Boeken / Fictie

Een dolfijnvormig appartementencomplex en vallende sprinkhanen

recensie: Merijn de Boer - Nestvlieders

Merijn de Boer is een relikwie uit voorbije tijden. Vroeger ontwikkelde iedere auteur zich eerst een tijdje in de coulissen van de literatuur – in literaire tijdschriften met gezag. Dat hoeft al lang niet meer.

Beter is het tegenwoordig om op de televisie te verschijnen met een tragisch (‘heftig’) verhaal over je eigen leven, en dat vervolgens als een vorm van psychotherapie op papier te kwakken. Of een niet onaantrekkelijke vrouw van onder de veertig zijn, dat kan ook helpen.

Hetzelfde zwembad
De Boer (1982) bewandelde de al lang verouderde weg naar Rome. Hij publiceerde verschillende verhalen in De Gids en Passionate, werd redacteur van Tirade, werd ‘ontdekt’ en schreef een boek. Dat boek, Nestvlieders, is een verzameling van twee novellen en twee korte verhalen, die niets met elkaar te maken hebben, behalve dat ze behoren tot het beste wat De Boer tot nu toe schreef.

De bundel begint met het futuristische verhaal ‘Overal leegte’. In nauwelijks twintig pagina’s geeft De Boer al blijk van een veelomvattend register dat zich kenmerkt door de woorden vervreemding en onheilspellendheid. Het verhaal over drie mensen die in een reusachtig, dolfijnvormig wooncomplex wonen is een verhaal over echte mensen, gesitueerd in een groteske setting. Het is een verhaal over over de onbegrijpelijkheden van de ander. Een verhaal over een afstand die onoverbrugbaar blijft, ook al deel je hetzelfde zwembad. De schrijver geeft weinig weg, de lezer moet zoeken, teruglezen, peinzen.

In het tweede verhaal (of: de eerste novelle) van Nestvlieders gaat het over Balthasar Tak. Ook hier draait het voor een groot deel om vervreemding: een op het eerste gezicht vrij normale reis ontaardt al vlug in een soort nachtmerrie, waarin seks, wagenziekte in een hoed en vallende sprinkhanen een rol spelen. Een helvakantie met een vleugje Magnolia.

Antoon
Het derde verhaal, over de ex-kogelstootkampioen Prince, bezit ook die De Boers verhalen kenmerkende ondertoon van surrealisme. Prince woont inmiddels in Parijs, en als Ronja, zijn beste vriendin en de enige vrouw die nooit voor hem viel, hem op daar opzoekt, blijkt al zijn perfectie slechts vernis, en alleen zijn favoriete wedstrijdkogel in zijn Parijse appartement herinnert nog aan betere tijden.

Het slotverhaal is het kortste, maar tevens het beste uit Nestvlieders. In ‘Kraaien in de schoorsteen’ treurt de ik-persoon om zijn overleden kat Antoon. Het verhaal blinkt uit in subtiliteit en in beknoptheid, waardoor veel impliciet blijft. Met name de twee langere verhalen tonen de lezer soms iets meer dan noodzakelijk.

Langzaam gerijpt
Het lijdt geen twijfel dat De Boer al op jonge leeftijd zijn eigen stem gevonden heeft. Het verraadt talent en vakkennis om absurde fantasieën zo beheerst en vanzelfsprekend op te dissen als hij doet in Nestvlieders. Zijn stijl is secuur, al ontbreekt het hier en daar soms nog aan een vaste hand: een metafoor als ‘druppelend licht’ leidt af, en De Boer heeft dat soort barokke vondsten nergens voor nodig. Juist waar zijn verhalen kort en zijn zinnen sober zijn, wordt de fantasie van de lezer pas echt geactiveerd.

Als Merijn de Boers debuut iets bewijst, dan is het wel dat het langzaam laten rijpen van je talent in de kolommen van literaire tijdschriften nog altijd zijn vruchten afwerpt. De verhalen in Nestvlieders zijn als vier goede wijnen; daar moet je de tijd voor nemen.