Pijnlijke prachtvertellingen
Het genre van korte verhalen is in Nederland lange tijd een ondergeschoven kindje geweest, maar gelukkig lijkt daar verandering in te komen. Mocht je slechts één korte verhalenbundel lezen dit jaar, laat het dan Adam Johnsons Als het lot lacht zijn.
Met zijn vorige roman Gestolen leven, een epos over het hedendaagse Noord-Korea, won Johnson in 2013 de Pulitzer Prize. Een geweldige prestatie natuurlijk, maar niet eenvoudig te evenaren. Toch presteerde Johnson het om met Als het lot lacht de National Book Award en The Story Prize binnen te slepen. ‘There is poetry and heartbreak on every page’, zo oordeelde de jury van de Book Award. Niet onterecht noemden ze hem een van de meest getalenteerde vertellers van zijn generatie.
Inlevingsvermogen
In zes verhalen toont Johnson zich een veelzijdig schrijver. Zo verplaatst hij zich moeiteloos in een met kanker gediagnosticeerde vrouw wier gezinsleven door haar vingers glipt, een oud-gevangenisdirecteur van de Stasi die het verleden hardnekkig ontkent en twee Noord-Koreaanse deserteurs die een nieuw leven proberen op te bouwen in Zuid-Korea. Het maakt eigenlijk niet uit over wie Johnson schrijft. In ieder verhaal slaagt hij erin geloofwaardige personages neer te zetten. De personages kunnen niets geheimhouden; Johnson biedt de lezer een kijkje in het diepste van hun ziel.
Johnson windt er geen doekjes om: het leven heeft trieste en lelijke kantjes. Hij laat zien dat iedereen wel in een bepaalde strijd is verwikkeld. Op zijn best is hij in ‘Dark Meadow’, een verontrustend verhaal over een getormenteerde pedofiel die voornamelijk in gevecht is met zichzelf. Dark Meadow, zoals hij zich op internet noemt, begeeft zich in het schemergebied tussen dader en slachtoffer. Hij lijkt zijn leven te beteren, maar wordt nog steeds geconsumeerd door de online community waar hij ooit deel van uitmaakte.
Schoonheidsfoutjes
Het is jammer dat er hier en daar een slordigheidje in de tekst sluipt. Zo vertelt een voormalige Stasi-gevangene in ‘George Orwell was een vriend van me’ over haar begane misdaad. In 1985 probeerde ze samen met haar man in West-Berlijn te komen. Ze renden met een glazenwasserstrap naar de muur maar eenmaal boven ontdekten ze dat ze eerst nog een honderd meter lang terrein met prikkeldraad en waakhonden moesten zien over te steken.
Het is ongeloofwaardig dat een inwoner van Berlijn in die tijd niet zou weten hoe de muur was geconstrueerd. Dit soort onvolkomenheden moeten we Johnson echter vergeven. Het zijn slechts kleine rimpelingen in een verder meesterlijke bundeling van vertellingen.