SS-politie beul Rauter wilde het vooral zuiver houden
Na de oorlog wist Hanns Albin Rauter (1895-1949) dondersgoed welk lot hem wachtte. Door de nederlaag van Duitsland verdiende hij de kogel. Zijn gewelddadige optreden als bezettingsbestuurder en zijn verantwoordelijkheid voor de deporatie van de Joden stonden daar los van.
Eigenlijk is het een klein wonder dat een van de grootste rotzakken uit de geschiedenis van de Duitse bezetting nu pas de biografie krijgt die hij verdient. Rauters naam prijkte steevast onderaan bekendgemaakte executiebevelen. Toch dreigde de ‘gier uit de Alpen’, door een gebrek aan belangstelling voor de daders in de vergetelheid te raken.
Sinds de eeuwwisseling is er in de historiografie sprake van een voorzichtige herontdekking van de dader en de collaborateur. Het boek van Bas Kromhout De voorman: Henk Feldmeijer en de Nederlandse SS (2012) is hiervan een voorbeeld. In het kader van zijn promotieonderzoek levert historicus Theo Gerritse een belangrijke toevoeging. In Rauter. Himmlers vuist in Nederland is het omvangrijke en over vele archieven verspreidde archief- materiaal gebundeld tot een imposante Gesamtbiographie.
Steierische Heimatschutz
Gerritse reconstrueert in zijn gedegen, maar weinig sprankelend geschreven studie, zeer precies de gangen van Rauter. Hij noemt het verlies van de Eerste Wereldoorlog hét kantelpunt in Rauters leven. Net als vele generatiegenoten in Duitsland keerde hij totaal ontgoocheld terug van het front. Rauter veranderde in een ‘desperado’ en zocht zijn heil in het paramilitaire vrijkorps Steierische Heimatschutz.
Deze rechtse, op fascistische leest geschoeide organisatie, ijverde voor het samenvoegen van Oostenrijk en Duitsland. Rauter ontpopte zich al snel als een goed organisator, maar bleef politiek gezien tot de tweede garnituur behoren. Gerritse typeert hem als de ideale tweede man, die blindelings opdrachten uitvoerde en hondstrouw was aan zijn superieuren.
Lotsbestemming
Na een mislukte couppoging van Oostenrijkse nationaalsocialisten in september 1931 vluchtte Rauter halsoverkop naar Duitsland. Aanvankelijk had Rauter een voorkeur voor de SA. Toch trad hij, ondanks een verre van smetteloze achtergrond, korte tijd later toe tot de SS. Daar vond hij een nieuw levensdoel.
Al snel droeg Rauter het schimmige ‘cultuurgoed’ en bijbehorende mythologie van zijn nieuwe leermeesters waar mogelijk uit. De kernwaarden eer, trouw en kameraadschap van de SS pasten hem als een tweede huid. Door zijn buitengewone breedsprakigheid en gretige gebruik van superlatieven trok Rauter de aandacht van Himmler. Desondanks bleef hij wederom een outsider. Rauter behoorde immers niet tot de älte Kampfer.
Tijdens de bezetting van Nederland was Rauter als politiechef verantwoordelijk voor de openbare orde. Volgens Gerritse was het vijfkoppige bestuur bloedfanatiek, maar beschikten ze elk over onvoldoende macht om een eigen politieke koers te varen. Ondanks onderlinge wrijvingen slaagden de Duitsers erin tot 1945 een collegiaal bestuur te behouden. Niet in het minst door de kruiperige houding van Rauter. Die schreef wel slijmerige brieven over de weekheid van Seys-Inquart naar Himmler, maar kreeg steeds nul op rekest.
Silbertanne
Tijdens de eerste jaren van de oorlog stond Rauter volledig achter de nazificatie-politiek. Hij had immers behoefte aan rust. Toen de Duitsers na de Februaristaking van 1941 hun masker afzetten, radicaliseerde Rauter. Nadat het Nederlandse verzet steeds brutaler optrad met aanslagen op NSB’ers én Duitse soldaten, reageerde Rauter onder de codenaam Silbertanne met het plegen van sluipmoorden op het verzet.
In de nacht van 6 op 7 maart 1945 overleefde Rauter zelf ternauwernood een aanslag nabij de Woeste Hoeve. De repressie die daarop volgde was net als Rauter meedogenloos. Volgens Gerritse was gebrek aan twijfel zijn belangrijkste karaktereigenschap. De opvoeding in een nationaalconservatief, antisemitisch milieu maakten Rauter compromisloos. Zelfs na de ineenstorting van het Derde Rijk bleef hij zijn idealen trouw. Hij was dan ook niet schuldig aan de misdaden die hem na de oorlog ten laste werden gelegd, maar had slechts trouw orders opgevolgd. Van een schrikbewind, zoals onder de hertog van Alva, was geen sprake geweest. Rauter had het als ‘ridderlijke soldaat’ allemaal toch vooral zuiver willen houden.