Bedwelming
.
Papaver is Janssens poëziedebuut. Eerder publiceerde ze twee romans, het geprezen De Kamerling (2001) en het in de kritieken tegenvallend genoemde Teresa zegt (2005). Wat direct opvalt aan Papaver is de bijzonder zorgvuldige vormgeving van het omslag. Ook wanneer we hem openslaan, ziet de bundel er goed verzorgd uit. Zelfs het ontbreken van een schutblad doet daar niets aan af, het is ofwel een gelukkige speling van het lot, ofwel een vernuftige ver- of ontbeelding van het thema van de bundel.
De poëtica
In Papaver draait het om een ’terugtrekken in taal’, zoals het motto uitdraagt: ‘in die geweld van ’n eenvoudige herinnering / in jou verdrinkte hande / om mijself weg te bêre in my woord’. Het is een fragment van de Zuid-Afrikaanse Ingrid Jonker, dat over dit poëticale streven gaat. De bundel is opgedragen aan Janssens vader, na wiens overlijden Janssen gedichten is gaan schrijven. Vreemd is het dan ook niet dat, overigens eveneens naar haar eigen zeggen, veel van haar gedichten over verdwijnen gaan.
De poëzie
Papaver opent toepasselijk met een gedicht dat een vermiste souffleuse als onderwerp heeft en eindigt met een gedicht dat de sterfelijkheid in ogenschouw neemt. Zo op het eerste oog een bundel met een plan, een logische structuur. Beheerst, gecontroleerd. Weloverwogen. Toch toont de dichteres zich geenszins een soort paralipofoob, die om noodlottige gevolgen door nalatigheid te voorkomen, compulsief rommel opruimt. Haar poëzie bevindt zich op het midden van controle en loslaten, en schurkt tegen ‘hermetische poëzie’ aan. Zinnen beginnen altijd met hoofdletters en er staan komma’s om zinsdelen te scheiden, maar nooit eindigen Janssens regels op een punt: ze verdwijnen in het wit van de pagina. Er staan vraagtekens aan het einde van sommige regels, maar die trekken iets in twijfel of stellen een vraag die volmondig onbeantwoord blijft.
Intrigerend is dat er twee titelgedichten zijn te vinden: ‘Papaver rhoeas’ en ‘Papaver somniferum’, de grote klaproos en de reeds benoemde slaapbol. Beide gedichten hebben betrekking op het thema van de verdwijning. Het eerste handelt vooral over de tragische nietszeggendheid van het leven, het tweede heeft een meer escapistisch thema: de roes. Om een andere reden zijn beide gedichten interessant: ze geven de reikwijdte aan van Janssens huidige poëtische kunnen.
Papavers
Van beide titelgedichten behoort ‘Papaver somniferum’ tot de zwakkere gedichten van de bundel. Het is wat vlak. Dat ‘vlakke’ schuilt niet in het poëtische taalgebruik of in de enigszins voor de hand liggende beeldspraak (de roes vinden we terug tussen de labia van een wat exotische vrouw), maar in de mate waarin het gedicht ‘af’ is. Wie eenmaal dé betekenis heeft doorgrond, kan het gedicht voorgoed voor kennisgeving aannemen. Omdat het gedicht nauwelijks ruimte laat voor andere interpretaties, is het uiteindelijk weinig meer dan een romantisch droombeeld.
Daarentegen heeft ‘Papaver rhoeas’ een zekere eeuwigheidswaarde. ‘Jij niets van bitterdag’ opent het – een regel die doet denken aan het Afrikaans van Jonker. ‘Speel zo met wind en licht/met klapkinderhanden die verpulveren/voor niemand/en spring het verkleinde landschap uit/tot je vergeet wat je was:’ Een volwassen gedicht, behept met effectief toegepaste poëtische elementen. Maar werkelijk weergaloos wordt het door de conclusie, volgend op de dubbele punt aan het einde van het vers. Met niets wordt iets gezegd. Wat daadwerkelijk gezegd wordt, is aan de lezer. Daarmee krijgt het gedicht een grenzeloze ruimte waarin betekenis vrij spel heeft.
Bedwelmend
Licht teleurstellend is een stijlbreuk in twee gedichten door het gebruik van uitroeptekens. Uitroeptekens vestigen aandacht op taaluitingen, in het geval van Janssen gaat het om uitroepen van afschuw of verontwaardiging. De dichteres keert zich hier tegen haar eigen poëtica. Ook maken de vlakkere gedichten, hoewel ze heus niet slecht zijn, de leeservaring minder intrigerend. Toch zijn dit slechts kanttekeningen bij een sterke bundel. Janssen werkt met een intrigerende poëtica die ze vrij consistent in haar poëzie doorvoert. Bijzonder is ook dat ze al bij haar debuut haar metier beheerst. Geen gehakkel, maar weloverwogen poëtisch taalgebruik en fascinerende metaforiek. Janssens Papaver werkt inderdaad bedwelmend.