Lezen in de hel
We kennen het allemaal: we pakken een boek om de realiteit even te vergeten. In Auschwitz is lezen geen onschuldig tijdverdrijf; boeken zijn namelijk ten strengste verboden. Lezen is een van de weinige manieren voor de gevangenen om aan de hel te ontsnappen, al is het maar voor even.
De gruwelijkheden van Auschwitz zijn bekend: meer dan een miljoen mensen zijn er op industriële wijze vermoord. Auschwitz staat sindsdien symbool voor het absolute kwaad in de mens, maar ook voor de onwaarschijnlijke weerbaarheid van diezelfde mens. Minder bekend is dat er in Auschwitz een familiekamp was, speciaal ingericht om de eventuele inspecteurs van het Rode Kruis om de tuin te leiden. In dit kamp stond een kinderbarak: blok 31.
Verbeelding en hoop
Blok 31 is officieel een kinderopvang voor een selecte groep gevangenen, maar doet clandistien dienst als school. Dita is de geheime bibliothecaresse van de school. De in Praag geboren veertienjarige wordt in december 1943 samen met haar ouders via Theresienstadt naar Auschwitz vervoerd. Daar ontfermt ze zich over de acht beduimelde boeken die het kamp zijn binnengesmokkeld.
Mochten de boeken ontdekt worden, dan zal Dita direct naar de gaskamer worden gestuurd. Waarom neemt ze dan elke dag weer dat enorme risico, alleen maar om wat boeken? Het antwoord: verbeelding. In de verbeelding kunnen de gevangenen zichzelf verliezen, maar bovenal: de verbeelding geeft hoop. En zonder hoop overleef je niet één dag in Auschwitz.
Het blijft vooral buitenkant
Lezen is een paradoxale bezigheid. Van de ene kant verlies je de werkelijkheid uit het oog, je vergeet de situatie waarin je je bevindt. Aan de andere kant zorgt lezen ervoor dat je de werkelijkheid het hoofd kunt bieden. Dat is wat goede boeken doen, ze werken twee kanten op. Dat is met dit boek helaas niet het geval. Het weet te weinig te raken en blijft daardoor op z’n meest een onderhoudende tijdsbesteding. Je leest over de meest gruwelijke dingen: de kou, de constante honger, de selecties, de gaskamer, de mensonterende leefomstandigheden. En toch komt het niet echt binnen; de modder, het bloed, ze blijven niet aan je plakken. Waar de boeken van andere Auschwitz-overlevers als Primo Levi en Imre Kertész je door elkaar schudden en de adem benemen, blijft dit in deze roman uit. Het blijft te veel buitenkant.
Dat deze roman niet echt beklijft, heeft een aantal redenen. Zo blijven de beschrijvingen vaak steken in clichés: het kamp is onmenselijk, de kou snijdend, de stank ondraaglijk. Daarnaast is Dita als personage niet uitgewerkt, ze heeft geen diepere gedachten. Ze is verdrietig als haar vader overlijdt, ze griezelt van de macabere kamparts Josef Mengele en ze verlangt naar huis. Wie niet? Een nieuwe kijk op de grootste moordmachine van de nazi’s biedt het boek hiermee niet.
Eindelijk doet het pijn
In juli 1944 wordt het familiekamp gesloten. Het Rode Kruis heeft Theresienstadt geïnspecteerd en als een prima opvang voor joden bevonden. Auschwitz zal dan ook wel een modelkamp zijn, is de gedachte. Dita en haar moeder worden in het voorjaar van 1945, met een korte tussenstop in Neuengamme, naar Bergen-Belsen getransporteerd. Daar wachten ze het einde van de oorlog af.
Het front komt steeds dichterbij, de ineenstorting van het Derde Rijk is aanstaande. Het water is afgesloten en er wordt geen voedsel meer uitgedeeld. Cholera en tyfus grijpen om zich heen, lijken worden niet meer begraven en de levenden creperen in hun bed of kijken apathisch voor zich uit. Hoe cru het ook mag klinken; eindelijk weet Iturbe de lezer te raken, eindelijk ruik je de stank, eindelijk voel je de pijn. Dit hoofdstuk is het beste uit het boek.
Bijna niemand komt nog in beweging. Velen zullen nooit meer een stap verzetten. Sommigen proberen het nog, maar hun dunne benen houden het niet en midden tussen de uitwerpselen zakken ze in elkaar. Anderen vallen neer op een lijk. Het is bijna niet meer te zien wie dood is en wie nog leeft.
Een paar dagen na de bevrijding van Bergen-Belsen overlijdt Dita’s moeder alsnog. De oorlog is voorbij en Dita keert terug naar Praag. Alleen.