Ontleden voor gevorderden
Waarom zijn er zoveel talen? Wat is het meervoud van walkman? Waarom begrijpt een ander de gekke geluiden die uit mijn mond komen? Steven Pinker probeert deze, en honderden andere vragen, te beantwoorden in zijn ambitieuze boek Het taalinstinct.
Als je alles over taal wilt weten en niet bang bent voor de nodige wetenschappelijke details die bij die ambitie horen, dan zit je met dit boek goed. Pinker ontleedt in Het taalinstinct niet alleen zinnen, maar ook ons gehele taalvermogen. Van de genetische schepping ervan tot de fysieke uitvoering, van ons eerste woord tot de toekomst van de taal. Pinkers doel is om iedereen te enthousiasmeren voor taal. We zijn immers allen gebruiker en aanschouwer van dit dagelijks wonder, dus gaat ons dit allemaal aan. En daar doet hij goed zijn best voor. Pinker is grappig en gevat. In plaats van elitaire discussies over correcte grammatica probeert hij juist de dagelijkse spreektaal meer aanzien te geven.
We zijn voorgeprogrammeerd
Het taalinstinct voelt aan als een betoog. De thesis: taal is niet iets is wat wij vanuit het niets leren, niet iets wat wij hebben uitgevonden: taal is een instinct. Alle talen, zoals Noam Chomsky ooit al zei, kennen dezelfde Universele Grammatica, oftewel hetzelfde onderliggend systeem. Ergens in onze hersenen staat al een universeel taalmechanisme geprogrammeerd, de mens rest slechts de taak dit te leren toe te passen. Of dit in het Chinees, Nederlands of Russisch is maakt niet uit.
Omdat Pinker weet dat sommige van zijn standpunten niet universeel geaccepteerd zijn, gaat hij veel verder dan slechts het vertellen van een verhaal. Aan de hand van een flinke dosis humor, wetenschap, logica en een ‘overvloed aan relevante details’ gaat hij van vertellen over tot bewijzen. De vele hoofdstukken, die qua onderwerp uiteenlopen van evolutietheorie tot het taalgebruik van Barbara Streisand, zijn eigenlijk een aanrijging van voorbeelden. Deze komen van presidenten, kinderen, acteurs, subjecten van onderzoeken of uit zijn eigen leven.
Taaie wervelwind van informatie
Het zijn de vaak komische voorbeelden in combinatie met Pinkers persoonlijke en enthousiasmerende schrijfstijl die de lezer blijven aanmoedigen om verder te lezen. En deze aanmoedigingen zijn lang niet altijd overbodig. Voor een leek in het vakgebied zullen de hoofdstukken over combinatorische systemen en ontleding aan de hand van syntaxbomen een taaie wervelwind van wetenschappelijke termen en informatie zijn. Pinker schroomt niet zijn lezers basiscursussen evolutietheorie of DNA-transcriptie te geven. Niet voor niets wordt Het taalinstinct, dat al in 1994 voor het eerst uitkwam, vaak op universiteiten ingezet. Wat iets zegt over de kwaliteit, maar ook over de wetenschappelijke aard van het boek.
De Nederlandse lezer begint al met een achterstand, simpelweg omdat hij Nederlands spreekt. Pinker is Canadees en bijna al zijn voorbeelden komen voort uit de Engelse taal. Het vervangen van al zijn voorbeelden zou in dit geval het schrijven van een nieuw boek vereisen. Vertaler Peter Diderich probeert aan de ene kant zo dicht mogelijk bij het origineel te blijven door voorbeelden uit zowel het Engels als het Nederlands te geven, en vult op andere plekken Pinker aan met concrete situaties uit het Nederlands. Soms zijn Diderichs pogingen om Pinker duidelijk te maken bijna aandoenlijk. Zo vertaalt hij ‘bullshit’ als ‘rotgeintje’ en is hij zo vriendelijk om ’to chill out’ uit te leggen als: ‘Outchillen’, afkoelen, bijkomen (met name na een nacht ‘housen)’. Diderich heeft duidelijk geprobeerd de tekst zoveel mogelijk intact te houden en stuurt de lezer bij waar uitleg vereist is, maar feit blijft dat dit boek niet te lezen is zonder een basiskennis van de Engelse taal.
De aanhouder wint
Pinker slaagt er al vanaf zijn introductie in om grootste verwondering te scheppen over iets wat als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Zoals hij zegt: ‘met taal overbruggen we kloven in tijd, ruimte en kennis.’ Hij zegt ‘we’, want dit is precies wat er tussen lezer en schrijver gebeurd wanneer zij elkaar in een boek ontmoeten. Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk. Wanneer Pinker de anatomie en functie van de tong bespreekt is er een grote kans dat de lezer zelf een vinger in de keel steekt en vreemde geluiden maakt. Maar de informatie die hij wil overbrengen en de eindeloze voorbeelden zijn soms zo uitgebreid en zo complex, dat alleen de echte aanhouder met een streven naar algehele taalkennis er doorheen komt. Een nobel streven, en een die Pinker waar kan maken, maar wellicht niet een die voor het algemene publiek is weggelegd.