Twijfel en god in een prachtig landschap
In haar nieuwe bundel Het waait beschrijft Marjoleine de Vos hoe zij de wereld ziet. Eenmaal ondergedompeld in die wereld word je als lezer meegesleurd in haar worsteling met het geloof. In ruim dertig gedichten legt De Vos haar twijfels en gedachten bloot, zonder daarmee in onbegrijpelijke taal te vervallen. Want, vindt zij, poëzie is niet voor een selecte groep intellectuelen, poëzie is voor iedereen.
Marjolein de Vos is columniste bij NRC Handelsblad en schrijft daar over kunst, koken en religie. Dezelfde onderwerpen als waar ze over dicht. Eerder publiceerde ze de bundel Zeehond graag en Kat van sneeuw die qua stijl en inhoud vergelijkbaar zijn met Het Waait. Zo speelt mevrouw Despina, het alter ego van De Vos, ook in de nieuwe bundel een grote rol.
Worsteling
De poëzie van Marjoleine de Vos is gelaagd. Aan de ene kant verbeelden de gedichten een wereld waar alles in evenwicht is. Door de precieze beschrijvingen van de juiste details word je als lezer ín die wereld gezogen. ‘Het leven in Juni’ is daar een voorbeeld van:
Om mij heen is alles luidkeels in leven
de boer op zijn maaier, blatende schapen
in de esdoorn een zwartkop die roept
om een vrouwtje, uit bloemkelken klinkt
het geronk van een bij.
Stukken waar je als lezer in wegzakt en waar ook zij zelf tevreden is: ‘(…)ze bofte want een met het zijnde/ onthecht in haar lichaam, haar leesstoel in gras.’
Aan de andere kant zit er een donkere onderstroom in het werk van De Vos. Want hoe graag zij ook onthecht wil zijn (lees verlost van haar twijfel en aardse genoegens), twijfel speelt haar keer op keer parten ‘gevoelens komen de boel weer bederven’.
Door de combinatie van die twee, rust en twijfel, begint een gedicht vaak kalm, maar eindigt het meer dan eens in een machteloze uitroep om zekerheid: ‘Gezocht: docenten onthechting en vrede/ die haar kunnen voorgaan in eindelijk hier zijn.’ Maar waar komt die twijfel vandaan?
Religie
In de jaren negentig besloot Marjoleine de Vos met haar echtgenoot (dichter Tom van Deel) mee naar de kerk te gaan. Ze had moeite zich over te geven aan de katholieke tradities, maar voelde zich toch thuis. Uiteindelijk besloot ze mee te doen met de gebruiken van de kerk, anders kon ze beter niet gaan vond ze. Toch bleef De Vos twijfelen aan, en worstelen met het geloof. Aan de religie zelf heeft ze zich nooit helemaal kunnen overgeven. Haar denken is te rationeel en die eigenschap botst met geloven. Ook in haar vorige bundels en in haar columns worstelt ze met deze problematiek, maar in Het Waait lijkt er een omslag te zijn in die strijd.
In haar nieuwe bundel lijkt haar twijfel namelijk over te slaan naar verlies van geloof. ‘Kroos’ is bijvoorbeeld een allegorie over haar worsteling met religie. Dat gedicht besluit ze met de regel: ‘Spijt dat je rede/ voor raadselen verkoos.’ Het geloof, het raadsel, verliest het van de rede. ‘Mevrouw Despina’s Mislukte Mystiek’ (de titel zegt voldoende) lijkt dezelfde boodschap uit te dragen.
Ook haar man kan De Vos niet van de twijfel afhelpen blijkt uit ‘Mevrouw Despina is Wispelturig’. Daarin vertelt De Vos hoe haar echtgenoot uitlegt dat ook hij twijfelt, maar uiteindelijk wéét dat er een God is die hem opvangt als hij valt. Maar ‘Hij [haar echtgenoot] wees een weg maar zij/ steeds aarzelend, bleef staan’. Marjoleine de Vos durft zich niet zoals haar man in het geloof te storten en durft zich niet los te laten. En ‘wie zich niet loslaat leeft eeuwig gemis’, besluit ze in ‘Mevrouw Despina’s Mislukte Mystiek’. Daarom lijkt het of ze kiest zonder geloof verder te gaan. Voorlopig. Want waarschijnlijk zal ze altijd blijven twijfelen.
Stijl
De gedichten van De Vos staan bijna altijd op metrum en zijn in een sterke parlandostijl geschreven. Dat wil zeggen dat de woorden ritmisch zo zijn geordend, dat het leest als een muziekstuk. Als je begint met lezen komen de andere woorden vanzelf, alsof je een steen van een helling afrolt: na een klein duwtje rolt de steen vanzelf verder. Het volgende fragment is daar een voorbeeld van.
Ik at een zoete roos en koude kip
dat was geluk, een beek van wijn
dronk ik erbij en ook nog knappersla
verlucht met zoute vis en stralend ei.
Verder gebruikt ze veel ellipsen. Zinnen die niet helemaal zijn afgemaakt of waar woorden ontbreken, maar die geen twijfel overlaten aan de betekenis ervan. Dat is soms even puzzelen, maar zorgt ervoor dat er nooit een woord te veel staat, maar ook geen woord te weinig. Ze gebruikt zelfs schijnellipsen zoals in ‘Brief’: ‘en eeuwig gras zo groen als.’
Die combinatie van inventief gebruik van woorden, technieken, inhoud en sfeer maakt Het Waait een hele fijne bundel om te lezen. Je kunt je laten meesleuren in haar overdenkingen over religie, maar ook gewoon wegdromen in de schilderachtige wereld. De drempel naar poëzie is voor lezers vaak hoog, maar De Vos laat zien dat je diepgaande gedichten kunt schrijven, zonder daar al te pretentieus en ingewikkeld over te doen. Dat maakt de bundel geschikt voor een breed publiek, wat ook haar bedoeling is. Daarom is Het Waait een aanrader voor zowel de doorgewinterde poëzielezer, als de schuchtere beginneling.