Fietsen door een ansichtkaart
In veertig dagen op de fiets naar Rome: dat klinkt als een heilige onderneming. Dichter Ilja Leonard Pfeijffer en zijn vriendin, fotografe Gelya Bogatishcheva, ondernamen de tocht met niet meer dan een creditcard en een fotocamera op zak. De filosofie van de heuvel bevat naast het reisdagboek van Pfeijffer ook tientallen foto’s van Bogatishcheva. Onderweg wordt duidelijk dat niet Rome heilig is, maar de liefde.
Je houdt je hart vast bij het idee: Ilja Leonard Pfeijffer, op de cover afgebeeld met zijn buik in een veelzeggend zijaanzicht, die op een oude racefiets 2600 kilometer naar het zuiden rijdt, dwars door Frankrijk. Weliswaar om de Alpen heen, maar toch door een heuvelachtig landschap dat de fietsende Nederlander totaal vreemd is. Neem daarbij de grootverbruiker van wijn en shag die Pfeijffer is en je vraagt je af waar dat zal eindigen.
De heuvel is plat
Dat ze het zullen halen is vanaf het begin duidelijk en dat verandert de vraag van ‘waar’ in ‘hoe’. Twee dingen houden Pfeijffer gaande: zijn ‘filosofie van de heuvel’ en Gelya. De filosofie van de heuvel ontvouwt zich bij elke beklimming iets verder. Eerst probeert Pfeijffer het met trucjes: de heuvel is eigenlijk plat, de heuvel is gewoon deel van het landschap. Dat werkt niet als je benen verzuren en je longen verschrompelen in je borst. De enige juiste filosofie is het bestaan van de heuvel te erkennen: hij is echt.
Gelya is heel wat beter toegerust voor de reis dan Pfeijffer. Ze heeft een goede fiets en haar conditie is op peil. En zij lijkt niet te malen om heuvels en filosofieën. Ze leeft bij de dag, zonder plan en zonder verwachting. Dingen zijn er gewoon. Van haar leert Pfeijffer dat het niet gaat om het doel, maar om de weg ernaartoe. Dat klinkt als een tegelwijsheid, maar Pfeijffer weet het cliché te omzeilen door het te verbinden met aikido, en doordat hij weet waar hij het over heeft. Hij maakt kilometers, honderden kilometers echte weg.
Echte liefde
‘Echt’ is het sleutelwoord van De filosofie van de heuvel. De reis is echt, de pijn is echt, het dagboek is echt en de liefde is echt. Meer nog dan een ode aan Italië, de fiets en het goede leven is dit een liefdesverklaring aan het kleine Russische meisje Gelya. Opvallend genoeg is het geen lyrische ode van een dichter aan zijn muze, integendeel:
Ik had mij nog nooit zo gelukkig gevoeld als in de afgelopen dagen met Gelya in Genua. Als schrijver mag ik dat soort zinnen niet schrijven, ik weet het, maar het maakt me geen fuck uit want het is waar.
Pfeijffer balanceert hier op het randje, zoals je je voorstelt dat hij op de dunne bandjes van zijn racefiets balanceert. Dat geldt voor het hele boek: soms vervalt hij in reisboekentaal (fietsen door een ansichtkaart). Maar juist omdat het echt is, komt hij ermee weg. De ironie is natuurlijk dat alleen een goede schrijver dat kan: op een overtuigende manier authenticiteit inzetten als stijlmiddel.
Onder spanning
En toch had er meer in gezeten als de echtheid onder spanning was gezet. Uiteindelijk komt alles goed met de heuvels en de liefde en dat is net zo’n anticlimax als dat het hier staat. Ook voor de foto’s had er meer in gezeten. Ze zijn donker afgedrukt en missen daardoor spanning. Het katern met kleurenafdrukken laat zien dat het ook anders had gekund.
De filosofie van de heuvel lijdt onder een bekend probleem in de literatuur: mooie landschappen en een gelukkige liefde gaan op den duur vervelen. Het zijn de diepe dalen waar je als lezer in vast wilt komen te zitten. Beklimming en afdaling zijn in dit boek in balans, zoals de finale filosofie van de heuvel dicteert. Dat is fijn voor Pfeijffer en zijn lief, maar een beetje saai voor de lezer.