Vooral de kunst
De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar het beleid en de collecties van bekende Nederlandse museumdirecteuren. Zo verschenen onder andere W. Jos. De Gruyter. Zelfportet als zeepaardje, de verzamelde memoires van W. Jos. De Gruyter, die onder meer directeur van het Groninger Museum was, en Expressie en ordening over het verzamelbeleid van de befaamde oud-directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, Willem Sandberg.
Onlangs verscheen een nieuwe titel uit dit onderzoeksgebied: Wim Beeren-Om de kunst. Wim Beeren (1928-2000) was directeur van het Boijmans Van Beuningen en het Stedelijk Museum. In deze bundel is een groot aantal van zijn essays en artikelen, opgenomen die tussen 1948 en 2000 verschenen.
Na zijn studie kunstgeschiedenis in Nijmegen, begon hij in de jaren vijftig als conservator bij het Haags Gemeentemuseum. In 1965 maakte hij de overstap naar het Stedelijk Museum, waar hij opnieuw als conservator werkte. Hij organiseerde hier de beroemde tentoonstelling Op losse schroeven (1969), die onder andere werk van Richard Long in een museale context presenteerde. In de jaren zeventig keerde hij de museale wereld even de rug toe om aan de universiteit van Groningen te gaan doceren. Later keerde hij weer terug, ditmaal in dienst van het Boijmans van Beuningen, waar hij in 1978 directeur werd. In 1985 volgde het directoraat van het Stedelijk Museum in Amsterdam, tot hij daar in 1993 afscheid nam.
De kunst als uitgangspunt
Een conservator of museumdirecteur wordt vaak herinnerd door zijn tentoonstellingen. Beeren wilde graag eigentijdse kunst tentoonstellen, nieuwe kunst die er toe deed. Gedurende zijn loopbaan organiseerde Beeren een aantal spraakmakende tentoonstellingen, zoals Sonsbeek 71. Naast de kunstwerken die in het Sonsbeek park in Arnhem te zien waren, werden door het hele land ‘landart’-projecten opgezet. In de tentoonstelling Op losse schroeven werd een verouderd kunstbegrip op ‘losse schroeven’ gezet. Ook Een grote activiteit (1987), met jonge Nederlandse kunstenaars als Arnout Mik, Marc Mulders en Gerald van der Kaap, is een voorbeeld van een tentoonstelling waarin zeer actuele kunst werd getoond. Deze ‘wens’ van Beeren leidde nog wel eens tot discussie. Bijna ongekend voor de Nederlandse kunstwereld in de twintigste eeuw: er was een heus relletje toen Beeren Ushering in Banality (1988) van Jeff Koons voor het Stedelijk Museum aankocht. Een kort essay, waarin Beeren schrijft waarom Koons hem zo intrigeert, ontbreekt dan ook niet.
Autonoom domein
Beeren zag de kunst als een autonoom domein: ze stond op zichzelf. En hierdoor kon de kunst een andere en nieuwe blik werpen op de samenleving. Ze had volgens Beeren het vermogen om de wereld opnieuw of anders te leren denken. Hij geloofde in ‘het organische verband tussen het artistieke en buitenartistieke leven’. Deze manier om over kunst te denken is momenteel bijzonder actueel. In vele kunstinstellingen in Nederland en het buitenland wordt kunst zowel als een autonoom gebied beschouwd als een gebied dat juist veel interactie met de samenleving en de maatschappij heeft en behoort te hebben. Geëngageerde kunst is meer dan ooit ‘urgent’. Beerens teksten leveren hierdoor een hele interessante aanvulling op recentere teksten over kunst en samenleving.
Hij is echter geen makkelijke schrijver. Zijn teksten zijn complex opgebouwd, de zinnen zijn lang en zijn woordkeus is regelmatig archaïsch. De essays in deze bundel zijn daardoor soms moeilijk toegankelijk. Die ontoegankelijkheid is zeker opvallend, omdat Beeren in een van zijn essays juist het geven van informatie omschrijft als de belangrijkste taak van het museum. Zijn kracht ligt echter niet in het publieksgericht schrijven, maar in zijn rol als theoreticus en opiniemaker over museale zaken en kunstgerelateerde onderwerpen.
Plaats in de canon
Wim Beeren – om de kunst poogt een zo breed mogelijk overzicht van de teksten en essays van Beeren te zijn. Op sommige momenten gaat dit echter wat ver. Zo is er een recensie over de Breitner tentoonstelling in het Stedelijk Museum (1947) in de bundel opgenomen. Het is een van Beerens eerste recensies. Hoewel de recensie goed is, dient ze niet als een bijzonder interessante illustratie van zijn gedachtegoed. Ook de inleidingen van oud-medewerkers zijn soms nog al droge opsommingen van feiten en gebeurtenissen. Interessanter zijn de teksten over kunst, het museum en de samenleving, die nu weer erg actueel zijn.
Deze verzameling is echter vooral bedoeld om uitdrukking te geven aan de grote mate van waardering voor Beerens persoon en werk. Er waren nogal wat tegenstanders van zijn beleid in het Stedelijk Museum in de jaren negentig, maar deze bundeling bevestigt de belangrijke plaats die Beeren inneemt als van de grote museumdirecteuren in de Nederlandse museale wereld. Hij is een van de mensen die deze wereld vorm heeft gegeven in de tweede helft van de twintigste eeuw.