Film / Films

Verdoemde machtswellustelingen

recensie: Szabó Trilogie: Mephisto / Oberst Redl / Hanussen

Mephisto, Oberst Redl en Hanussen vormen samen de Brandauer-trilogie. Zo genoemd vanwege de indrukwekkende prestaties van de Oostenrijkse toneelacteur Klaus Maria Brandauer, die in alledrie de films de hoofdrol speelt. Deze drie films van de Hongaarse regisseur István Szabó gaan over het verlangen naar macht, de daarop volgende corruptie en de onvermijdelijke gevolgen die dit heeft.

Szabó belicht in zijn ’trilogie’ de morele dubbelzinnigheid die zich vooral in de oorlogstijd pregnant manifesteert. Zijn personages worden verscheurd doordat ze moeten kiezen tussen twee kwaden terwijl ze niet kunnen en ook niet willen kiezen. Neutraliteit is echter geen optie in tijden van oorlog. Er moet worden gekozen. De problematiek van de personages begint met het feit dat ze dit niet inzien, dat ze aan deze keuze denken te kunnen ontsnappen.

Het probleem van de door Brandauer gespeelde personages is niet dat ze een compromis aangaan met de bezetter, of dat ze proberen hun eigen lijf en leden te redden. Dit is een normale menselijke reactie die in zulke situaties bijna onvermijdelijk is. Hun morele tekortkoming is gelegen in het feit dat ze niet weten waar het compromis ophoudt en het verraad begint. Ongemerkt worden ze door hun eigen verlangen naar macht meegesleept, zonder nog te worden afgeremd door morele en praktische bezwaren. Szabó’s personages zijn geen kwaadwillende despoten, maar getalenteerde kunstenaars vol eigenliefde die door en door menselijk zijn. Hij laat zien dat ze door zichzelf bedrogen worden en zo in een spagaat terechtkomen die hun uiteindelijk fataal wordt.

~

In Mephisto (1981) overkomt dit de ogenschijnlijk idealistische toneelspeler Hendrik Höfgen, die zich als snel ontpopt tot een ambitieuze tiran die er alles voor over heeft om te schitteren op het podium. Höfgen is geen nazi, hij bemint zichzelf. Hierin gaat hij ver, heel ver. Als een collega succes heeft zien we hem kronkelend en tierend achter de coulissen liggen. Verbitterd door jaloezie. Voor Höfgen is het óf alles óf niets. Als de nazi’s aan de macht komen grijpt hij zijn kans. Zij schenken hem de mogelijkheid om uit te groeien tot nationaal symbool, tot aanbeden acteur. Maar ondertussen is hij wel hun slaaf en hoereert hij met de zwijnen.

Mephisto is op grootse wijze vormgegeven in een groteske mix van prachtige decors, veelzeggende uitdrukkingen, levenloze gezichten en pathetische gebaren. Zo zien we in een snel achter elkaar gemonteerde reeks beelden hoe Höfgen voor de nazi’s alle grote toneelrollen speelt: Schiller, Shakespeare, Goethe, noem maar op. Szabo is in staat om met enkele beelden een hele wereld neer te zetten. De kitsch en de grote gebaren waar de nazi’s zo verzot op waren zet hij in om zowel de verleidelijkheid als de leegte van dit totalitaire en alles verwoestende regime neer te zetten. Met als middelpunt één mens: een groots, getalenteerd acteur die vrijwillig meespeelt in het pompeuze theater van de nazi’s en vergeet dat zijn rol werkelijkheid geworden is.

Vat vol tegenstrijdigheden

Het tweede deel van de trilogie, Oberst Redl (1985), is een stuk ingetogener vormgegeven dan Mephisto, maar draait opnieuw om dezelfde thema’s: eigenliefde, ambitie, verraad en macht. De film speelt zich af in de nadagen van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk aan het begin van de twintigste eeuw. Brandauer speelt Alfred Redl, een vat vol tegenstrijdigheden van eenvoudige Hongaars-Joodse komaf. Redl, die in het geniep homoseksueel is, maakt vanwege zijn daadkrachtige optreden en zijn ijver in sneltreinvaart carrière in het leger. Hij dringt door tot de top en komt aan het hoofd te staan van de kersverse geheime dienst, waarna hij verstrikt raakt in een ingewikkeld web van intriges en samenzweringen.

~

Ondanks zijn succes blijft Redl een buitenbeentje. Szabó zet hem vanaf het begin neer als een ambitieuze en trotse man die weinig scrupules kent, maar die tegelijkertijd ook iets kwetsbaars heeft. Al in zijn kindertijd verkiest hij het om de begrafenis van zijn vader niet bij te wonen, maar in plaats daarvan de naamsdag van de keizer mee te maken. Hij schaamt zich voor zijn afkomst, verloochent zijn familie en zijn streek- en landgenoten om zichzelf zoveel mogelijk te vrijwaren van de smet die op zijn eenvoudige afkomst ligt. De film sluit af met een huiveringwekkend slotstuk, waarin Redl als een gekooid dier door zijn hotelkamer ijlt, terwijl men buiten wacht tot hij de eer aan zichzelf houdt.

Helderziende

Met Hanussen (1988) keert Szabó terug naar de opkomst van de nazi-ideologie in Duitsland. De film draait om de soldaat die door zijn verwondingen verandert in een eenogige helderziende en de artiestennaam Erik-Jan Hanussen aanneemt. Onder leiding van een geslepen, maar goedhartige manager bespeelt hij een steeds groter publiek met zijn inzicht in de psyche van de mensen en zijn akelig accurate voorspellingen. De macht die hij via hypnose kan uitoefenen is enorm. Zo ontmaskert hij een complot dat tegen hem is gesmeed en zet hij de uitvoerder ervan publiekelijk voor schut. Het gaat mis zodra Hanussen zich in een sleutelscène laat verleiden tot politieke uitspraken en voorspelt dat Hitler rijkskanselier gaat worden. Zijn vrienden keren zich langzamerhand van hem af en de nazi’s beginnen interesse in hem te tonen.

~

Szabó brengt op minutieuze wijze de opkomst en ondergang van deze begaafde helderziende in kaart. Via zijn befaamde close-ups zit hij de personages opnieuw dicht op de huid. Veelzeggende gelaatsuitdrukkingen geven de stemmingen perfect weer. Kilheid, vervoering, angst en vertwijfeling wisselen elkaar af. De film laat duidelijk zien hoe een individu vermalen wordt door de krachten van zijn tijd en ten onder gaat door zijn pogingen die krachten te beïnvloeden. In Hanussen trekt Szabó minder registers open dan in de andere twee delen, desondanks zet hij opnieuw een overtuigend portret neer van een complexe persoonlijkheid.

Flamboyant

In alledrie de films draait het om een getalenteerd en krachtdadig mens die vanwege zijn eigen tomeloze ambitie en machtswellust ten gronde gaat. Het is een rol die Brandauer op het lijf geschreven staat. Met zijn karakteristieke kop en zijn expressieve gelaatuitdrukkingen is hij als geen ander in staat om de wisselende stemmingen en de brandende energie van deze ‘verdoemde’ personages vorm te geven. Zijn theatrale spel dat in veel andere films volledig uit de toon gevallen zou zijn, past uitstekend bij Szabó’s uitgesproken en vaak flamboyante filmstijl. Het spel van Brandauer vormt het hart van deze intrigerende trilogie, waarvan Mephisto het onbetwiste meesterstuk is.

Extra’s:
The Naked Face (interviews Szabó & Brandauer)
Koncert (korte film, 1963)
Variations on a theme (korte film, 1961)