Hoopgevende woede
Veertig jaar onderweg, dat zegt de ondertitel van het nieuwste boek van Adriaan van Dis. Het is misschien wel de beste typering voor diens oeuvre. Nadat hij in zijn studententijd eenmaal had besloten een (naar goed negentiende eeuws gebruik) Grand Tour te maken is zijn reislust immers nooit meer overgegaan.
Sinds een paar jaar is de schrijver in Parijs neergestreken. Vanuit de Franse hoofdstad komen dan ook de meest recente bijdrages. Deze zijn nu, samen met andere artikelen uit veertig jaar schrijverschap, gebundeld in Leeftocht: veertig jaar onderweg.
Samenhang
In de bundel komt een waaier aan typische Van Dis-onderwerpen, zoals zijn liefde voor het Afrikaanse continent, zijn liefde voor taal en zijn Indische achtergrond, naar voren. Zij zijn handig per onderwerp gerangschikt. Bijkomend voordeel van deze rubricering is de kruisbestuiving die de verschillende onderwerpen met elkaar aangaan; zeker wanneer je het boek hapsnap leest. Dan blijkt dat een thematische indeling geen scherp afgebakende domeinen oplevert. Zoals hij zelf omschrijft in het verhaal ‘Vrijtaal’: “Mijn taal is een klit.”
Dat geldt evenzeer voor zijn thematiek. Achter de eenvoud van de plot en de heldere stijl gaat een interessante samenhang schuil. Die samenhang wordt gevoed door de spannende confrontatie van het eigene, dat wat vertrouwd en bekend is, met het vreemde of onbekende, vaak veroorzaakt door een andere cultuur. Het is ofwel de verhouding van zijn eigen identiteit met die van zijn Indische familiegeschiedenis, ofwel een gevecht met de situatie in een bepaald land, gevoed door zijn engagement. En zo is Van Dis altijd maar onderweg: niet alleen fysiek – getuige zijn verhalen die zich in Parijs en Zuid-Afrika afspelen – maar ook in zijn verleden.
Engagement
In zijn werk hanteert Van Dis een stijl die naast helder ook lichtironisch genoemd kan worden. Een ironie die betrokkenheid verraadt. Leeftocht is doordesemd van die betrokkenheid. Een gekleurd engagement, dat wel. Het is gestoeld op woede en onvrede. Niet voor niets luidt het kopje van zijn eerste cluster verhalen: ‘Boos’. Woede om de aangetroffen apartheid of het gemak waarmee Afrikaanse landen hun eigen taal aan de kant zetten om over te stappen naar de taal van de kolonisator. Onvrede met de situatie in Parijs waar Van Dis ziet hoe relschoppers een vijftig tal auto’s vernielen op maar negen metrominuten afstand van het meest bijgehouden park van de stad, de Jardin du Luxembourg. In dat park merk je niets van de rellen. Maar als de Franse regering in staat is een dergelijke gecultiveerde tuin te onderhouden, dan moet het ze toch ook lukken die relschoppers te onderhouden? Verwacht bij Van Dis echter geen grootse meeslepende betogen. Hij concentreert zich eerder op het detail. Een detail dat hij uit de gehele situatie licht, maar er niet los van komt te staan. Hierdoor houdt Van Dis oog voor de leesbaarheid van zijn werk, ondanks de zwaarte van zijn onderwerpen.
Deze betrokkenheid was Van Dis zelf ook al opgevallen, getuige zijn voorwoord. Het is zijn drijfveer geweest om schrijvers te interviewen of anderen onbetamelijke vragen te stellen, schrijft hij. Die betrokkenheid komt overigens niet alleen tot uiting in zijn boeken of verhalen, de schrijver is veelvuldig op televisie te zien geweest. Recent kan daar zijn zevendelige serie Van Dis in Afrika aan toegevoegd worden. Zijn boekenprogramma Hier is…Adriaan van Dis kende, toch zeker voor een boekenprogramma, ongekend goede kijkcijfers. En dat in een tijd waarin kijkcijfers er niet eens zoveel toededen. In het verhaal ‘Op de televisie‘ haalt Van Dis herinneringen op aan dat programma. Hoe het eerst de hemel in werd geprezen, vervolgens minzaam door de boekrecensenten werd beschouwd, om nu een bijna cultstatus te hebben bereikt.
Televisie
Van Dis maakt zich boos over de hooghartigheid waarmee de Nederlandse intellectuelen de deur naar dat medium dichtsmijten en boos over het feit dat diezelfde intellectuelen zich neerleggen bij de mening van de massa en derhalve hun kop niet meer boven het maaiveld uit durven te steken. En nu maakt hij bitter de balans de op: er is één boekenprogramma op televisie (Boeken) en zelfs op de radio valt al enige tijd nagenoeg niets te beluisteren. Van Dis maakt zich sterk voor de enkeling die wordt geraakt, niet voor de massa die wordt meegesleurd. Dat brengt dan wel geen reclamegeld op, maar op de lange termijn zal het zich uitbetalen. Er hoeft er maar een te zijn die zich wapent tegen het alomtegenwoordige cynisme.
Hierin schuilt meteen de kracht van het werk van Van Dis. Hoe realistisch en somber hij de wereld – zowel de buiten- als zijn eigen wereld – beziet, hij valt nergens ten prooi aan een verlammende en bittere twijfel. Adriaan van Dis durft een standpunt in te nemen, die te slijpen aan zijn eigen ervaringen en blijft daarbij zijn ogen openhouden.