Ere God, ere Satan
In 2004 trokken de filmmakers Kief Davidson (USA) en Richard Ladkani (Oostenrijk) naar het Boliviaanse Potosi om vast te leggen hoe kinderen dagelijks hun leven wagen in de zilvermijnen van de Cerro Rico. In hun documentaire The Devil’s Miner volgen we de 14-jarige mijnwerker Basilio Vargas. Hoewel zijn bestaan uitzichtloos lijkt, doet hij zijn uiterste best zich vanuit de hel een weg naar buiten te hakken.
Een normaal, gelukkig gezin. Dat is de indruk die je krijgt als je de broertjes Basilio en Bernardino ziet lachen en stoeien met hun kleine zusje Vanessa. Wanneer Vanessa haar armpjes rond Basilio’s nek klemt en hem lieflijk aanspreekt als pappa, wordt echter in één klap duidelijk hoe de verhoudingen werkelijk liggen bij familie Vargas. Sinds de dood van hun vader is Basilio namelijk de man in huis, wat automatisch betekent dat hij moet zorgen voor brood op de plank. Omdat de arme stad Potosi niet uitblinkt in werkgelegenheid, is Basilio gedoemd tot werken in de zilvermijnen.
Tio
Dat het werk in de mijnen van Potosi niet ongevaarlijk is, wordt duidelijk door de bijnaam van de Cerro Rico: ‘berg die mensen levend opeet’. Niet minder dan 8 miljoen mannen vonden er de dood. Toch beweert Basilio’s moeder nooit ongerust te zijn: ze zegt alle vertrouwen te hebben in de voorman van de mijnwerkersploeg. Een behoorlijk nuchtere opmerking, zeker in vergelijking met de angst die de dorpelingen hebben voor Tio, oftewel Satan die volgens hen de mijnen domineert. De mijnwerkers zitten in een bizarre geloofsstrijd: boven de grond eren ze God, onder de grond de duivel.Intrigerend
Vooral door deze geloofskwestie onderscheidt The Devil’s Miner zich van de gemiddelde Derde Wereld-documentaire. Natuurlijk zien we schrijnende beelden van kinderen in krottige huisjes of in mijnen waar het veertig graden is. Maar de aandacht voor het feit dat ze daarnaast hun God af vallen, omdat ze denken zo hun hachje te kunnen redden, maakt dit document extra bijzonder en intrigerend. In het gedeelte waarin het dorp carnaval (een onmiskenbaar Katholiek feest) viert, komen de twee geloven een paar keer tot een vreemde clash. Om te beginnen tijdens de optocht, waarin een als Tio verklede persoon op het gezin Vargas afkomt en Bernardino duidelijk bang is. Ten tweede tijdens de mis waar de gelovigen boete doen voor hun geloof in Tio. Iets waar de ietwat wanhopige pastoor ze keer op keer maar weer voor vergeeft.
Positief
Dat de filmmakers besloten hebben om het leven van Basilio te volgen, heeft ongetwijfeld te maken met zijn sterke karakter en positieve toekomstbeeld. Het gegeven dat hij naar school gaat en zijn leven niet in de mijnen wenst te slijten, geeft de kijker het gevoel dat hij wel op zijn pootjes terecht zal komen. Misschien een naïeve gedachte omdat veel mijnwerkers voor hun vijfendertigste overlijden aan stoflongen (en Basilio er al vier jaar in de mijnen op heeft zitten). Maar ach, een mens moet blijven geloven nietwaar? In deze mooie documentaire bijvoorbeeld.