Dichterlijke schilder
Na recente exposities met werk van haar in Parijs (2016) en een overzichtstentoonstelling in Hamburg (2017) volgt nu Enschede; de kunst van Paula Modersohn-Becker (1876-1907) krijgt inmiddels de aandacht die het verdient.
In Rijksmuseum Twenthe valt de nadruk in de eerste plaats op – zoals de achterflap van de fraaie en informatieve catalogus het noemt – de ‘dialoog tussen Worpswede en Parijs.’ Worpswede – het kunstenaarsdorp onder de rook van Bremen, en Parijs – waar de moderne kunst een internationale ontwikkeling doormaakte. Was ze in Parijs, dan had Modersohn-Becker heimwee naar Noord-Duitsland, was ze in Worpswede, dan verlangde ze er weer naar om in het levendige Parijs te zijn, waar het allemaal gebeurde.
Binnen deze opzet werd er in Enschede in de tweede plaats, in overleg met het Von der Heydt-Museum in Wuppertal, de grootste bruikleengever, voor gekozen om haar werk te laten zien in relatie tot haar directe omgeving, zowel in Worpswede als in Parijs.
Het heeft een schitterend afgewogen, behapbare expositie op niveau opgeleverd, waarbij ook nog eens leven en werk op een evenwichtige manier worden belicht.
Eenzame berk
Het lijkt er daarbij haast op, of een alleenstaande berk die vanaf 1900 in het werk van Modersohn-Becker opduikt (vanaf Berkenlaan in de herfst) de eenzaamheid uitdrukt die ze in deze tijd ook beschrijft in een brief aan haar ouders: ‘Het aantal mensen met wie ik het aankan over iets wat me na aan het hart ligt en raakt, zal steeds kleiner worden.’ Een romantische interpretatie wellicht, want je kan die berk ook als een vormelement zien, zoals ze dat eerder, in het gras liggend, innerlijk voor zich zag en ontwierp alvorens een penseel ter hand te nemen.
Vorm en evenwicht leert ze in Parijs kennen, in de galerie van Ambroise Vollard, in de stillevens van Cézanne. Twee schilderijen van hem, waaronder een uit de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam, laten dit duidelijk zien. Het is zelfs zó, dat een werk van Modersohn-Becker werd geweigerd voor een tentoonstelling van het Nordwest-deutsche Künstlerverband (1906), omdat het teveel op een Cézanne leek…
Lichtere toon
De toon van haar werk wordt na de periodes waarin ze in Parijs verkeert, helderder en lichter van toon. Zeker in vergelijking met de aardtinten die haar man Otto Modersohn in dezelfde tijd gebruikt. Van hem zijn op de tentoonstelling ook enkele schilderijen te zien.
Door de collectie van Gustave Fayet maakt Modersohn-Becker in Parijs kennis met het werk van bijvoorbeeld Gauguin. De invloed van diens werk op haar schilderijen is verpletterend; daar is geen voorbeeld van Gauguin – die in Enschede ontbreekt – voor nodig; dat ziet in dit geval de beschouwer met zijn/haar innerlijk oog meteen. Bijvoorbeeld in enkele portretten van zittende vrouwenfiguren.
Alles heeft betekenis
In dezelfde tijd schrijft de dichter Rainer Maria Rilke, die was getrouwd met de beeldhouwster Clara Westhoff, een vriendin van Paula Modersohn-Becker: ‘Wanneer uw dagelijkse omgeving u arm voorkomt, klaag dan niet aan haar, klaag uzelf aan en zeg tot uzelf dat u niet genoeg dichter bent om haar rijkdommen op te roepen: want voor de scheppende kunstenaar is er geen armoede en geen arme plaats zonder betekenis.’ Met in gedachten wellicht de prachtige portretten van oude vrouwen die Paula Modersohn-Becker rond 1897-1899 maakte. Daar begint de expositie mee, nadat je bij de ingang eerst de prachtige buste van Paula Modersohn-Becker door Clara Westhoff hebt kunnen bewonderen. Allemaal meer dan de moeite waard!