Zonder camouflagepak: Drie nieuwe gedichtbundels van Bart Chabot
In het voorjaar van 2007 vierde Bart Chabot zijn 25-jarig schrijverschap. Bij die gelegenheid verschenen maar liefst drie gedichtenbundels, onder de titel McPain, met name Cadillac Boogie, Anna’s Hoeve, Dracula’s ontbijt. Eén van de gedichten in Cadillac Boogie is geïnspireerd door een opmerking van Gerrit Komrij, aan wie het is opgedragen.
Chabot spreidt zijn gedichten uit over meerdere pagina’s. Het lijken meer cabaretteksten met een poëtische inslag. Ze overstijgen echter wel de doorsnee cabaretpraat. Het beste is de gedichten dan ook heel snel te lezen zoals Chabot ze zelf uitraast, uitracet, in één flow. Ze moeten overwaaien als een windstoot. Als je dit niet doet en ze probeert te lezen in een normaal tempo, zoals het bij andere gedichten hoort, stel je vast dat ze je niet kunnen overrompelen. Het taalgebruik is van kwaliteit, dat wel, maar het geheel is allerminst een compact taalbouwsel. Je kunt ze op twee manier benaderen. Of je gaat ervan uit dat deze gedichten de rock-‘n-rollweergave van het moderne leven zijn, ofwel je eist van poëzie een andere aanpak waardoor haar kracht niet in de snelheid te vinden is, maar in beklijving en diepte. Ik – en dit is een persoonlijke voorkeur – moet het niet zozeer hebben van performance, maar van iets meer meditatie, een gedicht moet mij pakken, naar de vorm, zeker, maar ook naar de inhoud, de boodschap moet beklijven. Uitgelaten mensen verbergen immers hun diepe gevoelens.
Poppoëzie
Natuurlijk is mij bekend dat Chabot het maatje was van Herman Brood. En hij behoort ongetwijfeld tot de betere schrijvers van popgedichten. Poppoëzie heeft altijd een commercieel klimaat nodig om te gedijen. Hij hoort bij de dichters die de schijnwerpers zoeken en daar is op zichzelf niets mis mee. Wat betekent poppoëzie in onze cultuur? Wat is haar functie en betekenis in de literatuur? Met andere woorden: houdt zij de herinnering vast? Biedt zij voldoende klank en ritme? Staat zij symbool voor iets? Biedt zij een existentiële, sociale en historische referentie? Is zij een mythe? Met andere woorden: welke is de culturele identiteit van het popgedicht? Bart Chabot is een tafelspringer, – hyperactief – die thema’s zoals dood, leven, hemel, hel, in en ritmisch parlando te berde brengt. Om zijn toehoorders te animeren vertelt hij flauwe grappen en dit gaat ten koste van het serieus uitwerken van opgestarte ideeën en beelden.
Zonder camouflagepak
Toch is hij zich van het kwaad bewust, want in zijn drie recente bundels geeft hij meer ruimte aan de stilte en vervalt hij veel minder in lolligheid. Ook hier valt de hoger geciteerde gespletenheid op: enerzijds de persoonlijke mystiek en anderzijds de aardse absurditeit. Bart Chabot blijft strijdvaardig op de tafel staan. In McPain is de spektakelwaarde verminderd – en dit stemt mij blij – ten voordele van overtuiging en onderbouw. Hij heeft zijn camouflagepak uitgetrokken:
Lang, heel lang heb ik me schuilgehouden
en me grondig verborgen voor het oog van de wereld
(te lang, mompelen mijn critici)
lang genoeg, in elk geval, om de jaartelling
opnieuw te beginnen
(deel 1, p. 9)
Met McPain trakteert hij ons op een nieuwe bundel, op drie bundels eigenlijk. In het eerste deel, Dracula’s ontbijt, serveert hij aan de lezer een portie verteerbare sterfelijkheid. In paginalange gedichten, met in- en uitspringende verzen zonder punten of komma’s. Niet toevallig gebruik ik hier de term “portie” en “verteerbaar”: dit deel staat bol van “etenswaren”, zoals patrijspoorten, hazenpaden, worstrolletjes. Maar altijd loert het thema ‘dood’ om de hoek. In het tweede en derde deel, Anna’s hoeve en Cadillac boogie, is de dood nog nadrukkelijker aanwezig: de dichter bezoekt de oorlogsgraven in Ieper, hij zwerft over kerkhoven en heeft veel aandacht voor de meest vergankelijke dingen des levens: het leven zelf, hoe je het ook draait of keert, alles en iedereen is vergankelijk.
ten zuiden van ieper liggen tientallen
war cemeteries langs de weg,
als witte bloembollenvelden
de kaart laat er geen misverstand over bestaan
dat hier engelsen, amerikanen en canadezen
hebben gevochten: talrijke plekken
in het landschap dragen namen
(deel 2, p. 55)
voor het laatst keek ik achterom
er was geen zee –
er was geen zee, geen golven, en er was geen zon
…
geen scheveningse pier in de verte
geen meeuwen
geen aanhalige wind
en geen duinen en geen helmgras dichtbij-
er wàs eenvoudigweg geen kust
wel rust
(deel 3, p. 47)
Chabots poëzie kenmerkt zich door haar verhalend karakter; zijn gedichten zijn monologen, in directe bewoordingen, waarin hij chaos en dood probeert te bezweren. Het is verrassende poëzie die mij soms ontstemt. Misschien omdat een gedicht mij ontgaat of omdat ik mij stoor aan enkele prozaïsche trekjes.