Boeken

Van amusant tot interessant

recensie: Matthew Sweet - Shepperton Babylon: The Lost Worlds of British Cinema

De filmcriticus Matthew Sweet probeert in Shepperton Babylon iets te redden van de voorheen verguisde Britse filmgeschiedenis. Dit levert een prettig geschreven boek op, met veel humor en gevoel voor understatement.

Het begint met de vermakelijke verzameling anekdotes over de langvergeten sterren van de stomme film en het eindigt met de boeiende achtergrond van de filmindustrie eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Tussendoor wordt de strijd aangegaan met enkele hardnekkige vooroordelen.

Weinig bewaard gebleven filmmateriaal

Centraal staan de mensen die de filmindustrie bevolkten: hun verlangens, motieven, successen, desillusies, verslavingen en diverse zelfmoorden. Een boek als dit kan ook alleen geschreven worden op basis van talloze interviews met filmveteranen, want er is nog maar weinig bewaard gebleven van het originele filmmateriaal. Naar schatting tachtig procent van de cellulosefilms is verloren gegaan. Ze zijn onder andere omgesmolten omdat het perfecte grondstof bleek te zijn voor een coating op de canvas vleugels van Spitfires.

~

Zo mogelijk nog schadelijker was de Britse pers, die onophoudelijk negatief was over producten van eigen bodem, en sterren net zo snel uitspuugde als in de armen sloot. Acteurs en actrices die door Picturegoer Magazine waren uitgeroepen tot beste acteur/actrice konden een paar jaar later geen droog brood meer bij elkaar schrapen. Tegen de tijd dat Sweet zijn eerste interview houdt zijn velen al overleden, hun verhalen voorgoed verloren: “Flesh was not so recyclable as celluloid.” Renée Gadd (1908-2003) werd nog net op tijd geïnterviewd over haar korte periode van roem:

There were husbands during this period, some of them rich and good looking, but she could not remember their names without referring to the press reports of their weddings. The lovers with whom she betrayed them, however, were still lively in het mind.

Vooroordelen

Het boek begint met enkele anekdotes over de hoofdrolspeler van de (toen) populaire film Rescued by Rover. Deze film moest tweemaal helemaal opnieuw geschoten worden, omdat de originelen te veel versleten waren door het kopiëren:

At his passing in 1914, he was eulogised in the papers. The posthumous revelations that his real name was Blair and that he liked to eat shaving soap should not be allowed to dim his triumph. Nor should the fact that he was a sheepdog.

Het boek heeft een sappigheid die vergelijkbaar is met die van Hollywood Babylon van Kenneth Anger, waar de titel ook naar verwijst. Sweet doet echter veel meer dan alleen de vuile was buiten hangen. Het is duidelijk dat hij een aantal veelvoorkomende misvattingen wil rechtzetten. De hoofdstukindeling is hierdoor niet alleen chronologisch, maar ook thematisch: elk hoofdstuk een nieuw te bevechten vooroordeel.

De beruchte Cinematograph Films Act (1927) wordt gezien als belangrijke oorzaak van de aanhoudende slechte kwaliteit van de Britse film. Deze wet verplichtte bioscopen een bepaald percentage filmproducties van eigen bodem te vertonen. Het had een averechts effect; het aantal films steeg, maar de kwaliteit daalde veel sneller. Het resultaat was een enorme hoeveelheid low-budget troep, uitsluitend geproduceerd om aan het quotum te voldoen. Een roddel uit die tijd was, dat deze films in de bioscoop vertoond werden als alleen de schoonmaakploeg in de zaal was. Maar dezelfde wet zorgde ervoor, dat beleggers zeker waren van een goede return op hun investeringen in studio’s en productiemaatschappijen. Een bloeiende filmindustrie met overeenkomstige films was het gevolg.

~

Genres

De Ealing Comedies van de jaren ’50 onstonden onder deze omstandigheden. Ze staan te boek als zoetsappige niemendalletjes, maar Sweet benadrukt hun engagement, realisme en hun waarde in cultureel opzicht (alleen al vanwege hun invloed op latere filmmakers), met het onlangs herfilmde The Ladykillers als hoogtepunt. Dit argument geldt ook voor de exploitation films – sex en geweld onder het mom van artisticiteit – en experimentele films van de jaren ’60, met als diamantje van de montagetafel The Cut-Ups (1967): “This movie so disorientated audiences at the Oxford Street Cinephone that the lost-property room was soon filled with abandoned umbrellas and coats.”

De gewelddadige films met de generatiekloof als onderliggend thema uit dezelfde periode ontvangen weinig waardering van de schrijver. Sweet maakt uiteraard één uitzondering: A Clockwork Orange van Stanley Kubrick (1971).

Het een-na-laatste hoofdstuk behandelt de nudies waarin het blijkbaar gebruikelijk is om sex te vermengen met (of zelfs te vervangen door) educatie of goedkope humor. Tot slot aandacht voor experimenten rond Malcolm MacLaren en de Sex Pistols, met als enig eindresultaat het bijeengeraapte The Great Rock ‘n’ Roll Swindle (1979).

Ben je thuis in de Britse film, dan weet je net als filmhistoricus Roger Manvell dat “de goede films geen kleine verspreide eilandjes zijn, maar de toppen van een verloren gegaan continent”. En dan is Shepperton Babylon een verfrissing naast standaard kost als het zeventiendelige The History of the British Film van Rachael Low. Het is dan ook geschikter leesvoer voor de zomervakantie, en niet alleen omdat het makkelijker in de koffer past.