Toen een andere toekomst nog mogelijk was
.
In 1989 viel de muur en daarmee verdween de communistische dreiging. In combinatie met andere politieke ontwikkelingen leidde dit tot een hernieuwde zoektocht naar de nationale en de Europese identiteit. Om die te vinden werd vaak ’teruggespoeld’ tot aan de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog.
In het boek nemen drie films en hun respectievelijke landen van herkomst elk een hoofdstuk in: Cinema Paradiso, (Italië, Giuseppe Tornatore, 1989), Underground, (Joegoslavië, Emir Kusturica, 1995) en Europa (Duitsland, Lars von Trier, 1991). De hoofdstukken zijn doorspekt met aanverwante films, zoals in het geval van Italië o.a. Il Postino en Mediterraneo. Galt vindt het te gemakkelijk om deze titels te zien als een product van scriptschrijvers en regisseurs die hun eigen jeugd op nostalgische wijze verfilmen. Want wie verder kijkt ziet aan de randen van het scherm de hedendaagse politieke werkelijkheid binnensijpelen. Neem bijvoorbeeld het Italië van Cinema Paradiso.
Post-war
De grote vraag die links Italië zich in 1990 stelde omtrent de Tweede Wereldoorlog was niet “Hoe heeft fascisme kunnen ontstaan?” maar “Wat ging er mis na de oorlog?”. In 1945 knetterde de hele laars van de verwachtingen over nationale opbouw. Het momentum van het linkse oorlogsverzet beloofde een nieuw, links georiënteerd Italië. Maar onder druk van de geallieerde bezetters en de katholieke kerk, kwam al in 1948 de DC (Christen Democraten) aan de macht.
Sterke anti-Russische sentimenten droegen er toe bij, dat de communistische PCI voorgoed buitenspel bleef. De DC hield oud-fascisten op lokale posten en filterde alle partizanen uit de regering. Eind 1948 won de DC de verkiezingen met een grote meerderheid. Ze bleef tot en met 1992 aan de macht.
Post-wall
Na 45 jaar coalities rondom de DC waren de grenzen tussen partijpolitiek en landspolitiek vervaagd. Hoewel een democratie met vrije verkiezingen, was de macht in Italië in feite in handen van de DC. De Koude Oorlog-retoriek had plaatsgemaakt voor verregaande corruptie en verstrengeling met de maffia. Begin 1992 kwam dit allemaal aan het licht: hele instituten stortten in, tientallen industriëlen, lokale- en landelijke politici en maar liefst drie oud-premiers draaiden de bak in. De Italianen krabden zich eens goed achter de oren en vroegen zich af wat ze nou eigenlijk al die tijd in stand hadden gehouden. Wat was het dat ze sinds de oorlog hadden opgebouwd? (Deze thema’s zijn overigens uiterst boeiend verfilmd in de TV-serie La Piovra (De Octopus), dat heel Italië aan de buis gekluisterd hield en sinds kort op dvd verkrijgbaar is).
Ondertussen was in 1989 de dreiging vanachter het IJzeren Gordijn weggevallen. Ook het plaatselijke rode gevaar, de terroristenorganisatie Brigate Rosse werd ontmanteld. Dit beroofde de DC van de armslag die ze zichzelf toegemeten had. Tot slot was er nog de druk van de Europese eenwording, die nieuwe vragen stelde aan de nationale identiteit.
Noord – Zuid
Cinema Paradiso biedt in het midden van dit rumoer een terugblik op het Italië van vlak na de oorlog, toen een andere toekomst nog mogelijk was. Het verliezen van de jeugdige onschuld van hoofdpersoon Salvatore loopt parallel aan de politieke desillusie van Italië. De bioscoop, waar het hele dorp samenkomt (het balkon gereserveerd voor de rijken) is metafoor voor wat de naoorlogse politiek teweeg brengt in het land van Garibaldi; eerst eenvoudig, dan luxueus, daarna vervallen.
In het Italië-hoofdstuk in The New European Cinema is ook veel aandacht voor de landschappelijkheid van de film. Telkens staat het landschap voor de nationale identiteit en trots. Het landschap dat zelf vrijwel onveranderlijk is, maar waarin veranderingen verwijzen naar ‘winst’ of ‘verlies’, zoals de reclameborden die op het dorpsplein verschijnen.
Hoofdkarakter Salvatore reist van Rome naar Sicilië. Deze twee gebieden vertegenwoordigen in veel opzichten de grootst denkbare tegenstelling binnen de laars. Verschillen tussen Noord- en Zuid-Italië zijn sterk en complex. Het Noorden voelt zich Europeser en commerciëler en beschouwt Sicilië als een eiland voor de Afrikaanse kust vol luie boeren. De film laat er geen twijfel over bestaan waar de menselijke waarden beter vertegenwoordigd zijn.
Studiemateriaal
De films Underground en Europa krijgen een even grondige behandeling, met, zoals gezegd, nog diverse zijweggetjes naar films van gelijke strekking. Bijkomend voordeel is, dat we zo ook nog een behoorlijke dosis Europese moderne geschiedenis binnenkrijgen. Dit ondanks de duidelijke Amerikaanse optiek; De kwistig gebruikte termen “European heritage movies” en “West European art cinema” zijn een te grove kam voor een Europeaan die er met de neus bovenop staat.
Over Rosalind Galt is weinig meer bekend, dan dat ze filmstudies doceert aan de universiteit van Iowa en dat The New European Cinema haar eerste boek is. Ondanks het begrijpelijke Engels en voldoende illustraties, is het taai als de pizzabodem van gisteren. Het soort boek, dat is ontstaan uit colleges filmtheorie… en er voor het leeuwendeel van de oplage ook naar zal terugkeren, want het is prima bruikbaar als voorgeschreven studiemateriaal, maar niet als vrijwillige vrijetijdsbesteding.