Muziek / Achtergrond
special: Midlake

De genesis van Midlake

Begin dit jaar stapte Tim Smith, de spil van de indiegroep Midlake, uit de band. De andere leden besloten bij elkaar te blijven en zonder Smith verder te gaan, wat een bevrijding leek te zijn uit de welhaast ijzeren greep waarin Smith de band jarenlang hield. 8WEEKLY zocht Midlake op en sprak met de heren over het vertrek van Smith, de episode die vervolgens aanbrak en het nieuwe album dat daaruit rolde.

~

Het is september in Amsterdam. McKenzie Smith doolt wat rond op het terras van het Lloyd Hotel. Ondertussen is Eric Pulido op zoek naar datzelfde terras, hij is tijdens een wandelingetje langs het IJ een beetje verdwaald. Smith en Pulido zijn respectievelijk de drummer en de leadzanger van de Amerikaanse indierockband Midlake. In november brengt de band hun nieuwe album Antiphon uit en ter gelegenheid daarvan vlogen Smith en Pulido, twee van de zes bandleden van Midlake, naar Europa voor een reeks interviews.

‘Dit is niets voor Eric, hij is altijd heel betrouwbaar en punctueel,’ zegt Smith terwijl hij bij ons aanschuift, ‘maar misschien moeten we zonder hem beginnen. ‘Een ogenblik later komt Pulido aangewandeld. Behalve zijn baard is er niets opvallends aan hem, waarschijnlijk is hij op straat niet één keer herkend tijdens zijn dagen in Amsterdam. Hij en Smith zien eruit zoals zoveel jonge mensen er deze dagen uitzien.

Een bittere pilAls studenten jazz aan de University of North Texas College of Music begonnen de heren in 1999 met de band. Het eerste volwaardige album brachten ze uit in 2004. Maar echt succesvol werden ze met The Trials of Van Occupanther (2006) en The Courage of Others (2010). Het ging Midlake allemaal voor de wind, met elk album kregen ze meer erkenning onder critici, en leken de zalen een beetje groter en voller te worden. Spil van de band was al die tijd gitarist en leadzanger Tim Smith, die de lijnen uitzette en de band in een welhaast ijzeren greep hield. Tot begin dit jaar, tijdens de opname van een nieuwe plaat, de boel uit elkaar klapte. Tim Smith verliet de band en de overige leden moesten de band plots opnieuw definiëren. ‘Het was een bittere pil,’ zegt Pulido en hij neemt een slok van zijn bier.

‘Op dat moment was het een verrassing, want er was geen ruzie of onenigheid. Tim stuurde de hele band een e-mail, waarin hij schreef dat hij het niet meer kon opbrengen,’ vertelt Smith, ‘maar ergens voelden we het ook wel aankomen.’ Pulido: ‘Ik denk dat Tim al een poos ongelukkig en ontevreden was en uiteindelijk werd het hem teveel. We waren niet boos op hem, eerder teleurgesteld vanwege de tijd en energie die iedereen jarenlang in de band had gestoken.’

Begeleidingsbandje

~

Als je McKenzie Smith en Pulido zo hoort praten, krijg je ernstig het idee dat Tim Smith jarenlang een soloartiest is geweest en de overige Midlake-leden zijn begeleidingsbandje. McKenzie Smith: ‘Iedereen probeerde zich voortdurend te schikken in de mal die Tim voor de band had gecreëerd. Hij is een ambachtsman, een perfectionist die gerust tien jaar aan een liedje smeedt. Het was geen slechte mal, maar zijn ideeën belemmerden weleens de creativiteit van de rest. Soms werkten we almaar door aan een nummer en raakten we alleen maar verder uit de richting, in plaats van dat we dichterbij het gewenste resultaat kwamen.’

Toen Smith besloot Midlake te verlaten, moest de band beslissen hoe nu verder. De gedachte om te stoppen is er volgens Pulido en McKenzie Smith niet geweest. Na twee dagen van onduidelijkheid en verwarring wist de rest dat ze door wilden met Midlake. Een logische stap was dat Pulido, voorheen tweede stem, opklom tot nieuwe leadzanger. En de nieuwe verhoudingen bleken voor allerlei nieuwe perspectieven en mogelijkheden te zorgen.

Pulido: ‘Ik had een paar ideeën voor liedjes waarvan ik dacht dat ze voor Midlake konden werken en één ervan, ‘Provider’, introduceerde ik aan de rest. We speelden het samen en gelukkig vonden de jongens het mooi. We werkten eraan en met z’n allen maakten we het een beter liedje: completer en verfijnder. Gaandeweg brachten de anderen hun ideeën in en kregen we meer vertrouwen in de vorm die de nieuwe liedjes aannamen.’

In welk opzicht verschillen de liedjes vergeleken met jullie eerdere werk?Pulido: ‘Het album is minder folk-achtig en meer rock. Minder nostalgisch en meer avontuurlijk en dynamisch. De folk-invloeden zijn nog te horen, maar we baseren ons meer op psychedelica en een alternatievere vorm van rockmuziek.’ Smith: ‘We zijn grote liefhebbers van psychedelische muziek van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. We dachten dat het aardig was om die kant op te gaan en toch wilden we de Midlake-sound behouden. We wilden het wat energieker maken, verlevendigen. We hebben niet meer dat vlakke, grijze geluid van de vorige cd.’

Kunnen jullie iets meer vertellen over de titel van het album, Antiphon?Pulido: ‘“Antiphon” is een woord dat wel cool klonk, het is een term die in het Grieks ’tegenzang’ betekent. Het heeft ook een liturgische connotatie, maar in de muzikale en orale context wordt de term gebruikt als vraag en antwoord, een oproep en een reactie. Ik vond dat het woord mooi uitdrukte wat dit album voor ons betekent: het is een reactie en antwoord op wat er zich de laatste periode heeft voorgedaan.’

De nieuwe liedjes klinken inderdaad anders dan het vorige werk. Was dat een bewuste keuze?

~

Pulido: ‘Nee, het is eigenlijk zo gelopen, op een natuurlijke manier. We hebben niet een of andere formule volgens welke de liedjes tot stand komen, noch hebben we van tevoren besloten hoe we het gingen aanpakken. Het begon zo ongeveer met een idee van het liedje dat nu ‘Vale’ heet, dat ongebruikt was achtergebleven uit de opnameperiode met Tim. Dit liedje had het geluid en de energie waarmee we een nieuw statement maakten. Vanaf dat moment begon het balletje te rollen en stroomde alles eruit.’Smith: ‘Qua muzieksmaak binnen de band is de diversiteit groot. Met onze muziek is er daardoor veel mogelijk, maar ik denk dat we dat nooit volledig hebben benut, omdat we deemoedig Tims visie probeerden te verwezenlijken. De nieuwe start was beangstigend en eng, maar we voelden ook ineens veel meer vrijheid en opwinding. Er was nu de ruimte voor iedereen om eigen ideeën in te brengen, te experimenteren en om het beste uit elkaar te halen op een manier die voorheen niet mogelijk was.’

Het klinkt alsof jullie bij het maken van dit album veel meer plezier hebben beleefd.

~

Het is september in Amsterdam. McKenzie Smith doolt wat rond op het terras van het Lloyd Hotel. Ondertussen is Eric Pulido op zoek naar datzelfde terras, hij is tijdens een wandelingetje langs het IJ een beetje verdwaald. Smith en Pulido zijn respectievelijk de drummer en de leadzanger van de Amerikaanse indierockband Midlake. In november brengt de band hun nieuwe album Antiphon uit en ter gelegenheid daarvan vlogen Smith en Pulido, twee van de zes bandleden van Midlake, naar Europa voor een reeks interviews.

‘Dit is niets voor Eric, hij is altijd heel betrouwbaar en punctueel,’ zegt Smith terwijl hij bij ons aanschuift, ‘maar misschien moeten we zonder hem beginnen. ‘Een ogenblik later komt Pulido aangewandeld. Behalve zijn baard is er niets opvallends aan hem, waarschijnlijk is hij op straat niet één keer herkend tijdens zijn dagen in Amsterdam. Hij en Smith zien eruit zoals zoveel jonge mensen er deze dagen uitzien.

Een bittere pil
Als studenten jazz aan de University of North Texas College of Music begonnen de heren in 1999 met de band. Het eerste volwaardige album brachten ze uit in 2004. Maar echt succesvol werden ze met The Trials of Van Occupanther (2006) en The Courage of Others (2010). Het ging Midlake allemaal voor de wind, met elk album kregen ze meer erkenning onder critici, en leken de zalen een beetje groter en voller te worden. Spil van de band was al die tijd gitarist en leadzanger Tim Smith, die de lijnen uitzette en de band in een welhaast ijzeren greep hield. Tot begin dit jaar, tijdens de opname van een nieuwe plaat, de boel uit elkaar klapte. Tim Smith verliet de band en de overige leden moesten de band plots opnieuw definiëren. ‘Het was een bittere pil,’ zegt Pulido en hij neemt een slok van zijn bier.

‘Op dat moment was het een verrassing, want er was geen ruzie of onenigheid. Tim stuurde de hele band een e-mail, waarin hij schreef dat hij het niet meer kon opbrengen,’ vertelt Smith, ‘maar ergens voelden we het ook wel aankomen.’
Pulido: ‘Ik denk dat Tim al een poos ongelukkig en ontevreden was en uiteindelijk werd het hem teveel. We waren niet boos op hem, eerder teleurgesteld vanwege de tijd en energie die iedereen jarenlang in de band had gestoken.’

Begeleidingsbandje

~

Als je McKenzie Smith en Pulido zo hoort praten, krijg je ernstig het idee dat Tim Smith jarenlang een soloartiest is geweest en de overige Midlake-leden zijn begeleidingsbandje. McKenzie Smith: ‘Iedereen probeerde zich voortdurend te schikken in de mal die Tim voor de band had gecreëerd. Hij is een ambachtsman, een perfectionist die gerust tien jaar aan een liedje smeedt. Het was geen slechte mal, maar zijn ideeën belemmerden weleens de creativiteit van de rest. Soms werkten we almaar door aan een nummer en raakten we alleen maar verder uit de richting, in plaats van dat we dichterbij het gewenste resultaat kwamen.’

Toen Smith besloot Midlake te verlaten, moest de band beslissen hoe nu verder. De gedachte om te stoppen is er volgens Pulido en McKenzie Smith niet geweest. Na twee dagen van onduidelijkheid en verwarring wist de rest dat ze door wilden met Midlake. Een logische stap was dat Pulido, voorheen tweede stem, opklom tot nieuwe leadzanger. En de nieuwe verhoudingen bleken voor allerlei nieuwe perspectieven en mogelijkheden te zorgen.

Pulido: ‘Ik had een paar ideeën voor liedjes waarvan ik dacht dat ze voor Midlake konden werken en één ervan, ‘Provider’, introduceerde ik aan de rest. We speelden het samen en gelukkig vonden de jongens het mooi. We werkten eraan en met z’n allen maakten we het een beter liedje: completer en verfijnder. Gaandeweg brachten de anderen hun ideeën in en kregen we meer vertrouwen in de vorm die de nieuwe liedjes aannamen.’


In welk opzicht verschillen de liedjes vergeleken met jullie eerdere werk?

Pulido: ‘Het album is minder folk-achtig en meer rock. Minder nostalgisch en meer avontuurlijk en dynamisch. De folk-invloeden zijn nog te horen, maar we baseren ons meer op psychedelica en een alternatievere vorm van rockmuziek.’
Smith: ‘We zijn grote liefhebbers van psychedelische muziek van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. We dachten dat het aardig was om die kant op te gaan en toch wilden we de Midlake-sound behouden. We wilden het wat energieker maken, verlevendigen. We hebben niet meer dat vlakke, grijze geluid van de vorige cd.’


Kunnen jullie iets meer vertellen over de titel van het album, Antiphon?

Pulido: ‘“Antiphon” is een woord dat wel cool klonk, het is een term die in het Grieks ’tegenzang’ betekent. Het heeft ook een liturgische connotatie, maar in de muzikale en orale context wordt de term gebruikt als vraag en antwoord, een oproep en een reactie. Ik vond dat het woord mooi uitdrukte wat dit album voor ons betekent: het is een reactie en antwoord op wat er zich de laatste periode heeft voorgedaan.’


De nieuwe liedjes klinken inderdaad anders dan het vorige werk. Was dat een bewuste keuze?

~

Pulido: ‘Nee, het is eigenlijk zo gelopen, op een natuurlijke manier. We hebben niet een of andere formule volgens welke de liedjes tot stand komen, noch hebben we van tevoren besloten hoe we het gingen aanpakken. Het begon zo ongeveer met een idee van het liedje dat nu ‘Vale’ heet, dat ongebruikt was achtergebleven uit de opnameperiode met Tim. Dit liedje had het geluid en de energie waarmee we een nieuw statement maakten. Vanaf dat moment begon het balletje te rollen en stroomde alles eruit.’
Smith: ‘Qua muzieksmaak binnen de band is de diversiteit groot. Met onze muziek is er daardoor veel mogelijk, maar ik denk dat we dat nooit volledig hebben benut, omdat we deemoedig Tims visie probeerden te verwezenlijken. De nieuwe start was beangstigend en eng, maar we voelden ook ineens veel meer vrijheid en opwinding. Er was nu de ruimte voor iedereen om eigen ideeën in te brengen, te experimenteren en om het beste uit elkaar te halen op een manier die voorheen niet mogelijk was.’


Het klinkt alsof jullie bij het maken van dit album veel meer plezier hebben beleefd.

Smith: ‘Klopt, het was een combinatie van veel plezier en nervositeit. Niet omdat we aan onszelf twijfelden, maar omdat er veel onduidelijkheden waren. Hoe zouden de nieuwe liedjes gaan klinken met Eric als leadzanger? Wat voor liedjes zouden er boven komen drijven? En wat zouden de fans ervan vinden? Nu bezien denk ik dat we iets gemaakt hebben waar we trots op kunnen zijn. De laatste jaren waren niet onze beste, er waren perioden dat we neerslachtig en gefrustreerd waren. De voltooiing van Antiphon voelt daarom als een overwinning van wat schijnbaar een onmogelijke berg leek om te beklimmen. Nu we de berg hebben bedwongen, voelen we ons sterker dan voorheen.’
Pulido: ‘We hebben onszelf uitgedaagd en Antiphon is voor ons een genesis, zowel muzikaal als spiritueel. Het is een nieuw en gezond begin en tot dusver lijkt het een positief hoofdstuk in het leven van Midlake.’

Op het moment dat Eric Pulido deze woorden over het spirituele karakter van hun heropleving bezigt, blijken donkere wolken zich boven ons te hebben samengepakt en maakt een regenbui een eind aan ons gesprek met Midlake op het Amsterdamse terras. ‘We komen te spreken over God en de regen valt op ons neer,’ schertst McKenzie Smith.

Op 27 oktober speelt Midlake in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Een dikke week later, op 5 november, komt Antiphon uit.

Boeken / Achtergrond
special:

Taal veroudert én verjongt, vooral de onze

.

Tarabas, meer dan een halve eeuw geleden vertaald door Nico Rost. In die tijd kon de kwaliteit van de sterk onderbetaalde vertalers nogal uiteenlopen. In ieder geval heeft Rost het taaleigen van de auteur niet te pakken kunnen krijgen. Of is Tarabas een mislukte roman?

Het is een raadsel hoe de min of meer bordkartonnen vertalingen van Madame Bovary genoten konden zijn voordat goddank de vertaling van Hans van Pinxteren het licht zag. Die opende de ogen voor het meesterwerk. Nini Brunt was een erkend Kafka-vertaalster, maar het recente vertaalwerk van Willem van Toorn bewijst hoeveel beter het kan. Veel titels van de befaamde Russische Bibliotheek van uitgever Van Oorschot zijn vertaald door Charles B. Timmer. De ene na de andere titel wordt nu onder handen genomen, want Timmer blijkt onbekommerd weggelaten en toegevoegd, vrij geïnterpreteerd en fouten gemaakt te hebben.

~

Wegwerpproducten

Wie weet is iemand nu bezig de vermaarde vertaling uit 1968 van Louis-Ferdinand Célines Reis naar het einde van de nacht door E.Y. Kummer te overtreffen. In 1969 had John Vandenberg als eerste Ulysses van James Joyce vertaald. Hulde was zijn deel. Maar zijn arbeid werd in 2000, mét argumenten, integraal gecorrigeerd door Paul Claes en Mon Nys. Kort daarna brachten Bindervoet en Henkes hún vertaalinzichten in praktijk. Meer dan eigentalige romans blijken vertalingen genadeloos als wegwerpproducten uit te kunnen pakken.

Shakespeare, om maar iemand te noemen, leest voor de gemiddeld Engelstalige makkelijker weg dan Vondel voor ons, wat zelfs nog geldt voor giganten als Stendhal en Flaubert in vergelijking met onze brave 19e-eeuwers. Bij ons verouderen geschreven teksten sneller dan waar Engels, Frans of Duits de voertaal is. Sinds de renaissance werd zeker tot begin vorige eeuw door hooggeleerde heren aan het Nederlands gesleuteld en gereguleerd. Oogmerk was om op den duur zoiets als een ABN van de grond te krijgen. Daardoor kenmerkt juist onze taal zich door een schoolse kunstmatigheid.

Boven de pet

Geen wonder dat spraakkunstige regels en regeltjes boven de pet gaan. Maar steeds meer gaat de goegemeente van taalgebruikers, meestal lageropgeleiden en jongeren, doodgemoedereerd haar eigen gang. Dag wordt doei, zij wordt hun, woei wordt waaide, beseffen wordt zich beseffen, erop terugkomen verdringt ervan terugkomen en zo voort en zo verder. De taalpuristen, die in calvinistisch Nederland lang stand hielden, raken uitgedund. Meer en meer beïnvloedt de spreektaal, nog niet zo heel lang geleden een hardnekkig ratjetoe van dialecten, de schrijftaal, die weleer in feite een taal apart was.

~

Ook geen wonder dat onze vooroorlogse romans een taaleigen hebben dat nogal afwijkt van het taaleigen van nu. Dat scholieren liever Grunberg dan Vestdijk op hun leeslijst zetten ligt niet aan een verschil in kwaliteit, maar aan een zekere gedateerdheid van Vestdijks taal. Dat zit hem, behalve in een iets andere spelling, zinslengte en woordkeus, in vaak subtiele details. Bij iemand als Couperus, wonderlijk genoeg nog niet compleet afgedaan, zijn het niet alleen details meer. Max Havelaar is hertaald, maar dat stuitte bij de puristen op weerstand. Hertalen houden zij voor populariseren en zou de ziel van een tekst aantasten, al zullen ze over hun hart strijken voor de hertaalde Reinaert de Vos uit de middeleeuwen.

Gebezigde taal

In een roman kan een gezichtsuitdrukking, een locatie of een maaltijd alleen door de gebezigde taal worden begrepen, een taal die inleving in de weg kan staan doordat die veroudering heeft ondergaan. Maar gezichtsuitdrukkingen, bomen of een krop sla in beeldende kunst en film blijven ten eeuwigen dage net als de onze. Schilderijen of films van weleer zijn gewoon goed, middelmatig of slecht, ook al zijn tal van vormelementen onvermijdelijk van die tijd. Iemand als Marcellus Emants schreef heus goede romans, alleen zijn taal werft weinig lezers meer. Oudere kunst kan niet zonder een historische blik.

Ook vertalingen in het Nederlands blijken zich niet aan veroudering te kunnen onttrekken, wat in onze buurlanden minder een probleem is. Daar worden vertalingen vernieuwd omdat ze slecht zijn, bijvoorbeeld bij gebrek aan kundige vertalers uit het Nederlands – daar hoor je onze auteurs vaak over klagen.

Feest

Wie Duivels van Dostojevski leest, bekruipt het vermoeden dat de vertaling van Hans Boland uit 2008 meer een feest is om te lezen dan het origineel. Oordeel zelf: ‘Het is moeilijk te zeggen waarom men zich vastbeet in dit soort geruchten – of waren het wensdromen? – en waarom de gouvernementsvrouw er zonodig met de haren moest worden bijgesleept.’ Hans Leerink vertaalde in 1959: ‘Lastig is uit te maken, hoe het kwam dat al die geruchten, of eigenlijk maar droombeelden, zo’n taai leven hadden en waarom men er speciaal Joelia Michajlowna met zoveel beslistheid bij betrok.’ Boland strooit kwistig met eigentijdse zegswijzen als ‘ergens geen chocola van kunnen maken’. Hoe verouderd is dat al over een tijdje?

Verschillen zijn storend als de plank overduidelijk wordt misgeslagen of als critici je er op attent maken dat er kansen gemist zijn. Stijl is niet alleen tijdsgebonden, maar vaak ook nog eens persoonsgebonden. Boland lijkt moeiteloos zijn kansen te benutten, ook doordat zijn visie op het origineel doordachter lijkt en meer hout snijdt. En hij is niet de enige.

Jongere vertalers hebben binnen hun academische taalstudie kunnen kiezen voor de richting literair vertalen. Dat betaalt zich breed uit. Er zijn zoveel uitstekende vertalers dat individuele namen nauwelijks meer bovendrijven, zoals voorheen meer het geval was. Na met name W.L. Idema en Daan Bronkhorst is een klein legertje sinologen geformeerd dat enthousiast en bekwaam in de opvolging voorziet. Bijvoorbeeld het Portugees, een minderheidstaal, blijft het vertaaldomein van gigant August Willemsen (1936-2007). Wereldtalen worden nu eenmaal het meest bediend. Maar Duits en Frans worden als schoolvak steeds minder gekozen. Vertalingen uit die talen verschijnen steeds minder omdat ze de uitgevers te weinig opbrengen. Het Esperanto dat met de eer gaat strijken is het Engels.

Boeken / Fictie

Grof en meedogenloos

recensie: Marnix Peeters - Natte dozen

.

Natte dozen is grof. Behoorlijk grof. Het boek draait om Oscar Van Beuseghehem, en iedereen die op zijn pad komt krijgt ervan langs: van Aziaat tot Afrikaan, van kind tot bejaarde en van lesbische vrouw tot, tja, eigenlijk iedere vrouw. Zijn afkeer voor mensen valt grotendeels te verklaren door het jarenlange seksuele misbruik door zijn moeder, tante, oom én enkele buurvrouwen die ’s nachts over de vloer kwamen voor seksspelletjes met zijn moeder. Kortom; geen lichte kost,

Toch ligt Natte dozen niet zo zwaar op de maag. Peeters shockeert, ontregelt, overschrijdt grenzen en negeert taboes, maar blijft steeds lichtvoetig en humoristisch. Dat het boek geen dubbele bodem heeft, zoals Van Gerrewey beweert, is niet helemaal juist: ondanks Oscars enorme mensenhaat ontwikkelt hij een zekere vorm van affectie voor zijn pleegkindje Fanta uit Zuid-Soedan. Het is een moraal, al is het behoorlijk cliché: het onschuldige kind weet als enige het hart van de verbitterde oude man te raken.

Een eigen manier
Ondanks de zware onderwerpen is het boek vermakelijk. Zo zijn er de hoofdstukken die bestaan uit brieven aan Van Houffelen, directeur van de louche stichting die Oscar het pleegkind Fanta heeft aangesmeerd. Deze brieven beginnen boos en eindigen woedend, maar de humor én de shockelementen van Peeters klinken er steeds in door. Zo begint de eerste brief aan Van Houffelen als volgt:

U heeft mij verkeerdelijk ingeschreven in uw registers. […] Ik heb niets tegen morele en zelfs beperkte materiële steun aan achtergebleven volkeren en stammen. Het is beter dat wij hen op weg helpen naar een zekere welvaart ter plekke, dat wij hun eventueel een ploeg schenken, dan dat zij hier de pot komen verteren en in duistere zaakjes verzanden, om nog te zwijgen van wat zij met het vrouwvolk van zins zijn; daarover hoef ik u zeker niets te verklappen.

In zijn laatste brief is de toon heel anders:

Zij hebben u bij uw kloten! Ik lees het hier zojuist in het dagblad. Ik hoop dat ze uw post doorsturen naar de gevangenis, zodat ge deze afscheidsbrief nog te lezen krijgt. Onderkruiper, haha, ge gaat feestelijke tijden tegemoet, reken daar maar op. Met uw zeepsmoel in de nor, dat gaat niet lang duren voordat een heel brede met een heel dikke donkere fluit zijn oog op u laat vallen, en u zonder verdoving in het diepste van uw poepgat pakt. Gaat gij met véél triestheid terugdenken aan uw lederen fauteuils en de zachte lippen van de zuigorgels uit de Balkan!

Goed, weinig subtiel dus, maar juist het feit dat Peeters niets uit de weg gaat en niemand ontziet, maakt het boek sterk. Nee, het boek is niet maatschappijkritisch – al zou je kunnen zeggen dat het kritiek levert op alles en iedereen – en wie het boek heeft gelezen is wellicht geen wijzer of verlicht mens, maar zijn dat niet de criteria die alleen literatuursnobs hanteren bij het beoordelen van een boek? Zijn er geen andere graadmeters voor goede literatuur? Natte dozen zit vol humor en is bovendien prachtig geschreven. Daarmee is het een waardige opvolger van Peeters succesdebuut – tenminste, voor ieder die zijn meedogenloze stijl weet te waarderen.

Film / Films

Duivelse liefde

recensie: Faust

Faust van Aleksandr Sokurov is het afsluitende deel van zijn tetralogie over het menselijke gezicht van het kwaad. Voorafgegaan door Molokh, Telets en Solntse. In de typische, lyrische stijl van Sokurov volgen we de dubbelzinnige bedoelingen van Mephistopheles, die zich hier verwezenlijkt als Mauricius (de duistere).

Faust kan beschouwd worden als het einde en het begin. Het is het einde van de tetralogie (vier films die een geheel vormen), maar chronologisch gezien het begin van het kwaad. Faust gaat vooraf aan Hitler, Lenin en Hirohito. De film, het Faustiaanse thema, sluit aan bij een grotere beweging in de wereld. Mensen die hun idealen (hun ziel) verkopen om op korte termijn gewin te behalen.

~

In Faust speelt esthetiek, zoals bedoeld door Sokurov, als niet-menselijke acteur een subtiele hoofdrol. Prachtige decors en een modderige, koud aanvoelende laat-Middeleeuwse sfeer waait door elk shot. Sokurov gebruikt vervormingen met de camera, kleurstellingen, uitbundige kostuums, en lyrische dialogen. Ze spelen allemaal hun eigen rol, vertolkt door omgeving, natuur en acteurs. Dit maakt de ruim twee uur durende film voor de artistiek ingestelde kijker een bevredigende zit. Storend hierin is echter dat er een kader is gebruikt waardoor de film niet fullscreen is. Door de vele close-ups en de gebeurtenissen die half buiten beeld plaatsvinden, krijg je als kijker het gevoel niet helemaal betrokken te mogen worden in het schouwspel.

Duivelse liefde
Het thema in deze Faust-verfilming is de liefde. Heinrich Faust wil het hart van de deerne Margarete bemachtigen en Mauricius verzorgt in ruil voor Fausts ziel dat in deze behoefte voorzien wordt. In geestdriftige dialogen, bacchanalen en gebeurtenissen wentelt de film rondom de val van Faust. Als een delirante ballerina danst de film op het koord tussen goed en kwaad. Het kwaad neemt, uiteraard, het voortouw.

Waar de film punten op verliest is de overdaad aan maniertjes zoals de dialogen, vervormingen en het kader. De film kabbelt op een gegeven moment, ondanks alle geestdrift, wat bloedeloos door. De verrassingen zitten hem dan in de af en toe zeer fraaie beelden zoals Faust met zijn geliefde in een meer plonsend en de eindscène. Tegelijkertijd zit in de manier van filmen en vertellen iets gedurfds. Sokurov zelf heeft duidelijk zijn ziel niet verkocht aan Mauricius. Hij blijft zijn eigen beeldtaal volgen, of je er als kijker nu wat mee kan of niet. Dat op zichzelf is prijzenswaard.

Film / Achtergrond
special: Reaching for the Sky en The Competition

Battle of an Architect

.

Twee documentaires, Reaching for the Sky en The Competition, die op het AFFR draaiden geven een inkijkje in hoe architecten te werk gaan, maar ook hoe lastig het is om opdrachten binnen te slepen. 

De Nederlandse architecten Mark Hemel en Barbara Kuit worden gevolgd tijdens hun eerste grote opdracht. Samen hebben ze een TV-toren ontworpen in Guangzhou in China. Een prestige project en daarmee een unieke kans voor het duo om te laten zien wat ze in huis hebben.

~

Filmmakers Bert Oosterveld en Peter Franken volgen vooral Mark, die in Guangzhou zit, en de eerste keer dat hij zijn gebouw binnentreedt. Enerzijds trots, maar anderzijds kritisch op hoe het ontwerp er van binnen uitziet. Mark vertelt over hoe het proces tot stand kwam en hoe hij van jongs af aan al geïnspireerd was door architectuur.

De film komt wat chaotisch over, niet in het minst door Mark zelf, die vaak zinnen niet afmaakt en vooral bedenkelijk rondloopt. Zijn ontwerp is een succes, maar geeft ook te denken hoe verder. Mark onthult hoe Nederland een ramp is qua opdrachten en jezelf op de kaart zetten. Ook is hij het zat om steeds aan competities mee te doen, wat volgens hem maar een manipulatief wereldje is. In China ligt wat hem betreft de toekomst.

Dat zorgt wel voor enige wrijving met zijn vrouw, die zich af lijkt te vragen of haar man niet te snel gaat. Deels kritisch, deels met humor wordt vastgelegd hoe het leven van twee kleine architecten eventjes helemaal op zijn kop komt te staan. Toch mist er ook wat in de film: Barbara wordt nauwelijks in beeld gebracht, wat de TV-toren toch vooral het project van Mark maakt. Ook komt niet helemaal naar voren hoe Mark de samenwerking met de Chinese bedrijven en architecten ervaart. Helemaal blij lijkt hij niet te zijn met bepaalde aanpassingen of uitgewerkte ideeën, of voorstellen waartoe het gebouw kan dienen. Anderzijds geeft hij aan dat er in China veel mogelijk is en kansen te willen grijpen. Reaching for the Sky laat in ieder geval een man zien die grootse plannen heeft, maar duidelijk nog onwennig is in zijn plotse succes.

The Competition van Angel Borrego Cubero laat zien hoe diverse architecten hun best doen om een opdracht binnen te slepen, namelijk het ontwerp voor een nationaal museum in Andorra. Waar Mark in Reaching for the Sky nog maar net komt kijken, zijn bij The Competition de grote namen van dit moment betrokken. Gehry, Dominique Perrault, Hadid en Nouvel. Norman Foster zou aanvankelijk mee doen, maar bedankt voor de opdracht.  Het proces van de competitie wordt van begin af aan vastgelegd.

~

De chaos en stress worden versterkt door het filmen met een hand-held camera, wat de kijker lichtelijk zeeziek maakt. Het proces en de totstandkoming van het uiteindelijke ontwerp, maar ook de onzekerheid en manipulatie worden in deze film treffend in beeld gebracht. Vooral het bureau van Jean Nouvel, een ware dictator op zijn set, is stiekem een genoegen om naar te kijken. De medewerkers rennen de benen uit hun lijf en werken tot in de late uurtjes door, om vervolgens weer opnieuw te beginnen wanneer Nouvel de ontwerpen als onzin afdoet. 

In deze architectonische keuken is de kijker een voyeur. Een waarbij het schaamrood geleidelijk aan steeds meer naar boven kruipt. In plaats van een strakke regie overheerst chaos in de bureaus. De ontwerpen zijn belachelijk pretentieus, of juist weer veilig en nietszeggend. De presentatie is zelfs kneuterig te noemen. The Competition toont niet de spanning die bij een competitie hoort, maar een ijdelheid die overmeestert. Een verontrustend gegeven en een grote verkwisting van geld, gezien het project nooit uitgevoerd is. 

Film / Achtergrond
special: Fallen City

Emotionele brokstukken

.

In 2008 heeft een aardbeving de Chinese stad Beichuan geheel verwoest.  Het verhaal van drie overlevenden vormt de rode draad van Qi Zhao’s film Fallen City, waarbij zowel aandacht is voor de emotionele schade als de wederopbouw in het nieuwe Beichuan.

De in puin liggende oude stad is geen fijne aanblik om te zien. Woningen zijn verworden tot brokstukken, waar inwoners geïmproviseerde graven hebben gemaakt voor hun overleden dierbaren. Zo zien we een echtpaar dat nog regelmatig de gang maakt naar de oude ruïnestad om het graf van hun dochtertje te bezoeken.

~

Ondertussen wordt er hard gewerkt aan de wederopbouw van de stad. Er ontstaan immense blokwoningen, ontdaan van iedere sfeer en warmte. De Chinese politiek lijkt het nieuwe Beichuan als een paradepaardje te zien. Een nieuwe kans voor overlevenden, een nieuwe manier van gelukkig zijn. Dat het merendeel van de inwoners getraumatiseerd is, lijkt met de snelle en nieuwe bouwplannen een vergeten zaak.

De beelden van het in puin liggende oude Beichuan zijn schokkend om te zien. Toch staan het grote verlies en verdriet dat de overlevenden met zich mee torsen wel erg centraal. Zo verwordt Qi Zhao’s film tot een soort emotioneel pamflet, waarmee hij aantoont hoe moeilijk het is om na een ramp weer een leven op te bouwen. Architectonisch is de film vooral interessant door het contrast tussen de brokstukken van de oude stad en het steriele en kale nieuwe Beichuan. Een echt kritische blik op de snelle en onpersoonlijke bouw en het proces hiervan ontbreekt echter, wat bij de kijker de vraag oproept waar de regisseur precies heen wil met zijn film.

Film / Achtergrond
special: Kleiburg, de laatste Bijlmerflat

Paradijs Bijlmer

.

De rechte en horizontale lijnen van de Bijlmerflats worden in de documentaire Kleiburg, de laatste Bijlmerflat, door een bewoner vergeleken met het pure werk van Mondriaan. Het is een vergelijking die niet veel mensen zouden maken omdat de Bijlmer synoniem staat voor criminaliteit, architectonische kilheid en het failliet van een bepaald idee van stedenbouw.

De documentaire Kleiburg, de laatste Bijlmerflat probeert een ander beeld te geven door bewoners en architecten aan het woord te laten over de laatste flat die er nog staat. Het ontwerp wordt in context geplaatst. De flats zouden de oplossing zijn voor de grote woningnood die Nederland toen teisterde. Mensen wilden meer ruimte en ontvluchtten de kleine en onhygiënische woningen in de binnenstad. De Bijlmer was de oplossing en had in zijn beginperiode nog iets utopisch. De woningen en flats waren ook goed ontworpen en architecten tonen oog voor detail en functionaliteit. Dat het mis ging wordt vooral toegeschreven aan de gemeente Amsterdam die zich in de jaren zeventig en tachtig niet bekommerde om het nieuwe stadsdeel. Er werd bezuinigd in publieke voorzieningen en toegankelijkheid. Met de komst van Surinamers en vervolgens andere migranten werd de Bijlmer een getto waar de gemeente vanaf wilde. Vervolgens werden veel flats gesloopt. Kleiburg is een interessante documentaire die laat zien hoe de perceptie op stedenbouw kan veranderen en dat veel factoren invloed hebben op het uiteindelijke succes van een ontwerp. Dat er nog hoop is voor de laatste Bijlmerflat blijkt uit een ambitieus renovatieproject dat van Kleiburg weer een flat wil maken die past bij de wensen van de eigentijdse huizenkoper.

 

Film / Achtergrond
special: Drop City

Drop out utopie

.

Trinidad Colorado, te midden van de bergen wordt Drop city gevestigd door idealisten die de stad ontvluchten en een nieuw leven willen opbouwen. Het kan allemaal in de jaren zestig en geïnspireerd door de revolutionaire ideeën van Buckminster Fuller worden er Geodesic Domes gebouwd.

~

De bewoners spreken er in Drop City openhartig over en daarmee wordt er een perfect tijdsbeeld gegeven van de sixties. De documentaire laat ook zien dat het zeker niet vanzelf ging. Er moest goed nagedacht worden over de bouw en hoe men zelfvoorzienend kon zijn. Daarnaast was de groep erg creatief, wat tot uiting kwam in films, performances en teksten. En dat er ook het nodige geslikt en gerookt werd blijkt wel uit de anekdotes die de leden met veel plezier delen, zoals iemand die ooit eens met een vrachtwagen langskwam waarin hij een LSD fabriek had verborgen. Drop city werd op gegeven moment een fenomeen en trok daarmee de aandacht van de media. De oorspronkelijke bewoners zien dat als het begin van het einde en in de interviews komen de groeiende spanningen naar boven. Ondanks het instorten van de commune blijven het idee en de idealen fascinerend en inspirerend. De droppers zochten naar een duurzame, functionele en simpele manier van leven. In een tijdperk waar wij ons steeds meer bewust moeten worden van onze leefomgeving biedt Drop City een mogelijke blauwdruk voor een oplossing.

Film / Achtergrond
special: The Gruen Effect

De Linkse winkelbouwer

.

Victor Gruen is de onwaarschijnlijke uitvinder van de shopping mall. Hij is een interessant figuur: een Oostenrijkse jood die aan kritische toneel deed en gezocht werd door de Gestapo. Een linkse idealist die dacht dat hij met zijn ontwerpen de maatschappij kon veranderen.

~

Hij vluchtte naar Amerika en wilde zijn geliefde Wenen introduceren in de Amerikaanse nieuwheid. Hij zocht naar een manier om publieke ruimte te creëren waar mensen elkaar konden ontmoeten en daardoor ook een meerwaarde voor een stad werd. The Gruen Effect toont wat gebouwen en complexen die hij heeft ontworpen en hoe Gruen en zijn vrouw invloedrijk waren in het nadenken over de inrichting van publieke ruimte. Zo introduceerde Gruen gespiegeld glas voor etalages zodat mensen zich meer een deel voelden van de winkelruimte. Maar helaas werden zijn ideeën de basis voor de sfeerloze en gestandaardiseerde shopping malls die overal gemeengoed zijn geworden. In de documentaire ligt de schuld van deze ontwikkeling bij het grote geld denken van de Amerikanen en de toenemende invloed van de auto bij het ontwerpen van winkelcentra en publieke ruimte.  Gruen zou zich daarom afkeren van zijn eigen uitvinding en verhuisde weer terug naar Oostenrijk. The Gruen Effect is een degelijke maar conventionele docu die je een goed beeld geeft van de man en zijn invloed. Daarnaast worden aan het einde nog wat doortastende vragen gesteld over de toekomst van de shopping mall.

Film / Achtergrond
special: Conversations in Milton Keynes

Geplaveid met goede bedoelingen

.

Conversations in Milton Keynes is een kurkdroge lowbudget essayfilm over de modernistische modelstad en zijn inwoners. De Belgische regisseur Ingo Baltes raakte ooit eens gestrand in de stad en ging doelloos wandelen op zoek naar het centrum wat er niet leek te zijn. 

~

Gefascineerd geraakt door de sfeer en architectuur van de stad ging hij terug om een filmportret te maken dat overkomt als een kruising tussen het werk van Patrick Keiller (Robinson in Space) en de Nederlandse documentairemaker Frans Bromet. Zo raakt hij in gesprek met stadsarchitect Derek Walker die het heeft over de toen revolutionaire ideeën die in de stad zijn geïmplementeerd. Hij heeft het ook over zijn toenmalige idealisme en hoe de werkelijkheid van Milton Keynes die inmiddels hebben ingehaald. Milton Keynes was een symbool voor de toekomst, maar de huidige situatie is natuurlijk anders. Het zal herkenbaar zijn voor iedereen die is opgegroeid in een Nederlandse groeikern zoals Zoetermeer, Spijkenisse of Almere. Een gigantische verzameling wijken zonder duidelijk centrum. Sfeerloos en leeg. Toch weet Baltes met humor en empathie te tonen hoe mensen leven in de stad. Of dat nou een alcoholist met overgewicht is die bij een winkelcentrum gaat zitten om nog onder de mensen te zijn. Of een man die achtergelaten winkelwagentjes ophaalt en zich met enige zelfspot een Trolley-olegist noemt. Ondanks de grauwe sfeer leeft de stad wel degelijk, maar misschien niet op de utopische wijze zoals de architecten voor ogen hadden.