Boeken / Fictie

Een merkwaardig figuur, die Boon

recensie: Louis Paul Boon - De onkruidromans: De liefde van Annie Mols / Het nieuwe onkruid / Als het onkruid bloeit

.

In één band vinden we de halve pulproman De liefde van Annie Mols (1959), de – volgens Boon mislukte – zedennovelle Het nieuwe onkruid (1964) en de uitgebreid herschreven versie Als het onkruid bloeit (1972). Het is overigens pas de tweede uitgave in de vierentwintig-delige serie. Het speciale aan De liefde van Annie Mols – dat uitkwam onder het pseudoniem Lew Waitmas – is dat de roman het resultaat is van broodschrijverij. In het weekblad De Vlam verscheen het verhaal als een achttien-delige feuilleton. “In tien dagen getrommeld op de schrijfmachine en dan naar de krant die het als feuilleton publiceert”, zei Boon hier over.

Nou ja, ik weet het. Het is keukenmeidenliteratuur, doch het ging niet om de literaire waarde, maar om wat de krant ervoor kon betalen. Nauwelijks het zout voor de aardappelen.

Boon zal de zaken zoals altijd wat chargeren, maar de roman is inderdaad een proeve van sentimentele literatuur met een haast niet te verkroppen happy end. Het verhaal handelt over de nylonkousenfabrikant Philip van Dongen die een verboden liefde in zich voelt branden voor de betoverende scholiere Annie Mols. Hiermee is hij uiterst chantabel, waarvan Annies vriendinnetje Liesje Winters en diens halfcriminele vrienden gebruik pogen te maken.

~

Binnen het bestek van de pulproman weet Boon met bewonderenswaardig gemak zijn persoonlijkheid en talent te doen gelden. De liefde van Annie Mols biedt één en al leesplezier. De dialogen zijn zonder uitzondering uitstekend, de vrouwelijke personages fascinerend met hun cynisch-scherpe karakters, de humor is temidden van alle dramatiek verrukkelijk. Bovendien houdt Boon heel handig, door vlotte wisselingen van perspectief, de spanningsboog gespannen. “Het is wellicht een minor work, maar ontegenzeggelijk meer dan zomaar curiositeit”, wordt in het nawoord terecht opgemerkt. Het boek is anders dan werkelijke pulplectuur, zo wordt daarin gesteld, juist niet normbevestigend en laat tevens een doorwrochte levensvisie zien.

Thematiek

De thematiek van de decadente, illusieloze jeugd die liever hele nachten in een rokerig hol al whisky drinkend voor de jukebox schuifelt dan hard te werken of studeren, komt op een persoonlijkere wijze terug in Het nieuwe onkruid. De naamloze ikpersoon – in veel gelijkend op Boon zelf – komt via zijn treinvriendinnetje Tania (voortbordurend op het personage Annie Mols) en via de vriendenclub van zijn zoon in aanraking met die jeugd. Hij vat sympathie op voor hun verzet tegen de burgerlijke moraal, tegen de verstikkende greep van de maatschappij. Toch maakt hij zich zorgen over hun nihilisme en ongebreidelde hedonisme. Als oudere jongere beweegt de hoofdpersoon zich al observerend tussen de jongelui. Steeds meer onder de indruk van die prachtige meisjeslichamen die zo zonder scrupules hem het hof maken. Met wroeging denkt hij aan zijn lieve vrouw, die onwetend thuis zit.

Achteraf oordeelde Boon het boek als niet geslaagd. Het was té autobiografisch, waardoor de te schetsen jeugdproblematiek niet goed uit de verf komt. In de tweede versie, de roman Als het onkruid bloeit, reflecteert de verteller hierop in cursieve terzijdes. Hij benadrukt dat veel van het beschrevene ditmaal aan fantasie is ontsproten.

Het gaat erom dit onkruid te beschrijven, dit steeds weelderiger bloeiend onkruid, tussen de steeds grotere bergen afval, de autobegraafplaatsen, de verwaarloosde en vol rommel en schroot geworpen tuintjes, de kilometerslange vuilnisbelten. Daar gaat het om, en niet of die jongen nu Vladim dan wel Erik heette.

Expliciet

Als het onkruid bloeit is veel verbitterder van toon dan zijn voorganger en de gebeurtenissen en personages zijn veel grotesker. Ten eerste is het taalgebruik in deze roman opvallend expliciet. Vervolgens heeft elk meisje een dermate kort kleedje aan, dat – wanneer het toevallig wat opkruipt – al snel het rafelige broekje daaronder te zien is, waarlangs zonder uitzondering enkele haartjes priemen. De meisjes stellen zich beschikbaar aan elke jongen of oudere man die toevallig lust heeft. Zo bezien is het niet verbazingwekkend dat Boon in dezelfde periode de pornografische satire Mieke Maaike’s obscene jeugd voltooide. Naast deze losbandigheid duwt menigeen elkaar spuitjes in de aderen en worden dertien-jarigen tamelijk nonchalant aangerand door bij voorbeeld de sadistische tekenleraar meneer Derek. Ook heeft hoofdpersonage meneerke Boin uiterst curieuze relaties met de vriendinnetjes van zijn zoon Jan. Op een gegeven moment lijkt deze alsmaar merkwaardiger wordende roman te ontsporen. Culminerend in een slot dat in een paar alinea’s alle rampspoed over de lezer uitstort. In Als het onkruid bloeit speelt Boon een gewaagd autobiografisch spel. In het voorwoord merkt hij op dat zijn vrouw Jeanneke in de roman Els genoemd wordt.

Zij komt immers ook in het boek voor, en daar moet zij dan tóch een naam hebben, en liefst een andere. Je weet immers hoe de mensen zijn, en hoe vlug ze allerlei slechts over je gaan vertellen. Trouwens, mijn zoon zal ik Jan noemen en me zelf meneerke Boin, je moet er maar aan denken.

Het is een vaker terugkerend gegrap met fictie en werkelijkheid. Normaal uiterst vermakelijk, maar in een heftig boek als dit lijkt het allemaal wat ongepast. Na het lezen van deze ‘onkruidromans’ besef je eens te meer wat voor een merkwaardig figuur de in 1979 – zeven jaar na verschijning van Als het onkruid bloeit – overleden auteur was. Uiterst getalenteerd en even eigenzinnig, steeds maar blijk gevend van zijn discutabele obsessie voor jonge meisjes, op onnavolgbare wijze zijn eigen biografie in zijn werk vermengend en eeuwig provocerend zonder onsympathiek te worden. Hoofdschuddend sla je deel 14 dicht om vervolgens de volgende uitgave van Boons Verzameld Werk gretig op te pakken: binnenkort deel 4 (De atoombom en het mannetje met den bolhoed / Mijn kleine oorlog).