Boeken / Fictie

Het werkelijke en het mogelijke

recensie: Thomas Mann - Lotte in Weimar

Een dame genaamd Charlotte Kestner stapt uit een koets bij het hotel van Weimar. Het is 1816 en zij wil, onder het mom van familiebezoek, haar vroegere geliefde Johann Wolfgang von Goethe terugzien. Goethe schreef na hun korte jeugdaffaire zijn beroemd geworden debuut Het lijden van de jonge Werther. Haar komst is snel bekend in het stadje en een menigte sensatiezoekers verdringt zich onder haar raam.

Thomas Mann schreef deze roman in 1939, in ballingschap. In 1933 was Hitler aan de macht gekomen en Mann, vertegenwoordiger van het beschaafde Duitsland en tegenstander van het Nazi-bewind, vertrok naar Zwitserland. Lotte in Weimar is een terugblik op die verdwenen beschaving, maar speelt zich af in een tijd dat Duitsland in oorlog was met het napoleontische Frankrijk. Zo kon de auteur in een historische vermomming zijn kritiek en waarschuwingen onder woorden brengen: “(…) de meeste mensen wachten slechts op het moment dat de omstandigheden hun eindelijk eens toestaan ruw en wreed te zijn en zich naar hartenlust onmenselijk te gedragen.”

Ballingschap

Het grootste deel van de roman bestaat uit gesprekken die Charlotte voert met de stoet nieuwsgierige bezoekers die de iconische geliefde in levende lijve willen aanschouwen. De secretaris van Goethe, de zoon van Goethe, een vrouwelijke kennis van Goethe; urenlang wisselen ze van gedachten over hun idool. Hij komt naar voren als een lastige, veeleisende man die tegen de verdwazing van de romantiek zijn Verlichtingsideaal hoog houdt. Hier kan Mann zijn belezenheid laten zien, alsmede zijn persoonlijke verbondenheid met het verleden. Door de figuur van Goethe heen schemert zijn eigen verdriet en de woede over zijn ballingschap.

Omringd door ja-knikkers

Discipline en vasthoudendheid zijn vereist om de vele dialogen en een mooie monologue interieur van Goethe zelf helemaal uit te lezen. Wie (nog) niet thuis is in de verborgen verwijzingen naar de Duitse klassieken zal moeite hebben met de vele historische feiten en 18e-eeuwse societypraatjes.

Het is een opluchting wanneer er iets gebeurt: een uitnodiging aan Charlotte om samen met een aantal discipelen de maaltijd met Goethe te gebruiken. Hier toont Mann zijn enorme talent voor ironie. De sfeer aan tafel is er een van heilige eerbied. Als de grote meester iets zegt verstommen alle andere gesprekken. Maar voor een tête-à-tête krijgt Charlotte geen kans.

Haar ontgoocheling, voorafgegaan door een stoet herinneringen en de gedachte aan hoe anders het had kunnen gaan vormen de kern van deze lastige roman. Het is de genuanceerde, empathische schildering van een rijpe vrouw door een auteur op leeftijd. Mann was tijdens het schrijven halverwege de zestig. Naast zijn liefde voor zijn grote voorbeeld Goethe heeft hij zich ook geïdentificeerd met de oude mevrouw die uit een koets stapt en een hotelkamer bestelt. Aan het slot van het verhaal zijn haar illusies voorbij maar ze blijft fier overeind:

‘Men moet,’ zegt Charlotte, ‘de edele bedoeling waarderen die het mogelijke wil verdedigen tegen het werkelijke, ook al is dat laatste – nee, juist omdat het laatste in het voordeel is ten opzichte van het mogelijke.’

Lotte in Weimar is beslist niet het sterkste boek van Thomas Mann. Er is nauwelijks een verhaallijn en de dialogen gaan bladzijden lang door. Iedereen die bij voorbaat gaat steigeren bij klassieke Duitse schrijvers is bij deze afgeraden er aan te beginnen. Alle vooroordelen over langdradigheid worden bevestigd. Maar voor wie houdt van filosofische reflectie en een schitterende stijl is Lotte een mer à boire.

Theater / Voorstelling

Pesten en dromen in 3D

recensie: Imagine Nation - Sky

De zestienjarige Sky wordt verschrikkelijk gepest op school. In wanhoop neemt ze een overdosis drugs. Als ze in coma in het ziekenhuis ligt, begint ze te dromen. Tijdens de droom ontmoet ze haar gestorven vader en allerlei vreemde wezens. Uiteindelijk vindt ze haar kracht.

Arme Sky. Iedereen om haar heen draagt de meest geweldige outfits. Zeker in het droomgedeelte hebben de kostuumontwerpers zich volledig uitgeleefd. Maar Sky moet de hele tijd rondlopen in een gewone witte trui met rood overgooiertje. Die kleding is echter wel goed gekozen. Sky is een buitenbeentje.

© Deen van Meer3D

Sky heeft vooraf veel publiciteit gekregen. Niet alleen omdat de muziek geschreven is door John Ewbank en een aantal liedjes al bekend waren omdat Marco Borsato ze gezongen had, maar vooral omdat er van 3D gebruik wordt gemaakt. De toeschouwers zitten dus allemaal met een bril op. Wat, als je tijdens de voorstelling om je heen kijkt, zowel een vervreemdend als verbindend effect geeft.

Voegt 3D iets toe? Bij tijden absoluut. Er staan niet zomaar twee acteurs met elkaar een scène te spelen, nee, ze lopen in een echte stad met huizen, auto’s en bruggen. De 3D geeft de scène diepte en dynamiek. Prachtige beelden brengen je in een andere wereld. Af en toe zijn de effecten die op je afkomen schrikwekkend. Als Sky in haar droom terecht komt, zien we een echte draaikolk. En natuurlijk kunnen er met 3D leuke grappen worden uitgehaald, bijvoorbeeld als een lift diep de aarde inschiet. Soms echter werkt het niet. Dan helpt ook de bril niet om scherpte te krijgen en is het beter hem even af te zetten, omdat er te veel effecten gaande zijn om goed te kunnen zien wat er gebeurt.

Robin de Levita, John Ewbank en Marco Borsato presenteren de nieuwe Nederlandse musical SKY in Theater Amsterdam, première zondag 3 april 2016 met Lisse Knaapen (Sky Nieuwman), Roben Mitchell (Robbie), Lone van Roosendaal (Julie Nieuwman), Matteo van der Grijn (Edward Nieuwman), Daisy Duin (Cynthia), Eva Van der Gucht (Betty Steeven), Joel de Tombe (Nick Winter) en Boy Ooteman (Dr. Cals)

Gemiste kans

De sterke beelden, de mooie muziek en de soms hiphopachtige dans zijn de sterke punten van de voorstelling, de acteergedeeltes de zwakke. Op die momenten verliest de musical vaart. Dat komt waarschijnlijk in de eerste plaats doordat het script behoorlijk onsamenhangend is. Vooral de scènes met Sky’s vader, gespeeld door Matteo van der Grijn, vertragen het tempo, ook omdat hij steeds dezelfde nietszeggende teksten moet uiten. Aan het einde kan hij echter gelukkig revanche nemen. In het mooie slotlied ‘Afscheid nemen bestaat niet’ is Van der Grijn heel indrukwekkend en ontroerend.

Nieuwkomer Lisse Knaapen als Sky doet het goed in haar eerste grote rol, al is ook zij zingend sterker dan acterend. De meest opvallende spelers zijn de, in de droomscènes hartveroverende, Roben Mitchell als haar beste vriend en Eva van der Gucht als conrector van de school en legercommandante. Dat Van der Gucht kan spelen is al lang een vaststaand feit, maar zij blijkt ook meeslepend te kunnen zingen en leuk te kunnen dansen.

Het idee voor het verhaal van Sky is niet origineel, maar wel zowel eigentijds als universeel. Er is door de producenten heel veel geld en aandacht besteed aan de techniek. Ewbank is al langer dan tien jaar bezig met de muziek. Amerikanen zijn ingehuurd voor de choreografie. Waarom wordt er dan niet een echt goede scriptschrijver in de arm genomen?

Echter, dit gezegd hebbende, Sky zal wel degelijk een leuke, enerverende avond uit betekenen voor zowel ouders als kinderen. Maar, echt waar, het had veel meer kunnen zijn.

Theater / Voorstelling

Hongaars repertoire in Frascati: een absurd zwart sprookje

recensie: TA-2 en Frascati Producties - Liliom

Het Nederlandse theaterlandschap is niet heel bekend met het werk van de Hongaarse Ferenc Molnár, maar na de bewerking van Julie Van den Berghe zal hier ongetwijfeld verandering in komen. Zij brengt met het stuk Liliom een donkere en absurde verbeelding van de armoede in de sloppen van Boedapest, waarin het volk in een rauwe werkelijkheid worstelt met sociale (on)afhankelijkheid: een schijnbaar onmogelijk verlangen naar samenhorigheid.

De Hongaarse roman- en toneelschrijver Ferenc Molnár (1878 – 1952), pseudoniem voor Ferenc Neumann, wordt gezien als een belangrijk vertegenwoordiger van het naturalistische toneel. Zijn taal wordt over het algemeen als eenvoudig en geestig omschreven, maar wordt door Jibbe Willems vertaald naar een ietwat boerse en gestileerde volkstaal. De tekst is een opsomming van tautologieën en simpele scheldwoorden. Een tekst waarin de hoop op toenadering tot elkaar voelbaar wordt gemaakt.

LiliomLiliom (Eelco Smits) ligt op de houten constructie van zijn carrousel, of eigenlijk de carrousel waar hij in het stuk afscheid van neemt om zijn artiestenbestaan te beëindigen en het leven voort te zetten met het meisje Julie. Liliom heeft allesbehalve een goede naam en overlijdt tijdens een zoveelste vlucht voor de politie. Hij is opvliegerig, weet zich dan ook niet goed in woorden uit te drukken en slaat degenen die hem dierbaar zijn. Een gegeven wat niet alleen in de tekst, maar ook in vorm goed is uitgewerkt. Met Liliom als middelpunt is het visueel opgebouwd in verschillende lagen, waar de personages zich doorheen proberen te wurmen.

Circulerend geheel

Het toneelbeeld is energiek. De ronde houten constructie waarop Liliom de voorstelling opent, vormt tegelijkertijd de kern van het stuk. Om de constructie heen circuleren zilveren panelen die op een never ending rails langs elkaar heen kunnen bewegen. Liliom beweegt zich vrijwel alleen op de constructie en waar hij er een enkele keer vanaf stapt lijkt hij zich van zichzelf te distantiëren. De zestien personages, vertolkt door negen acteurs, spelen in de verschillende lagen tot de kern: Liliom. Zij balanceren in beide richtingen om hem heen en zoeken daarin elk een toenadering tot de agressieve en afstandelijke jongeman. Het is een vorm die prachtige en ingenieuze beelden oplevert en die de gemoedstoestand van Liliom versterkt.

Weinig ontwikkeling

LiliomDe personages blijven echter vrij typematig. Er is nauwelijks ontwikkeling te ontdekken in de kleine twee uur die de avond duurt. Enkel Julie (Hélène Devos) verrast met mooi spel waarin zij met veel weemoed afscheid neemt van haar Liliom. Een relatie die voor zijn naasten compleet onbegrepen blijft. Behalve voor de tweede vrouw in Lilioms leven: Muskat (Janni Goslinga), wellicht de enige vrouw die naast Julie door Lilioms streken heeft kunnen kijken.

Julie Van den Berghe (1981) heeft haar naam snel doen verspreiden. In 2010 studeerde zij af aan de regieopleiding van de Amsterdamse Theaterschool. In 2017 treedt zij in de voetsporen van Ola Mafaalani, als artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel. Een frisse regisseuse van wie wij nog meer duistere stukken kunnen verwachten, die volgestopt zijn met haar ‘vrolijk-grimmige fantasie’. Ik hoop dat zij haar tanden in voor Nederland onbekend repertoire blijft zetten.

Kunst / Expo binnenland

Desolate gedichten

recensie: Expositie Chris Ten Bruggen Kate

Kunsthistoricus Ed Wingen noemde Chris ten Bruggen Kate (1920-2003) eens ‘de vader van het gestileerd realisme.’ De schilder was er content mee. Maar dat er een hele weg voor moest worden afgelegd voor het zover was, toont het Noord-Veluws Museum in Nunspeet.

Compleet beeld

Ten Bruggen Kate - Zelfportret

Chris Ten Bruggen Kate, Zelfportret, 1978 Coll. Bram ten Hove, Kunsthandel Nunspeet

In 2015 ontving het toen pas een jaar bestaande museum een omvangrijke schenking van de Stichting Chris ten Bruggen Kate. Inclusief documentatiemateriaal. Dit maakte het beeld van zijn werk compleet.. De schilderkunst van de in Utrecht geboren en in Nunspeet overleden Ten Bruggen Kate wortelt in die van de Nunspeetse Schilderskring, waar hij de laatste vertegenwoordiger van kan worden genoemd.
De leermeester van Ten Bruggen Kate was de neo-impressionist Hendrik Willem de Jong (1937-1942), van wie een werk getiteld Boslandschap op de tentoonstelling hangt.

Schreden voorwaarts

H. Als schrijft in 1955 in de Zwolse Courant dat de schilder ‘de laatste jaren vele schreden voorwaarts heeft gemaakt.’ Als prijst de warmte van diens kleuren, goede smaak en eerlijkheid. Er zijn een paar mooie voorbeelden van te zien, zoals het Gezicht op Grevenmacher (1952) en een Stilleven met fruit (1960-1964).
In de jaren zestig van de vorige eeuw leerde de kunstenaar Carel Willink kennen. Door de getrouwe imitaties van diens stijl kreeg Ten Bruggen Kate niet ten onrechte de bijnaam ‘Chris Willink.’ Hij kon er later, getuige een documentaire van RTV Nunspeet uit 2002 die het museum toont, hartelijk om lachen.

Sterkste troeven

Stilte

Chris Ten Bruggen Kate, Stilte, 1978 Coll. Bram ten Hove Kunsthandel Nunspeet

Het roer moest om, en dat ging het ook. En hoe. Twee schilderijen op de expositie markeren de overgang: één van Willink (1928) en één van Pyke Koch (1963). Vanaf nu speelt de schilder zijn sterkste troeven van het ‘gestileerd realisme’ uit. Twee wanden in de benedenzaal worden ermee gevuld. Met spaarzame maar adequate toelichtingen.
Het zijn doeken die een desolate sfeer ademen. Geschilderd in een gladde, transparant opgebrachte verfstreek. Een paar bomen, enkele huizen zonder ramen. Veel sneeuw, die alle dood en verderf moest bedekken. Het is werk dat qua sfeer soms doet denken aan dat van Metten Koornstra (1912-1978), al ontbreken diens figuren.

Dichterlijk

Dichterlijk gestemd is zijn werk ook, maar dat is niet vreemd voor een schilder die tevens dichtte en van wie gedichten zijn gepubliceerd in bundels als De stijgbeugel en De maan en de spiegel. Op de tentoonstelling hangen ook enkele van zijn gedichten.
Aan het eind van de grotendeels chronologische rondgang lijkt het opeens of Ten Bruggen Kate nog een stijlbreuk heeft gekend: wat naïeve en karikaturale kunst vormt het eindpunt. Maar dat is schijn; deze werken dateren uit een eerdere periode en doen zo, als slottonen, bijna afbreuk aan het geheel. Je moet er wat glimlachend aan voorbij gaan. Want wat blijft hangen, is het beeld van een mooie expositie.

ClaudiaDeBreij-StefBos-ContraContra
Muziek / Album

Van het mooiste naar het nieuwste

recensie: Nederpop update volume 1: Claudia de Breij / Stef Bos / ContraContra
ClaudiaDeBreij-StefBos-ContraContra

In deze eerste editie van de Nederpop update krijgt een drietal belangrijke releases de aandacht. De fraaiste liedjes van Claudia de Breij gaan hand in hand met het jubileumalbum van Stef Bos. De eigenzinnigheid druipt vervolgens van ContraContra.

Mede door een aantal in het oor springende releases om een bijzondere editie te vullen, maken we deze keer de koppeling van Nederpop met Nederlandse taal. We gaan niet voorbij aan nieuw talent en de gevestigde orde die nog steeds fraaie muziek maakt.

Hier kan je niet omheen

Alles is goed – De mooiste liedjes van is de titel van het nieuwste album van Claudia de Breij. Toch is het niet alleen een bijeenraapsel van haar grootste successen, maar een album met liedjes die wel eerder het levenslicht zagen, nu in een nieuw jasje gestoken. Op zo’n album kan natuurlijk haar TOP2000 liedje ‘Mag ik dan bij jou’ niet ontbreken in een versie die de oude bijna doet verbleken. De Breij weet met haar teksten steeds weer te verbazen. Zo lijkt een liedje als ‘Mis je zo graag’, hier samen gezongen met Waylon, een tegenstrijdig liefdesliedje dat bol staat van het verlangen naar de ander zodra deze niet in de nabijheid is.

Op Alles is goed heeft De Breij een drietal gasten als vocale toevoegingen gevraagd. Zo horen we naast Waylon ook wijlen Thé Lau meezingen in ‘Niet alleen’ en Bløf’s zanger Pascal Jakobsen in een mooie uitvoering van ‘Ik onthou van jou’. Een bijzondere vermelding verdient zonder twijfel het liedje ‘Als ik maar kon geloven’, een nummer dat veel mensen troost kan schenken bij het afscheid nemen van dierbaren. Het heeft een tekst over geloven die is doorspekt met alle twijfels die we als moderne mens daaromheen ervaren. Het draagt ook de hoop in zich dat als het geloof waar zou zijn, het verlangen naar een herontmoeting beantwoord wordt.

Iedereen die het Nederlandse lied een warm hart toedraagt en cabareteske teksten met kwinkslagen, dwarsverbanden en rake observaties wel kan waarderen, zal vele uurtjes (herbe-)luistermomenten beleven aan dit album waar je niet omheen kunt!

 

Stof tot nadenken

Zo’n vijfentwintig jaar geleden kreeg de carrière van Stef Bos een enorme stuwende kracht voorwaarts, toen hij zijn lied ‘Papa’ uitbracht. Sommige artiesten ervaren een keerpunt in wat er tot dan toe gebeurde door toedoen van één liedje. Zo’n moment markeert heel duidelijk de muzikale weg die Bos heeft gevaren. Een sprong in de tijd is de titel van zowel zijn nieuwe album als zijn voorstelling en het gaat samen met een door hem geschreven boek: ‘Mijn onmacht woont in woorden’.

De rode draad is de zoektocht door Vlaanderen, Nederland en Zuid-Afrika naar zijn eigen stem, zijn manier van verwoorden. Dit is zijn muzikale weg waarop zowel het Franse Chanson als blues en wereldmuziek hun stempel hebben gedrukt. Bos blikt terug maar staat met beide voeten op de grond in het heden om ook van daaruit een blik vooruit te hebben.

Het album staat vol met liedjes die vooral Stef Bos zelf binnenstebuiten keren. Hij kijkt daarbij soms diep in zijn eigen persoonlijke leven. Zelf noemt hij dat zijn ‘binnenwereld’. Luister naar liedjes als ‘Ik zie u graag’, waar het album mee opent, waarin hij op bijzondere wijze zijn liefde voor Vlaanderen bezingt. Of neem ‘Hoek af’ waarbij hij de schoonheid verklaart door de afwijking van het gladde, gepolijste. Juist in de afwijking van het verwachte schuilt soms de aantrekkelijkheid. Het is een tekst die stof tot denken geeft.

Wie zonder aankondiging het album van Stef Bos te horen krijgt zal zonder aarzelen direct herkennen wie de zanger is die hier zingt. Bos heeft in de loop der jaren zoveel herkenbaarheid in zijn stem, maar vooral ook in zijn manier van zingen gelegd, dat hij uit duizenden herkenbaar is. Als hij die bijzondere eigenschappen zoals hier koppelt aan liedjes met fraaie melodieën en teksten met zeggingskracht, dan kan hij met Een sprong in de tijd toch vele harten veroveren en voorzien van vele uren luisterplezier aan de stereo-installatie, dan wel in het theater.

 

Na de literaire revolutie

Tegendraads, vernieuwend en zeker opvallend mogen de releases genoemd worden die verschijnen op het Tilburgse label Bastaard Platen. Met ContraContra heeft dit label, dat gerund wordt door Mathijs Leeuwis en Jeroen Kant, weer een heel bijzonder bandje te pakken. Ze geven hen met Wrakjuweel het podium dat ze nodig hebben om gehoord te worden in de vaderlandse popmuziek. Wanneer je de eerste keer Wrakjuweel draait, blijf je waarschijnlijk in eerste instantie in verwondering achter. Pas bij meerdere luisterbeurten zal de schoonheid van dit debuutalbum zich langzaam ontvouwen. Het is een album dat echt luisterinspanning vraagt om tot de kern door te dringen, maar als je als luisteraar dan gegrepen wordt is er ook geen ontkomen meer aan.

ContraContra koppelt een muziekstijl die wortels heeft in punk, maar hier ontrafeld wordt naar langer uitgesponnen liedjes, aan de Nederlandstalige poëzie die ons terugvoert naar de dichters van de literaire revolutie. Denk in dat laatste geval bijvoorbeeld aan Simon Vinkenoog. Muzikaal staat ContraContra met beide benen in de alternatieve muziekscene van nu.

Wrakjuweel ontvouwt zich langzaam als misschien wel een van de meest bijzondere Nederlandstalige plaatjes van de laatste tijd. De tien composities dragen allemaal één woord als titel en het album opent met ‘Grafbad’ dat gestoeld is op de mythologische figuur Icarus. We maken kennis met de verhalende teksten van ContraContra. Het zijn geen gedichten op rijm met korte zinnen, maar lange zinnen die je moet ontrafelen. Intussen gaat de muziek van licht en gevoelig naar heftig, van opverend tot de ondergang tegemoet. Zo spannend is de ContraContra-benadering van nieuw Nederpop elan. Geef ze de kans zodat je uiteindelijk na ‘Schitterziel’, het slotnummer, alleen maar weer op de repeatknop wilt drukken.

 

Klooster
Boeken / Non-fictie

Monnikenwerk

recensie: Philip Holt - Schiere monniken en grijze vrouwen
Klooster

Kloosters en hun bewoners hebben veel betekend in de Lage Landen. Monniken legden moerassen droog, kopieerden boekwerken en polderden zeegebieden in. Als je dan weet dat het eerste cisterciënzerklooster in Nederland in 1165 werd gesticht en dat het land tegen het einde van de 15e eeuw maar liefst 34 cisterciënzerkloosters telde, dan kan je nagaan dat hun ‘bewoners’ heel wat nuttig werk hebben verricht.

De opzet van auteur Philip Holt is een exhaustief overzicht te geven van de geschiedenis – en, in de meeste gevallen teloorgang – van die 34 kloosters, wat gezien de bibliografie (per klooster aangegeven) duidelijk een huzarenwerk moet zijn geweest. Lovenswaardig, maar gezien het specifieke karakter uiteraard alleen interessant voor historici, studenten en liefhebbers van vaderlandse en/of monastieke geschiedenis. Die dan nog wellicht alleen die kloosters zullen opzoeken die interessant zijn voor hun onderzoek. Dankzij de overzichtelijke en logische indeling (‘zelfstandige vrouwenabdijen’ worden gebundeld, en verder de kloosters per provincie) zullen ze heel snel vinden wat ze zoeken. Het inleidende geschiedkundige overzicht is helder, maar weinig begeesterend omdat het heel feitelijk is. Wat, voor alle duidelijkheid, geen verwijt is.

Prediken voor eigen kerk

Dit boek aanprijzen is, zoals gezegd, prediken voor de eigen kerk: mensen die niet geïnteresseerd zijn in monastieke geschiedenis zullen Schiere monniken en grijze vrouwen wellicht nooit ter hand nemen. Maar voor (amateur)historici is dit boek een zakelijk en, dankzij het beeldmateriaal, heel degelijk vormgegeven naslagwerk dat een belangrijk en vaak onderschat stuk Nederlandse geschiedenis bundelt in een handig overzicht. De geschiedenis van het ene klooster is natuurlijk niet altijd even boeiend als die van het andere, maar dat kan de auteur niet verweten worden. Alleen die lyrische inleiding door ene broeder Bernardus Peeters, die haaks staat op de wetenschappelijke stijl van Holt en wel héél enthousiast de stimulerende rol van liefde bewierookt, had wat ons betreft geschrapt mogen worden.

fragment uit 'Faust' van Goethe
Boeken / Fictie

Een frisse en snelle Faust

recensie: Johann Wolfgang Goethe - Faust
fragment uit 'Faust' van Goethe

Toen Goethes Faust het levenslicht zag, was de mythevorming rond de geleerde die zijn ziel aan de duivel verkoopt al een paar eeuwen oud. De Duitse romanticus schiep een eigentijdse, zeer levendige bewerking van de legende. Ard Posthuma maakte een vertaling die in frisheid niets onderdoet voor het origineel en inmiddels toe is aan haar vijfde druk.

Het is in de zestiende eeuw dat Magister Georg Sabellicus Faust door Zuid-Duitsland dwaalt. Een astroloog en alchemist, behept, zo wordt gezegd, met magische gaven. Dat er in de door de kerk doordrenkte samenleving in Luthers woorden geen plaats voor zo’n ’tovenaar en bondgenoot van de duivel’ is, mag duidelijk zijn. Waarschijnlijk duiken juist daardoor vele anekdoten over Herr Doktor de kop op. Vanuit Bazel beweert een dominee dat Faust een gewelddadige dood is gestorven (waarschijnlijk stierf hij door een mislukt alchemistisch experiment) en door de duivel in hoogsteigen persoon is opgehaald. Een eer die toch maar weinigen te beurt valt.

Jeugd en succes

De eerste bekende optekening van de griezelgeschiedenis stamt uit 1604 en is van de hand van Christopher Marlowe, die de dramatische kracht van de legende inziet en van Faust een tragisch figuur maakt. Dat lollige opvoeringen enigszins afbreuk aan deze tragiek doen, kan niet verhinderen dat in de achttiende eeuw de interesse voor de avonturen van de duivelsvriend oplaait en ook Johann Wolfgang Goethe rond 1770 aan zijn overbrenging van de vertelling begint. Een drama in twee delen, waarvan het tweede, langere, deel enkele maanden na zijn dood wordt gepubliceerd.

Het eerste deel is de bewerking van de legende zoals die sinds honderden jaren voortleefde. De duivel, Mefistofeles, glipt in de gedaante van een poedel Fausts studeerkamer binnen en belooft de zwaarmoedige wetenschapper jeugd en succes, in ruil voor zijn ziel. De twee gaan op reis. Dat Goethe geïnteresseerd is in de nieuwste ontwikkelingen van zijn tijd, en van zijn bewerking een moderne en frisse bewerking wil maken, blijkt wel uit Mefistofeles’ laatste vier regels voor de trip aanvangt:

Ik zorg voor hete lucht, kijk hoe ik met mijn brander
een jas in een ballon verander.
Hoe minder ballast, des te sneller stijgen wij;
proficiat! Je oude leven is voorbij.

Spel en taal

Het tweede deel beschrijft een fantastische reis waarin Goethe op geniale wijze speelt met een overvloed aan materiaal. Vangt het tweede deel aan in een middeleeuws hof, even later bevinden we ons omringd door mythologische figuren, tussen heksen in een donker woud. Dat de lezer hier gemakkelijk in deze overvloed verdwaalt, is niet erg, zegt Posthuma in zijn nawoord. Mefistofeles overkomt per slot van rekening hetzelfde. Laat het etiket van complex werk de lezer dan ook niet afschrikken; al bij eerste lezing van deze klassieker valt er ontzettend veel te genieten. Mede doordat de vertaling kristalhelder is.

Posthuma streeft naar eigentijds taalgebruik en gaat daarin ver. Met name de duivelse verleider, die door geschiedenis en toekomst dwaalt, spreekt een taal die ons anno 2016 bekend in de oren klinkt. Want, zo vindt de vertaler, Mefistofeles moet ook in onze tijd aan kunnen schuiven. Daarnaast behoudt het werk met deze benadering de frisheid en de snelheid die het origineel kenmerkt. Goethe speelt een spel waarin alles geoorloofd is. Dat deze vertaling juist dat aspect in ere houdt, is een schot in de roos.

Muziek / Concert

De party animals van Kakkmaddafakka

recensie: Recensie Kakkmaddafakka @ Patronaat, 24 maart 2016

Misschien dat je wat vreemde blikken krijgt van mensen als je zegt dat je naar een concert van Kakkmaddafakka gaat, maar de bandnaam betekent gewoon party animals. Vanavond doet de band haar naam eer aan in een bijna uitverkocht Patronaat.

De muziek van het Noorse Kakkmaddafakka is geïnspireerd op veel verschillende genres en is niet echt in een hokje te plaatsen. Waar in sommige nummers duidelijk een reggae-invloed te horen is, hebben andere liedjes meer een hiphop-feeling. In de tien jaar dat ze wereldwijd touren hebben ze flink naam gemaakt als live-act met hun interessante en energieke shows.

De zaal uit gedrildSay Yes Dog

Terwijl het publiek langzaam binnendruppelt, mag het Luxemburgse Say Yes Dog de zaal vast opwarmen. Hun dansbare electropop wordt goed ontvangen door de zaal en de aanwezigen zijn al volop aan het dansen. Het is jammer dat in de instrumentele stukken de bas extreem overheerst en mensen bijna de zaal uit gedrild worden. Na ruim veertig minuten spelen beginnen er ongeduldige geluiden uit het publiek te komen en ze lijken het niet erg te vinden als de band na een laatste applaus de aftocht blaast.

Als het doek na een korte pauze weer open gaat is het podium nog leeg. Een bandje met een opera-achtig muziekje gaat aan. Na een net iets te overdreven lange tijd komen de bandleden één voor één op en beginnen te spelen, allemaal ontvangen met luid applaus. Het kleine podium staat met zes muzikanten gezellig vol. Het feestje begint eigenlijk meteen al zodra de band de eerste noten van oude hit ‘Touching’ in zet.

Muziek van en voor jonge mensen

Na het tweede nummer van de set komen alle bandleden even achter hun instrument vandaan om een vreugdedansje te doen en het applaus in ontvangst te nemen. Iets wat de rest van de avond nog een paar keer gebeurt. De zes jongemannen zijn duidelijk blij om hier te zijn, geven elkaar boksen en werpen ontelbaar veel kushandjes het publiek in. Ook hebben ze veel te vertellen tussen de nummers door, zo blijkt dat bassist vandaag 27 is geworden. Dat de muzikanten richting de 30 gaan is op hun nieuwe album KMF enigszins te horen. Waar de ongecompliceerd vrolijke liedjes uit hun beginperiode vooral gaan over meisjes, drank en feesten, hebben de teksten nu meer diepgang en zijn de nummers wat rustiger.Kakkmaddafakka 3

Het optreden is een dynamisch geheel. Elk van de bandleden heeft zijn eigen rol. De drie mannen die vooraan staan wisselen elkaar af met de eerste stem, en de achterste rij verzorgt de achtergrondzang. Zelfs de achterin weggestopte percussionist krijgt zijn minutes of fame door een cover van Haddaways ‘What is Love’ te zingen en ook de toetsenist mag even naar voren komen om met een enorme vlag met de bandnaam door de zaal te zwaaien, waarvan het nut overigens niet helemaal duidelijk werd.

Geen technisch hoogstandje

Voor geraffineerde gitaarsolo’s en zinderende uithalen moet je niet naar een show van Kakkmaddafakka komen. Erg ingewikkeld zit hun muziek niet in elkaar, en ook geluidstechnisch gaat er soms wat mis. Zo valt de zang af en toe bijna weg of klinkt deze juist veel te hard, en tijdens een van de rustige nummers klinkt er een lange irritante piep door de boxen. Ook is de band niet optimaal voorbereid; halverwege de set is een capo nodig maar kunnen ze deze nergens vinden. Na aan uitbreide zoektocht wordt er eentje onder het keyboard gevonden. Gelukkig maar, want het komt ook wel eens voor dat ze attributen helemaal vergeten.

Maar wat maakt het uit. Kakkmaddafakka doet waarvoor ze gekomen zijn: een feestje bouwen! Al na een paar nummers is de zaal één grote deinende massa geworden. Tijdens de toegift is er zelf een dappere jongen die het aandurft om te crowdsurfen. Kakkmaddafakka is een bonk Noorse energie op het podium en ze weten hoe ze een verrassende, energieke show moeten neerzetten.

Kakkmaddafakka 1

 

Concert

Paastraditie schittert

recensie: Festivalverslag Paaspop vrijdag, 25 maart 2016

Schijndel in Noord-Brabant is traditiegetrouw de locatie voor Paaspop: het startpunt van het festivalseizoen. Het festival biedt ruim drie dagen muziek, gezelligheid, en is na eenendertig jaar inmiddels flink uit de kluiten gewassen. Paaspop richt het vergrootglas doorgaans op Nederlandse acts, maar ook buitenlandse acts van formaat of belofte worden graag begroet.

Ondanks de vroege Pasen zijn de weergoden gunstig gestemd. De sfeer op het festivalterrein is dan ook traditiegetrouw om door een ringetje te halen. Ieder jaar slaagt de organisatie er weer in om zoveel zichtbare en onzichtbare maatregelen te treffen dat er geen enkele smet komt op het vredige karakter van het festival.

Een heel Goede Vrijdag

Terwijl de BZB in de Apollo-tent de aftrap verzorgt kiezen wij een half uur later voor de inwijding van de Phoenix-tent door DeWolff. Wie zoals ondergetekende de band al vanaf het prille begin volgt, constateert dat de broers Pablo en Luka van de Poel samen met Robin Piso enorm gegroeid zijn in hun performance, zonder de wortels van hun muziek te verloochenen.
De band opent met het titelnummer van hun nieuwste album: ‘Roux-Ga-Roux’, waarbij ze volgens Pablo enigszins geplaagd worden door een storing in de apparatuur van het bas-geluid. In de tent was dat niet hoorbaar. De band laat in een uur horen dat zowel de hapering in de techniek als het vroege tijdstip van half vijf geen enkele invloed heeft op de professionaliteit en bezieling waarmee de muziek wordt uitgevoerd. Het drietal geeft het festival een fantastische start. Menig act zal moeite moeten doen om dit optreden muzikaal te overtreffen. DeWolff laat een verpletterende psychedelische indruk achter.

Ook ander vermaak

Wie even geen concert van zijn gading in het blokkenschema kan vinden of gewoon zin heeft om zich anderszins te laten vermaken, kan op het uitgestrekte terrein genoeg vertier vinden. Weer is het aanbod gegroeid en zijn er vele tenten en gezellige hoekjes te vinden. Ook als trouwe bezoeker is er weer voldoende te ontdekken in alle hoeken en gaten van het terrein. Een echte ‘White Chapel’ voor het voltrekken van spontane festivalhuwelijken terwijl de DJ in actie is; een theater voor 18+ of een heus speciaalbier-café voor de liefhebbers. Maar voor de meesten is toch de muziek de hoofdschotel. Of dat nu rap, rock, hardrock, elektronische- of feestmuziek is. Iedereen komt aan zijn trekken.

Hoogtepunt

Het is goed om je algemene indruk te baseren op hoogtepunten, maar soms ontkom je er niet aan een misser, dieptepunt of teleurstelling mee te nemen. We houden het meer dan een half uur uit bij het optreden van de veel geprezen en gehypete Jett Rebel, in de hoop en het vertrouwen dat hij zijn belofte zal inlossen. Helaas weet deze opgeklopte singer-songwriter, ondanks zijn maffe uitdossing, niet te boeien. Zijn optreden sprankelt niet van muzikaliteit en ook al slooft Rebel zich nog zo uit, nergens krijgt hij het publiek in beweging. Gaandeweg het optreden lijkt hij dat zelf ook steeds meer te merken. Dat gaat John Coffey met hun hevige rock dan beter af op de Jack Daniel’s Stage.
Voor de afsluiting van de avond moeten we kiezen tussen Baroness en de show van Golden Earring. Omdat de Hagenaren een half uur eerder beginnen gaan we eerst even bij hen kijken, maar het feest der herkenning dat ze ons voorschotelen laat ons niet meer los. Aangevuld met saxofonist Bertus Borgers weet de Earring een fijne show te geven met als hoogtepunt een langgerekte versie van ‘Radar Love’. Als intro gaat een lange, boeiende bassolo van Rinus Gerritsen naadloos over in de overbekende rif van de grootste hit van Golden Earring. De vrijdag wordt zo waardig afgesloten door een band waar niemand echt omheen kan. Het vijftigjarige jubileum van Golden Earring wordt mooi luister bijgezet.

 

Boeken / Fictie

Ongepast gedrag anno 1800

recensie: Henry James - Daisy Miller

Ongeveer tot en met de jaren vijftig van de vorige eeuw was het doodnormaal dat je je behoorde te gedragen zoals de algemene moraal dat ongeschreven voorschreef. Natuurlijk waren er altijd eenlingen die dat niet konden of wilden opbrengen. Henry James (1843-1916) voert de jonge juffrouw Daisy Miller als zo’n eenling ten tonele.

Hoewel het verhaal zo rond 1800 speelt en in 1879 werd gepubliceerd, kun je waarschijnlijk niet van een historische roman spreken: in die driekwart eeuw veranderden de zeden en gewoonten niet zo snel als in onze onrustige tijd. De maatschappelijke bovenlaag had lang het heft stevig in handen. En juist in die bovenlaag, waartoe Daisy Miller behoorde, was het geheel en al not done van de rotsvaste gedragsregels af te wijken. Het liep dan ook slecht met haar af.

Losbol

De gang van zaken wordt de lezer voorgeschoteld zoals die wordt gezien door Winterbourne, student uit de Amerikaanse upper class, verblijvend in Genève. Achtereenvolgens in Vevey en Rome, waar rijke Amerikanen neerstreken voor hun grande tour, heeft hij contact met de verblindend mooie Daisy. Voor haar wil hij graag vallen, ware het niet dat zij meer oog lijkt te ontwikkelen voor een ook al verblindend knappe Italiaan, in haar ogen niet zo stijf als Winterbourne. Daisy is immers zelf een losbol, althans zo wordt ze van hoog tot laag bijna door iedereen gezien. De student vraagt zich dan ook af of zij überhaupt wel een geschikte partij voor hem kan zijn.

In feite draait de roman alleen maar om de tegenstelling aangepast versus onaangepast, waarbij het gedrag van Daisy eerder voortkomt uit een spontaan karakter dan uit protest tegen lege beschaafdheid. Al laat ze het niet blijken, waarschijnlijk is zij een tragische figuur: je kunt je voorstellen dat ze eronder lijdt dat haar zo veel om zo weinig reden in de weg wordt gelegd. Winterbourne probeert tot op zekere hoogte begrip voor haar te tonen, maar kan niet zover met haar meegaan als zij wel zou willen. Want eigenlijk, zo blijkt te laat, zou ze meer voelen voor hem dan voor de opera-achtige Italiaan.

Schande

Voor de lezer anno nu is de thematiek niet echt iets om zich over op te winden. Hoewel onaangepastheid iets van alle tijden is, moet je tegenwoordig vindingrijk zijn om de zogenaamd keurige goegemeente op stang te jagen. In Daisy Miller spreken dan wel roddelen zo’n beetje alle omstanders schande van de wijze waarop zij zich pleziertjes in het leven permitteert – van uitspattingen is niet eens sprake. Een drietal dames wordt opgevoerd als spreekbuis van het fatsoen: Daisy’s moeder (eerder ongerust dan boos), Winterbournes tante (een diehard) en socialite Mrs. Walker (vergeefs daadkrachtig om Daisy te redden).

Gelukkig heeft het verhaal vorm en inhoud gekregen door een bovengemiddelde schrijver. De dialogen zijn pittig, dat om te beginnen. Ook krijgt James het voor elkaar dat de lezer van meet af aan nieuwsgierig is naar de afloop, en er ook een beetje ongerust over is. Verder is het psychologisch sterk dat optreden en karakter van Daisy niet eenduidig beschreven zijn. Een menselijk portret dus. De beide aanbidders ontpoppen zich binnen hun korte bestek eveneens als echte mensen met hun oogmerken en twijfels. Knap werk.

In 1974 kwam de verfilming door Peter Bogdanovich uit, met Cybill Shepherd in de hoofdrol. Alleen al door die miscast is het boek stukken beter.