Nuchtere ode
Met zijn wonderschone debuut in 2008 legde Paolo Giordano de lat zodanig hoog dat de druk op zijn schouders in zijn tweede roman voelbaar was. In Het zwart en het zilver lijkt hij daarvan bevrijd.
Zijn tweede roman, Het menselijk lichaam, weliswaar een mooi boek, miste toch de magie van De eenzaamheid van de priemgetallen. Het verhaal was zoveel groter, letterlijk verder gezocht, dat de precisie van zijn debuut ontbrak. Giordano maakte er in interviews ook geen geheim van dat het een zware bevalling was:
Ik schreef om te bewijzen dat ik het succes waard was, wat me eerlijk gezegd een jaar lang alleen waardeloze tekst heeft opgeleverd. Ik was alleen maar met mijn hoofd aan het schrijven. Ik voelde er niets bij.
Het valt hem hoe dan ook te prijzen dat hij na die vliegende start andere wegen in is geslagen, niet heeft geprobeerd nog zo’n zelfde boek te schrijven. Giordano blijft zichzelf uitvinden, aan de lezer de eer om dat proces van dichtbij te volgen.
Ziektebed
In Het zwart en het zilver vindt de Italiaan zichzelf meer dan ooit uit als stilist. De korte roman, met een flinterdunne verhaallijn, is heel geconcentreerd en goed geschreven. Een oudere vrouw, ‘Signora A.’, overlijdt aan kanker en heeft in de jaren voor haar dood een verlichtende rol gespeeld voor een jong en druk gezin.
Het is geen romantisch beeld van een ziektebed, geen situatie waarin mensen dichter bij elkaar komen of leren de kleine dingen in het leven meer te waarderen. Nee, vanaf het moment dat Signora A. ontdekt dat ze ziek is drijft ze bij iedereen vandaan, keert ze de levenden haar rug toe. Het verhaal is vooral een herinnering aan de gezonde, sterke vrouw die ze was. Een nuchtere ode.
Levenssap
Hoewel Het zwart en het zilver misschien een minder beeldende titel is dan De eenzaamheid van de priemgetallen, is de titelverklaring van een vergelijkbare schoonheid. Een lang citaat, maar wel een die de sfeer van de roman perfect vangt:
Ik sta stil bij de door Galenus geopperde overeenkomst tussen kanker en melancholie, die beide veroorzaakt worden door een teveel aan zwart levenssap. Terwijl ik dit lees, is het net alsof ik het kleverige sap, een stroom teer, door mijn lymfatisch systeem voel stromen, waardoor het verstopt raakt. (…) Ik denk dat de stewardess geen idee heeft van het zwarte levenssap, zoals trouwens ook Nora, die tegen mijn schouder gevlijd ligt te slapen, er weinig van weet. Uiteindelijk zijn we bijna nooit gelukkig of ongelukkig door wat ons overkomt, we zijn het een of het ander afhankelijk van het levenssap dat in ons stroomt, en het hare is vloeibaar zilver, het witste van alle metalen, de beste van alle geleiders, het metaal dat het felst weerkaatst.
Mooie zinnen, nauwkeurig en weloverwogen. Zo is de roman van de eerste tot de laatste zin; een klein kunstwerkje. Wat ontbreekt is een zekere urgentie, een spanningsboog die het verhaal aangrijpend maakt. Alleen maar verder lezen omdat het zo mooi is, voelt toch deels een gemiste kans. Maar zo mooi is het dus wel. Ik verheug me nu al op zijn volgende roman.