Boeken / Fictie

Een radicaal onzeker meesterwerk

recensie: Louis Paul Boon - De Kapellekensbaan

In de Perpetuareeks verschijnen de grootste werken uit de wereldliteratuur. Volstrekt logisch, dus, dat dit jaar Louis Paul Boons De Kapellekensbaan werd opgenomen.

De Kapellekensbaan (1953) is het eerste deel van een tweeluik, waarvan het drie jaar later verschenen Zomer te Ter-Muren het tweede deel vormt. Louis Paul Boon (1912–1979) wilde niets minder dan de naoorlogse wereld in taal vangen, zoals Kris Humbeeck in zijn nawoord bij deze editie schrijft. Daarbij moeten we vaststellen dat ‘dat belachelijk ambitieuze project niet totaal is mislukt.’ Dat is inderdaad opmerkelijk.

In het schrijven ontstaat het verhaal

Wat wel tot mislukken gedoemd is, is een overzicht van de plot van deze breed uitwaaierende en diep gravende roman te geven. De Kapellekensbaan bestaat uit drie lagen. Ten eerste is daar het hedendaagse verhaal van een Boon-achtige figuur die een roman over het negentiende-eeuwse meisje Ondineke schrijft, dat als roman-in-roman is opgenomen. De laatste lijn bestaat uit verhalen over de Vos Reynaerde, geschreven door een kennis van de hoofdpersoon van de eerste laag.

In het schrijven ontstaat het verhaal. Er hangt een radicale onzekerheid over het verhaal van Ondineke, en ook de gesprekken die ‘Boontje’, de verteller, met vrienden en kennissen voert, lijken zich telkens in het moment te ontvouwen. Anno 1953 bestaan geen grote idealen meer: die zijn in de Tweede Wereldoorlog ten onder gegaan. Zodoende opent zich een vertelwereld die filosofisch gezien nog het dichtst bij Hermans’ sadistische, nihilistische universum ligt. Boons werk lijkt ook met eenzelfde kracht en snelheid op papier gegooid als Willem Otterspeer opmerkte over Hermans: zonder filter, zonder al te veel redactie. Qua stijl is deze roman echter anders, zelfs uniek.

Overgave

Het eerste hoofdstuk opent namelijk zo: ‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door de zakkende zon, en hoort hoe het droefgeestig schaap van mossieu colson van tminnesterie nog een laatste keer blaat vooraleer het achter de knarsende staldeur verdwijnt:’, en na die dubbele punt gaat de zin nog even verder. Gelijk schuift ‘Boontje’ de standaardtaal hier deels opzij, gelijk zitten we in een geheel eigen wereld, een universum waarin de taal opgerekt wordt om de chaos te kunnen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat De Kapellekensbaan niet de meest makkelijke roman is om te lezen. Zeker voor de Nederlandse lezer zal het zestig jaar oude Vlaams niet het meest makkelijk zijn – maar laat je daar niet door afschrikken. De Kapellekensbaan vraagt om overgave aan deze overdonderende leeservaring. Laat je meevoeren op de stroom van woorden en beelden – en daarna snel door naar Zomer te Ter-Muren.