Boeken / Non-fictie

De niet zo blijde boodschap

recensie: Karen Armstrong (vert. Peter Booij, Saskia van der Lingen en Caroline Meijer) - De bijbel

.

Of het bewust gedaan is, weten we niet, maar in de Nederlandse versie van het boek is de titel ingekort. De originele titel luidt namelijk The Bible. The biography, als zou het om de definitieve levensgeschiedenis gaan van zowat het belangrijkste boek uit de wereldgeschiedenis. De duiding ‘biografie’ is in de Nederlandse vertaling weggelaten, hetgeen na lezing helemaal geen onverstandige zet blijkt. De bijbel is namelijk geen biografie (op de eerste hoofdstukken na dan), maar een behoorlijk prekerig manifest om het Heilige Boek verstandig te lezen en aldus de religieuze twisten in de wereld in te dijken. Je zou kunnen zeggen dat de non in Armstrong het deze keer van de wetenschapper heeft gewonnen.

J, P, E, Q

Het boek begint nochtans veelbelovend: in de eerste twee hoofdstukken schetst Armstrong op een overtuigende en snedige manier de ontstaansgeschiedenis van de bijbel, vooral dan de Pentateuch en de rest van het Oude Testament. Je hoort dat hier iemand aan het woord is met kennis van zaken, iemand die de materie zodanig in de vingers heeft dat ze het warrige netwerk van auteurs die aan de oudste bijbelboeken hebben gewerkt (aangeduid als J, P, E, Q enzovoort) vlot voor de lezer weet te ontwarren – ze deed dit eerder en meer exhaustief in onder meer Jeruzalem – maar als inleiding kan het zeker tellen. Tevens weet ze die geschiedenis te kruiden met enkele heldere inzichten omtrent de hidden agenda van de auteurs. Waarom eindigt het boek Exodus bijvoorbeeld niet met de aankomst in het Beloofde Land, hetgeen na al die omzwervingen in de woestijn toch een mooie finale zou zijn geweest? Hierom: “In plaats van zijn relaas te eindigen met Jozua’s verovering, liet P de Israëlieten op de grens van het Beloofde Land achter. Israël was geen volk omdat het in een bepaald land woonde, maar omdat het verkeerde in de nabijheid van zijn God.”

~

Aan het ontstaan van het Nieuwe Testament besteedt Armstrong heel wat minder aandacht, hoewel het een verdienste is dat ze de zaken heel erg nuchter benadert: zo introduceert ze Jezus als ‘een Galilese genezer en duivelbezweerder’ en noemt ze zijn volgelingen steevast ‘de Jezusbeweging’.

Taaie citaten

Hier houdt het goede nieuws echter op, want net als je denkt dat de auteur een aanvang zal maken met de meest interessante geschiedenisperiode – de christenvervolging, de concilies in de vierde eeuw die de canon moeizaam vastlegden – schakelt ze over op een bijzonder lang overzicht van de verschillende rabbi’s, theologen en kabbalisten die de bijbel in de loop van de geschiedenis op hun manier interpreteerden. Dit stoffeert ze met uitgebreide, maar bijzonder taaie citaten en een stortvloed aan hebreeuwse termen als ‘seforit’, ‘baäl sjeem’ en ‘partsoefim’, waarbij je telkens geneigd bent te denken: “oké, maar kunnen we het nu weer over de geschiedenis van de bijbel hebben?”.

Meer en meer wijkt de auteur af van de belofte die ze in de eerste hoofdstukken maakte, om vervolgens voelbaar te schrijven in de richting van een voorspelbaar en, eerlijk gezegd, behoorlijk afgezaagd pleidooi (“Een exegese die uitgaat van het ‘principe van welwillendheid’ zou als spirituele discipline een grote behoefte vervullen in onze verscheurde en versplinterde wereld”). Het feit ook dat dit boek amper 216 pagina’s telt, geeft De bijbel ook een overhaaste indruk. Net of een broodschrijver aan het werk is.

Armstrong verdient groot respect voor de kennis en ethische gevoeligheid, maar het is voor haar raadzaam beter na te denken over de opzet en de indeling van haar volgende boek.