Film / Films

Terreurklungels

recensie: Four Lions

Het langverwachte regiedebuut van de Britse satiricus Chris Morris, die hier zijn pijlen richt op extremisten, is rommelig uitgewerkt en kan zijn vele tegenstrijdigheden niet overtuigend dragen.

~

Chris Morris is het enfant terrible van de Britse satirici. Hij werd bekend met het samen met Armando Iannucci bedachte nepactualiteitenprogramma The Day Today. Morris wist in die serie met zijn serieuze nieuwslezersstem en zijn keurige voorkomen de meest absurde nieuwsfeiten te verkondigen, die werden aangevuld met de muziek en beeldtaal die mensen kennen van nieuwsprogramma’s. Het effect, en daarmee ook de kracht, van de serie was dat je echte actualiteitenprogramma’s niet meer serieus kon nemen. Morris volgde dit op met het controversiële Brass Eye, een serie die vooral berucht werd door een hilarische pedofilie-special waarin Morris de draak stak met hoe er in de media heisa werd gemaakt omtrent het verschijnsel.

Stupide

Deze satirische wapenfeiten zorgden voor hoge verwachtingen voor Morris’ eerste speelfilm. In Four Lions drijft Morris de spot met potentiële moslimterroristen die niets liever lijken te willen dan zich op te blazen voor Allah. Omar is de leider van een terroristencel en krijgt de kans om in Pakistan getraind te worden door jihadisten. De mannen in Omars cel zijn een typisch zooitje ongeregeld. De Brit Barry, die zich heeft bekeerd tot de Islam, is even fanatiek als stupide: hij slikt zijn simkaart in omdat hij denkt dat hij dan niet gevolgd kan worden. De andere leden van de groep zijn nog dommer dan Barry en zelfs vanuit komisch perspectief niet geheel geloofwaardig. Zo denkt de wereldvreemde Faisal dat hij kraaien kan trainen om explosieven in een gebouw te vliegen, zoals de vliegtuigen op 9-11. Waj is de grootste kluns van de groep: hij is een groot kind dat het verschil tussen konijnen en kippen niet weet.

Voorspelbaar

~

Het voornaamste probleem is dat Morris flauwe en vaak voorspelbare slapstickgrappen gebruikt die je al van mijlenver aan ziet komen, en daarmee elke neiging om te lachen wegneemt. Subtielere en scherpere vormen van humor, zoals in een hilarische scène waar Omar gebruik maakt van de kinderchatsite Puffinnet om in het geheim te communiceren over bomaanslagen, komen maar weinig voor.

Daarnaast is de film niet geïnteresseerd in de achtergrond van deze bomgekken, waardoor de karakters naast de simpele grappen nog meer verworden tot bordkartonnen parodieën. Zo is het niet echt duidelijk waarom ze ervoor kiezen om de weg van Allah op te gaan. Er wordt soms gesproken over imperialisme en joodse complotten, maar Morris toont dat de mannen zelf een deel vormen van wat ze eigenlijk bestrijden. Een mate van stupide groepsdruk gecombineerd met een soort 15-minutes-of-fame-gevoel, dat naar voren komt als ze bezig zijn met filmen van hun martelaarsvideo’s, lijkt de voornaamste drijfveer.

Ongegeneerd

~

Morris beweert dat hij jaren research heeft gedaan voordat hij aan de film begon. Daaruit bleek dat veel potentiële terroristen de stomste dingen deden, wat voor de regisseur reden lijkt te zijn geweest om zijn personages zo te portretteren. De vraag is of zijn research echt nodig was om deze komedie te maken, aangezien je met humor vrij bent om zaken aan te dikken en te overdrijven, wat Morris ongegeneerd doet. Hoe dom de echte terroristen in het onderzoek ook waren, het lijkt onwaarschijnlijk dat ze het verschil tussen konijnen en kippen niet zouden weten.

Natuurlijk is stommiteit niet ongepast in een komedie. In bepaalde gevallen draait het genre daarop, zoals in de absurde werelden van Airplane! en Hot Shots!. Toch bevindt Four Lions zich in een vreemd gebied waarin een mate van realisme (vooral in de visuele stijl) contrasteert met flauwe humor. Nog curieuzer wordt het als in het laatste deel toch sympathie wordt opgewekt voor de daad van de groep, en de sfeer iets treuriger wordt. Dit komt ook omdat de personages de absurditeiten inzien van hun handelen, maar tegelijk weten dat ze hun taak moeten volbrengen.

~

Hier probeert Morris tegenstrijdigheid in te bouwen, maar het is dan al te laat om de film serieus te nemen. En uiteindelijk is de humor op zichzelf niet sterk genoeg om de film te redden van het niet waar kunnen maken van zijn dieperliggende pretenties. Wat overblijft is een lukrake verzameling van grappen, waar Morris zeker niet alle doelwitten raakt waar hij zijn satirische oog op richt. Het is wachten op een film die kan aantonen dat zijn vernieuwende en messcherpe tv-werk succesvol kan worden overgebracht op het witte doek. Daar is Morris’ ex-collega Iannucci beter in geslaagd: hij wist de fantastische satire uit zijn serie The Thick of It over te brengen naar de film In The Loop zonder de genadeloze bite te verliezen.