Het ondraaglijke lijden
Esther Gerritsen is de auteur van een fijn en eigenzinnig oeuvre. Met haar nieuwe roman De trooster voegt ze daar een diepgravend hoogtepunt aan toe.
Gerritsen, de schrijver van onder meer de mooie romans Dorst (2012), Roxy (2014) en het Boekenweekgeschenk Broer (2016), toont zich in haar nieuwste boek van haar levensbeschouwelijke kant. De trooster vertelt het verhaal van Jacob, die conciërge is in een klooster waar altijd een groep mensen in retraite is, en hoe hij uit balans wordt gebracht door de komst van de gevallen staatssecretaris Henry Loman. Gerritsens roman is er een over beproeving in aanloop naar en tijdens de heilige week: niet die van Loman, maar die van Jacob.
Gebrekkig lichaam
De roman opent met Jacob die deurposten schuurt: zijn vingers zijn kapot, het hout wordt beetje bij beetje ‘blanker en gladder’. Jacob is geboren met een mismaakt gezicht, maar hij is gelukkig. ‘Ik was tevreden met mijn gebrekkige lichaam, dat brandt en slijt en toch volstaat, dat doet wat het moet doen. Ik verlangde niets.’ Die tevredenheid slaat snel om wanneer de corpulente, zelfverzekerde Loman in het klooster arriveert. Aan hem kleeft een nooit helemaal honderd procent gedefinieerd schandaal dat te maken heeft met macht en seks. In deze tijden zeer voorspelbaar.
De trooster is niet boek waar de mooie zinnen en lyrische beschrijvingen over elkaar heen buitelen; het proza is kaal als de slaapzalen in het klooster. Maar waar de kamers koel zijn – Jacob komt telkens niet toe aan het repareren van de verwarming –, is Gerritsens proza warm. Juist door het afwezig blijven van opsmuk blijkt hoe goed zij de verschillende lagen van haar personages in boort:
Er was een laatste stoel vrij aan het hoofd van de tafel. Henry Loman pakte de stoel en schoof hem aan bij de zijkant. Men zou dat een bescheiden keus kunnen noemen. De echte bescheidenen durven niet in te grijpen in de werkelijkheid zoals die hun wordt gepresenteerd. Een verlegen mens zou ineengedoken aan het hoofd plaatsnemen.
Innerlijk conflict
Langzamerhand wordt zichtbaar welke invloed Loman op Jacob uitoefent. Jacob verzet zich aanvankelijk tegen de agressie waarmee Loman zich in hun gemeenschap nestelt en ruimte inneemt. Maar je ziet hem geleidelijk aan overhellen en in conflict raken met zichzelf; hij wordt aan het wankelen gebracht. En dat allemaal omdat Loman twee uur te vroeg bij het klooster was aangekomen, waardoor Jacob hem noodgedwongen moest ontvangen, in plaats van een van de broeders.
Je kan dat het lot noemen of toeval. De trooster gaat over de kracht van het toeval, over de gebeurtenissen die een leven bepalen. Over de vraag wat wij wel en wat wij niet in de hand hebben, en hoe we daarmee omgaan. Het geloof biedt Jacob houvast en rituelen, zeker in de tijd voor Pasen, die bol staat van dergelijke terugkerende praktijken en symbolen. Het lijden van Christus, de tekst van de mis: voor Jacob zeer belangrijk, maar door de komst van Henry Loman vraagt Jacob zich af wat ze precies betekenen. Uiteindelijk stelt De trooster de vraag die alle grote kunst stelt: hoe te leven? Zoals Jacob zegt nadat hij uit het Goede Vrijdag-gebed wegloopt: ‘De lijdensweg werd me ineens te zwaar.’ Er is iets gekanteld in deze doorleefde roman.