Karakteristieke kleurcomposities van een enthousiasteling
De eerste zaaltekst van de tentoonstelling is marketing in niet mis te verstane woorden, die gebruik maakt van het rebelse imago van de bestsellerschrijver en weinig van doen heeft met kunstkritiek. Toch wil men de bezoeker er vooral van overtuigen dat Jan Cremer eigenlijk ten eerste schilder is en dat het tijd wordt dat Het Publiek dat weet. Gelukkig is dat waar.
In het Zwolse Museum De Fundatie wordt Cremers oeuvre van de afgelopen vijftig jaar getoond, waarbij de indeling van het museum (hoekjes, gangetjes, nisjes) als voordeel wordt ingezet. Het is alsof je steeds een bladzijde omslaat wanneer je weer een hoek om gaat of een deur open moet doen. De enorme werken van het laatste decennium krijgen bovendien een prachtplaats in de befaamde glitterkoepel.
De zaalteksten zijn kleine, onopvallende blokjes, die vooral een levensverhaal vertellen en niet al teveel kunsteducatieve informatie geven. Wanneer ze dat wel doen komt het geforceerd over, zoals bij de zaal die gewijd is aan zijn tijd in Ibiza. Cremer was negentien toen hij daar begon aan het schrijven van zijn ‘schelmenroman’ en prompt wordt in de verfstreken van destijds een ‘Oosterse, trefzekere schriftuur’ gezien. Dit is wellicht wat geforceerd en bovendien overbodig bij een kunstenaar die zonder al teveel nadenken lijkt te doen wat zijn schildersinstinct hem ingeeft.
Barbaar wordt kleurencomponist
Al aan het begin van de tentoonstelling wordt het duidelijk: Jan Cremer is inderdaad meer schilder dan schrijver. Zijn eerste werk is Portret oud KNIL militair, dat hij schilderde toen hij zestien was en dat al onmiskenbaar van kwaliteit is. Ook Kosmosmaannacht (18!) krijgt een welverdiende plek. En al bij Barbare, nog steeds in 1958, is een ontwikkeling te zien richting het beruchte ‘Peinture Barbarisme’. Dit was hoe hij zijn stijl zelf noemde en slaat driemaal op oorlog: op het doek, als thema op zich en tegen de kunstwereld.
De volgende stap is zes jaar later de beroemde tulpen, die hier, weer wat geforceerd, worden geduid als een combinatie tussen Warhol en Van Gogh. Ze lijken zo braaf, ineens. Nee, dan de werken van de laatste tien jaar, die weer kwalitatief net zo hoogstaand zijn als het eerste werk. De materiaalhantering heeft de barbaar inmiddels volledig onder de knie, maar wat vooral opvallend is: hij weet nu precies wat hij met kleur moet doen. Sahara Storm uit 2012 laat zien hoe goed hij is: het is een perfecte, interessante en originele kleurencompositie. Als mozaïeken zitten deze recente werken beter dan het vroege werk in elkaar, zonder dat ze hun karakteristieke ruwheid hebben verloren.
Instinctief genoegen
Cremers talent lijkt heel instinctief te zijn. Op de film waarin hij aan het woord komt zien we niet een peinzende man die met moeilijke woorden probeert zijn kunst uit te leggen, maar een drukke en energieke man die enthousiast vertelt. Het bekijken van zijn werken is voor de toeschouwer dus ook een instinctief genoegen: het is het zien van kleuren die door vernuftige composities zeer prettig zijn voor het menselijk oog en het beleven van textuur die fijn is om met je neus bovenop te gaan staan.
Heeft de kunstenaar wat te melden als schrijver? Daarover zijn de meningen verdeeld. Heeft hij wat te melden als schilder? Ja. Beter gezegd: hij heeft wat om te laten zien. Er zit namelijk misschien niet al teveel achter, maar ‘t is verdomd mooi.