tijdloze songs.
Sirene
Oldham trok voor The Letting Go naar de studio waar Björk ook enkele albums opnam. Het resultaat is heel schoon. Het werk van Bonnie ‘Prince’ Billy klonk nooit Lo-Fi, althans niet zoals dat wel eens het geval was ten tijde van Palace. The Letting Go is hierop geen grote uitzondering. Toch onderscheidt Oldham zich op het album door alle mogelijkheden van de studio te benutten en dat alles heel subtiel in de muziek te verwerken, bijvoorbeeld met rijke strijkersarrangementen, die nergens prominent op de voorgrond treden. De stem van Dawn McCarthy, bekend van Faun Fables, is soms als tweede stem, soms als een fabelachtige sirene te horen. Het geluid is zogezegd rijk, maar ook niet zo belegen en enigszins voor de hand liggend als de arrangementen van Master and Everyone. Het klinkt doordacht, maar bevat nog genoeg spontaniteit en fijnzinnigheden om interessant te blijven.
De liefde
Oldham bekijkt zoals gewoonlijk het onderwerp ‘de liefde’ weer vanuit verschillende perspectieven, maar hier en daar is het meer verhalend. En soms zo pijnlijk vragend. Schitterend zijn dan ook nummers als Strange Form Of Life, No Bad News en Love Comes To Me, ook vanwege de getemperde manier waarop de dynamische nummers zijn ingevuld. Alles valt goed en nergens is iets te veel gespeeld. In Cold & Wet en Lay And Love gaat Oldham terug naar vroeger, waarbij de tijd van Palace weer opleeft. Toch is The Letting Go geen herhaling. Verre van dat. De cd laat zien dat Bonnie ‘Prince’ Billy het nog altijd kan.