Naar de Führer tóewerken
De Britse historicus Ian Kershaw is vooral bekend geworden met zijn tweedelige Hitler-biografie (2000). De internationaal erkende autoriteit op het gebied van het Derde Rijk houdt zich al decennia bezig met de sociale aspecten van de naziperiode. De bundel opstellen die nu verschenen is onder de titel Hitler, de Duitsers en de Holocaust, geeft een afgewogen beeld van Kershaws werk.
Kershaw was in de jaren zeventig een van de eerste historici die de naziperiode onderzochten vanuit een sociale invalshoek. Bij hen staat niet de overtuigde nazi, de virulente antisemiet of de opportunistische carrièremaker centraal, maar de ‘gewone’ Duitser, die te maken kreeg met een ingrijpend veranderende samenleving. In dat kader komt Kershaw tot de conclusie dat de doorsnee Duitser zich meer bekommerde om de eigen problemen, zoals verslechterende werkomstandigheden en lage lonen, dan om het lot van de Joden of andere gemarginaliseerde groepen. Nagenoeg iedereen kon weten welke grootschalige wreedheden er met name in Oost–Europa tegen de Joden werden gepleegd, maar er waren evenveel gelegenheden om die informatie niet op te nemen. Velen maakten wijselijk van die mogelijkheid gebruik.
Ook houdt Kershaw zich bezig met de vraag hoe het besluit tot de ‘Endlösung’ tot stand is gekomen. Was er een vooropgezet plan van Hitler dat hij vervolgens stap voor stap uitvoerde, of was er sprake van een escalerend proces dat vervolgens door hem gefiatteerd werd? Kershaw gelooft het laatste. Daarbij wijst hij op de wijze waarop Hitler leiding gaf aan partij en staatsapparaat. Hitler liet geen twijfel bestaan over zijn uiteindelijke bedoelingen – een Jodenvrij Europa – maar zette zelf weinig concrete stappen. Dat was ook niet nodig, aangezien er genoeg mensen waren die dat wél deden. Met name vanaf het vastlopen van de invasie in de Sovjet–Unie in 1941, toen er een enorm capaciteitsgebrek ontstond voor de naar het Oosten gedeporteerde Joden, begonnen plaatselijke leidinggevenden zelf te experimenteren met het uitmoorden van Joden. Via het doodschieten, vergassen in vrachtauto’s en andere methoden, ontwikkelden zich de vernietigingskampen. Alles telkens met goedkeuring en onder aanmoediging van Hitler. Kershaw noemt dat initiatiefrijke optreden ‘naar de Führer toewerken’. Dat Hitler zich niet (openlijk) met concreet beleid bezighield, versterkte zijn onaantastbare positie. Verkeerde beslissingen werden nooit op zijn conto geschreven.
Uniciteit en Historikerstreit
Behalve toegang tot Kershaws eigen wetenschappelijke inzichten, geeft deze bundel een afgewogen overzicht van de historiografie van het Derde Rijk. Het debat omtrent de uniciteit van de Holocaust, de ‘Historikerstreit’ over de stelling dat de excessen van nazi–Duitsland gezien moeten worden als reactie op Stalins excessen in de Sovjet–Unie, werd (en wordt nog steeds) nogal eens uiterst verhit gevoerd. Kershaw neemt een genuanceerde positie in in dat debat. Hij verwerpt op wetenschappelijk gronden Goldhagens boek Hitlers gewillige beulen (1996), maar merkt hij op dat het niettemin een functie heeft gehad, met name in het publieke debat in Duitsland zelf. Tenslotte wijst hij op de veranderingen van het onderzoek naar het Derde Rijk sinds de val van de muur. De marxistische benadering van die periode is sindsdien niet meer te horen en tegelijkertijd zijn er in de voormalige DDR vele archieven beschikbaar gekomen. Dat biedt volop mogelijkheden voor verder onderzoek.
Nog steeds wordt er een niet aflatende stroom boeken over nazi-Duitsland gepubliceerd. Het is voor de niet–specialist onmogelijk om dat allemaal te lezen. Voor de relatieve leek die toch enigszins bij wil blijven en af en toe tijd heeft voor een welgekozen boek, is dit werk zeer aan te raden. Dat er zo nu en dan enige herhaling of overlap zit in de artikelen, is maar een heel klein beetje storend.