Er staat wat er staat en het staat er goed
Heytze haalt zijn inspiratie onder andere uit gedichten van collega-dichters. In veel gedichten zitten niet direct herkenbare stukken, maar een paar gedichten verwijzen zo expliciet naar een ander gedicht dat Heyzte het zelf achterin de bundel vermeldt. Een leuke verwijzing is die naar een gedicht van Ilja Leonard Pfeiffer, een eigentijdse dichter. Pfeiffer staat bekend om zijn wollige taalgebruik. Dit resulteert in het gedicht van Heytze in een woordenbrij, die zo contrasteert met de andere gedichten, dat het spottend is tegenover Pfeiffer. Het lijkt een grap op de gedichten en een pointe ontbreekt eigenlijk ook. Een impressie:
…
nu wordt het tijd voor de ontsporing lila lichaam dient gelikt
en jubelend bemind met slagroomtaarten en magnums champagne
duizendklappers kurken en pleinen vol evangeliserende lichamen
…
Soms heb je het idee dat de gedichten van Heytze er al waren. Het gemak waarmee de woorden zonder gekunsteldheid en gezocht rijm in elkaar vallen en een gedicht vormen, maakt de bundel erg bijzonder. Eerst ben je verrukt door het ritme en dan lees je de woorden opnieuw en weet Heytze het gevoel precies zo te omschrijven zoals je nog nooit gelezen hebt, maar het wel herkent. Hij doet je verlangen naar alles wat er misschien al was, maar waar je nog niet naar hebt geluisterd, zoals in Impasse (een verwijzing naar Impasse van Nijhoff?). Niet alleen het moment wordt gevangen in dit gedicht, maar ook de stilte die er is, de onrust en de ruimte die tussen de twee personen is en waarin ze zich bewegen. De zinsnede ‘als lucht op water‘ laat het gedicht zelf onafhankelijk in de ruimte zweven, even is het er en dan lijkt het weer even weg te zijn.
Gelukkig wordt er ook veel over de liefde gedicht. Heyzte laat in zijn gedichten gelukkig niet de macho, die hij in zijn column in maandblad One speelt, de boventoon voeren. De gedichten zijn ingehouden, lieflijk. Een van de mooiste gedichten heet De liefste onbekende, dat eerder in Rails verscheen. Het gedicht is een lofzang op de ware, die hij gelukkig nog niet tegen is gekomen. Het is een heel echt gedicht. Dit geldt ook voor Projectie, dat een van mijn favorieten is. Het vangt de stilheid en het prachtige idee dat de liefde niet eens eindig is, maar onverminderd doorgaat. Dat is toch een prachtige gedachte om de lente mee in te gaan en weer verliefd te worden.en het gerommel in je hoofd, bijvoorbeeld over jou en mij;
wij liggen in het park van deze stad als lucht op water,
onze lippen overwegen al seconden lang een-kus-
…
Je mag dit nooit vergeten. Op een dag
Kust een van ons de ogen van de ander dicht
En moet dan weten: dit is louter pauze totdat alles
Weer opnieuw begint. Jij en ik – geen stof, maar licht
Het leuke aan de gedichten is dat Heytze mini-verhaaltjes vertelt. Het zijn soms gebeurtenissen, die andere mensen zo aan zich voorbij zouden laten gaan, maar die Heytze vangt in het gedicht. Het mooiste aan deze gedichten is dat Heytze niet alleen de gebeurtenis, of die nu echt gebeurd is of niet, maar ook de stiltes, gedachtes en de ruimte tussen de dingen vangt. Een grappig voorbeeld van het vangen van valse ruimte is het gedicht Rietveldzit. Het is hetzelfde gevoel als je hebt wanneer een stoel bij je tafel weggeschoven is en je het nog niet verwacht. Dat gevoel weet Heytze grappig in de woorden, te vangen die ook nog eens van toepassing zijn op de beroemde Rietveldstoel.
…
Verbaasde berichten naar alle spieren:
Mayday! Mayday! We zweven! we vallen!
Uitklapreflex van beide armen.
…
De titel van de bundel roept associaties op met de liefde. Veel gedichten in de bundel gaan ook wel over liefde, maar er is meer. Omdat de uitdrukking in de verleden tijd gebruikt is, klinkt het eerder als iets dat goed was, maar dat nu niet meer zo, een verlangen naar terug. Ook in het gedicht Pluche gaat het over rozen. Heytze vertelt over het pluche dat aan iemands kont kan vastgroeien, als je constant de hemel in geprezen wordt. Is dit de ironie van Heytze zelf? Hij is immers bejubeld door de pers en wordt doodgeknuffeld door poëzieminnend Nederland. Het lijkt een soort bezinning om zijn eigen positie, immers: wie op rozen zit verwelkt.
In het eerste gedicht van de bundel komt de zin over rozen ook terug, maar nu op een andere manier. In Airmail schrijft Heytze brieven op luchtpostpapier. Dat die brieven iets vluchtigs hebben, blijkt al uit dat ze wegvliegen en terecht komen in de dromen van anderen. Die anderen zijn misschien de lezers, die de luchtig lijkende poëzie van Heytze tot zich nemen.
Misschien zijn de brieven die Heytze schrijft ook wel brieven over de gedichten van andere dichters. De zinsnede het ging over rozen, verwijst hier eerder naar de onderwerpen die Heytze gebruikt dan naar iets dat voorbij gaat. Misschien gaat het hier ook wel over de vluchtigheid van de poëzie. De gedichten kunnen wel verzonnen worden, maar pas in de dromen van anderen krijgen de gedichten betekenis. Als de lezers hun droom tenminste niet vergeten.
Beter bewijs dat ik droomde bestaat niet:
ze zweefden als vliegtuigjes weg door de kamer
en kwamen in dromen van anderen aan.
In Interview met een dichteres gaat Heytze opnieuw in op de daad van de poëzie. Hij bewondert de dichteres. Ze heeft iets sprookjesachtig, de ontmoeting in het lichtblauwe bos, de kleur van inkt. Ze weet welke woorden ze kan gebruiken en als zij ze gebruikt zijn ze nieuw. Dat zou ook de overtuiging van de dichter moeten zijn,: hij moet de woorden opnieuw gebruiken, maar zo dat ze voor het eerst zo waren. De zin ‘ik heb je lief‘ klinkt dan misschien niet nieuw, maar de dichteres kan het zeggen. Dat is misschien ook de ironie van de dichter, dat hij enkel woorden kan gebruiken die er al waren. Maar de kracht van de poëzie is, dat de dichter het gevoel weet te vangen in een combinatie van woorden, die nog nooit zo was, de onbedorven taal. Laat Ingmar Heytze dat ook nog heel lang doen.
‘Nu begint het zwijgen,’ zegt ze, schrijf ik op.
Links:
Heytze.nl
Gesprek tussen Jack Nouws en Ingmar Heytze over de dood