Boeken / Fictie

Te veel hallucinaties

recensie: Joost Zwagerman - Roeshoofd hemelt

Bij de supermarkt die op de kleintjes blijft letten kun je terecht voor de dagelijkse boodschappen. En hoewel chocolade je misschien op kan beuren, verandert je algehele toestand er niet van. Joost Zwagerman voert in zijn nieuwe bundel Roeshoofd hemelt de megasupermarkt T-Mart op waar je wel alles kunt kopen. Dus ook de ‘de goede bui’ of ‘de depressie’.

Waar je maar wilde, kon je Joost Zwagerman horen vertellen over zijn nieuwe bundel: van Goedemorgen Nederland tot het tijdschrift Boek. Roeshoofd hemelt bestaat uit twee gedeeltes: één, het deel dat zich afspeelt in T-Mart, de supermarkt waar alles, maar dan ook alles te koop is, zowel materiële als immateriële zaken en twee, de gedichten die zich afspelen in het hoofd van Roeshoofd, die ‘slachtoffer’ geworden is van T-Mart. Hij stal een ‘bipolaire stoornis’ en dat komt hem lelijk te staan. Behalve dat hij opgepakt wordt, komt hij terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. Voor de duidelijkheid zijn de beide delen in verschillende letterypes gedrukt.

Vrije verzen

Om extra duidelijk te maken dat het om twee gedeeltes gaat, zijn de twee door elkaar lopende gedeeltes gemaakt in twee ‘soorten’ verzen. De poezie die zich afspeelt rond T-Mart is geschreven in vrije verzen. Hierin speelt de associatie een belangrijke rol, evenals de klankbuitelingen. De supermarkt, die alle wensen kan verullen, is een overdonderend en overweldigend iets en dat komt ook in de vorm van de gedichten terug, zoals in het eerste: ‘De winkel in’.

(…)
Hoogstens duwt vriend judoka
Uit begoethend weimar per abuis zijn karretje
tegen de knieholten van een bodhisattva
die lotussaluerend in stemmige verknechting wacht tot
Niels Bohr en zijn kornuiten giechelend
hun boerderijdrop hebben afgerekend.
(…)

De gedichten die zich in het hoofd van Roeshoofd afspelen, zijn juist gebonden aan regels, die van het sonnet of van rijm. Juist Roeshoofd, die zo van de wereld is, in een soort psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen, heeft deze structuur nodig. Ondertussen gaan zijn gedachten van het ene uiterste (seks met Máxima), naar het andere uiterste; zelfmoord plegen. Roeshoofd klampt zich echter vast ‘aan de omheining van het sonnet’.

(…)
ik bid voor het volmaakte zelfverlies
het herhaald gebed blijft onverhoord
ik weet niet welke manier ik verkies

uit zoveel verlokkingen van zelfmoord
ik denk dat ik mij voorlopig invries
en wacht tot god zich verhangt aan zijn woord

Belezenheid?

Juist in de vrije verzen is er door de constante stroom woorden minder aandacht voor de betekenis van het gedicht. De sonnetten zijn daarentegen behapbaarder en daardoor interessanter om te lezen. Zo valt op dat Zwagerman verwijst naar andere teksten, zoals de variatie op de regels van Kopland “een lege plek om te blijven” die in Zwagermans bundel in “een lege plek om te hijgen” transformeert. Nog opvallender is de overeenkomst met het overbekende gedicht van Slauerhoff dat begint met “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen”. Zwagerman maakt hier van.

alleen in mijn verkalking kan ik wonen
in genezing vind ik geen onderdak
ik snap niet dat ze mij willen opschonen
klaarheid van geest biedt maar weinig gemak

Waarom Zwagerman andere gedichten op deze manier gebruikt, heeft misschien te maken met een soort trukendoos die hij open wil trekken om de lezer te amuseren. Het past in het idee van een eindeloze associatiegolf waar de bundel uitdrukking aan geeft. Toch lijken die niet altijd op zijn plaats, zoals ook de messiaanse verwijzingen, die op een andere plek in het hierboven geciteerde gedicht staan. Behalve een verklaring voor een hallicunerende Roeshoofd komt dit wat uit te lucht vallen.

Verveling

De bundel is éen grote cadans. De gedichten die met T-Mart te maken hebben, denderen over je heen vol neologismen, moeilijke woorden, legio metaforen en staccato taal. Die niet aflatende stroom, die misschien hallucinerend is bedoeld, is in de eerste gedichten nog wel grappig en bijzonder door de vernuftige manier waarop sommige dingen opgeschreven staan, maar op de helft van de bundel ben je dit taalexperiment wel zat. Er slaat een soort verveling toe. Die verveling wordt misschien ook wel veroorzaakt doordat de gedichten niet als losse eenheden beschouwd kunnen worden, maar als een groot verhalend gedicht. De aandacht van de afzonderlijke gedichten wordt afgeleid van het geheel en het verhaal lijkt belangrijker te worden.
Misschien past een verhaal toch beter in een roman.