Niets gaat ooit voorbij
Een aantal grote namen van het Nederlands toneel kwam opnieuw bijeen om Happy End op te nemen. Dit derde deel van het drieluik van Frans Weisz en Judith Herzberg is een feest der herkenning, waarin de jonge garde moeizaam overeind blijft.
Of Chaim (Geza Weisz), die trots een keppel blijft dragen, ook al is hij officieel een ‘vaderjood’. Weliswaar is Happy End volgens Weisz geen Joodse film, maar de Joodse identiteit, al dan niet gecreëerd door ‘goj’, staat nog steeds centraal.
Weerzien met de personages
Worstelen met literaire dialogen
De film is minder toneelmatig dan zijn voorganger. Meer dan voorheen wordt er naar een plot toegewerkt. Herzberg is echter het beste in het schrijven van op zichzelf staande dialogen, niet in het opzetten van verschillende verhaallijnen. Die doen daardoor vergezocht en zelfs clichématig aan. Zo wordt het ouderlijk huis van Ada verkocht, zonder dat zij daar iets van weet, maar blijft het onduidelijk waarom haar vader zo’n rotstreek met haar zou uithalen.
Happy End voelt vooral als een prettig soort reünie, met zoals beloofd een verrassend vrolijk einde. Dat einde suggereert zelfs dat de saga nog kan worden hervat, waarmee het adagium van de film, dat niets ooit voorbijgaat, eens te meer bewaarheid wordt.