Maatschappijkritiek met een glimlach
Onlangs verschenen twee publicaties van acteur, dichter, schrijver en regisseur Ramsey Nasr (1974) bij uitgeverij De Bezige Bij. In 2005 is Nasr benoemd tot stadsdichter van de mooiste stad aan de Schelde. Het resultaat is de bundel Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Antwerpse gedichten, waarin 16 gedichten te vinden zijn over de karakteristieken van deze stad en haar inwoners. Tegelijkertijd verscheen Van de vijand en de muzikant, waarin essays, artikelen en opiniestukken geschreven tussen 2001 en 2005 te vinden zijn. In deze teksten laat Nasr zich uit over een veelheid aan thema’s, waaronder het Midden-Oosten conflict, de cultuurpolitiek in Nederland en zijn liefde voor muziek. Alhoewel de bundels op het eerste gezicht nogal verschillend van aard zijn, zijn er duidelijke overeenkomsten die beide het lezen meer dan waard maken.
Nasr legde in een interview uit dat de essays voornamelijk een belichting zijn van de samenleving en dat de gedichten de maatschappij ontstijgen. Hoewel Nasr de boeken met deze opmerking uit elkaar probeert te trekken, wordt toch duidelijk dat ‘de maatschappij’ het onderwerp van interesse is. In mijn ogen gaan beide bundels over de manco’s van ‘de maatschappij’ en tegelijkertijd over die van de individuen die deze samenleving bemannen.
Onze-lieve-vrouwe-zeppelin
Hoewel Nasr al een aantal jaar in Antwerpen woonde toen hij benoemd werd tot stadsdichter, kan hij toch als buitenstaander betiteld worden en zo stelt hij zich dan ook op in Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Wannes van der Velde, de volkszanger van het Vlaamse lied, en de Zoo worden door Nasr openlijk bewonderd. Maar de rafelranden van de stad voeren de boventoon.… Dees hier was altijd een nette buurt
met fatsoenlijke hoeren afrikanen verslaafden portugezen
albanezen polen pakistanen chinezen en proper
tramjeanetten enfin marginalen gelijk gij en ik
alles ging goe en nu krijgen we dit…
Bovenstaande alinea komt uit het gedicht Achter een vierkante vitrine. Dit gaat over de nieuwe hypermoderne Stadsbibliotheek die op vrijdag 22 april 2005 werd geopend in de Seefhoek (Antwerpen-Noord) aan een plein dat bekend stond om prostituees, drugs- en alcoholverslaafden, homocafés, huisjesmelkers en een multiculturele bevolking. Nasr raakte geïntrigeerd door de tegenstellingen tussen de (bewoners van deze) veelbesproken locatie en deze openbare voorziening en probeerde dit op grappige wijze te verwoorden. Tussen neus en lippen door worden onderwerpen als racisme en gemeentelijk falen belicht. De zwaarte van dit soort onderwerpen relativeert Nasr telkens met een luchtig gevoel voor humor. Hij brengt op die manier poëzie die toegankelijk is voor een breed publiek. Tegelijkertijd zullen de zangerigheid en de vloeiende tred van zijn zinnen ook de meer kritische lezer aan spreken.
Bij elk van de 16 gedichten geeft Nasr uitleg: hij vertelt over de achtergronden van de gedichten en schuwt het daarbij niet om af en toe een persoonlijke anekdote te vertellen. Dit geeft inzicht in de beweegredenen van de dichter en geeft ook een indruk van hoe Nasr zijn jaar als stadsdichter beleefd heeft. Ook de prachtige vormgeving van Dooreman voegt iets toe aan de bundel; we worden getrakteerd op een prettig leesbaar lettertype en een aantal bijzondere historische foto’s van de stad Antwerpen, zonder dat er sprake is van effectbejag.
Van de vijand en de muzikant
De stukken die Nasr samenbracht in Van de vijand en de muzikant (ook vormgegeven door Dooreman) zijn grotendeels al eerder gepubliceerd in dagbladen als NRC Handelsblad en De Standaard. Hij splitste de bundel in tweeën: in het deel Van de muzikant zijn 12 essays bijeen gebracht en in Van de vijand tien. Ook hier blijft Nasr dicht bij zichzelf. Zijn hartstochten – klassieke muziek, kunst, cultuur en politiek – komen uitgebreid aan bod.De eerste paar essays in Van de muzikant zijn vooral beschrijvend van aard. Nasr is helder, relativeert en nuanceert; hij verhaalt over onder andere de Vlaamse maniëristen en Palestijnse poëzie. Op de stukken is niets aan te merken: ze zijn inzichtelijk en interessant, maar er gebeurt niets ‘extra’s’. Dat hij dat wel in zich heeft, bewijst hij in de essays die politiek gekleurd zijn. Daar komt hij met expliciete meningen en is hij vol vuur, waar hij in de andere stukken ‘slechts’ vol warmte schrijft. In de artikelen waarin de Nederlandse mentaliteit ter sprake komt, neemt hij duidelijk stelling. Zijn analyses van Nederland en het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn haarscherp. Holland the Movie is bijvoorbeeld een artikel dat je dwingt Nasrs betooglijn geconcentreerd te volgen.
Nederland is helemaal niet veranderd. Ik zag mijn vertrouwde land terug. Zo te horen was alles de laatste maanden volgens schema verlopen, inclusief volkshysterie. Van Gogh lag nog niet neer of hij werd al naar oudhollands gebruik verheven tot symbool. Van Gogh de Vrije is bijgezet in het rijtje van Pim de Profeet, Hazes de Volksheld, Gumus de Lieve Illegaal, en Joos & Joes van het Zinloos Geweld. Nederland is gek op symbolen. Alles wat de werkelijkheid op afstand houdt of liever nog vervangt, wordt hier beleden als een hip geloof.
Het tweede gedeelte van de bundel Van de vijand is kwalitatief iets beter dan het eerste deel, wat te danken is aan het politieke onderwerp van de meeste essays. Het artikel De nieuwe realiteit was voor het Belgisch Israëlisch Weekblad de aanleiding om een hetze tegen Ramsey Nasr en zijn benoeming als stadsdichter te beginnen. De hysterie die ontstaat door dit soort acties in de media wordt duidelijk door het commentaar dat Nasr levert:
De Antwerpse VLD (Vlaamse Liberalen en Democraten) verricht puik werk de laatste tijd. Naar aanleiding van mijn opiniestuk over Israel werd het Antwerps stadsbestuur onder druk gezet om mij de benoeming tot stadsdichter te ontzeggen. Doodsbang dat het stadsdichterschap een politieke functie zou kunnen worden, is men er in een mum van tijd in geslaagd hier een louter politieke functie van te maken. Mijn complimenten.
Onder de titel Boekenrellen is de polemiek tussen Nasr en Walter Pauli, adjunct-hoofdredacteur van De Morgen, te lezen. Pauli reageerde nogal vuil op een artikel over de aanwezigheid van de Israëlische ambassade op de Antwerpse Boekenbeurs. Deze schriftelijke discussie tussen beide heren was in Vlaanderen al uitvoerig te volgen in de dagbladen De Standaard en De Morgen. En in dit soort geschreven discussies is Nasr duidelijk op zijn best; als hij mag reageren op de ‘onzin’ die zijn ‘vijanden’ uitkramen, komt zijn talent naar boven om hen in enkele zinnen uit te schakelen. Maar nooit op geheel agressieve wijze, altijd met een glimlach om de lippen.
Zowel de essay- als de poëziebundel geeft een boeiende blik op de maatschappij en alles wat daar fout in gaat, maar gaat ‘gelukkig’ ook over de zaken die wel mooi en goed zijn. Daarnaast weet Nasr ondanks alle misstanden de moed erin te houden. Blijf glimlachen, lijkt zijn boodschap.