Muziek / Album

Alle gekheid op een plaatje

recensie: Gnarls Barkley - St. Elsewhere

Het zal de oplettende muziekliefhebber niet ontgaan zijn dat Gnarls Barkley, met ster genomineerd voor de minst aantrekkelijke bandnaam van 2006, een sterke wereldhit scoorden met het nummer Crazy. Dit heerlijke meezingnummer, voortgestuwd door een vette baslijn en opgehemeld met soulvolle zang, is opnieuw een voorbeeld van de toenemende rol van het internet in de muziekindustrie. Het liedje is de eerste nummer 1-hitsingle in de U.K. gebaseerd op louter verkopen via het internet (betaalde downloads). Er lijkt hier dan ook sprake van een slim project dat ons, argeloze consumenten, door de strot geduwd wordt, met een belangrijke rol voor de gelouterde marketing managers van Warner Bros. Maar wie denkt dat het debuutalbum St. Elsewhere van Gnarls Barkley vol staat met lekkere meezingdeuntjes komt bedrogen uit.

Verkeerde been

~

De twee mannen achter het project Gnarls Barkley, producer Danger Mouse (Brian Burton) en zanger Cee-Lo (Thomas Callaway) zetten de luisteraar graag op het verkeerde been. Danger Mouse heeft de nodige reputatie als non-conformist als producent van onder andere de laatste Gorillazplaat Demon Days en als brein achter The Grey Album, het bekende White Album van The Beatles gemixed met The Black Album van Jay-Z. Cee-Lo is rapper en zanger, heeft zijn wortels duidelijk in de gospelmuziek, maar is ook een groot punkrockliefhebber (het nummer Gone Daddy Gone op St. Elsewhere is bijvoorbeeld een cover van Violent Femmes). De kale, imposante en ruim van tatoeages voorziene Cee-Lo is overigens het meest bekend van hiphopcollectief Goodie Mob.

Serieuze ondertoon

Het debuut van de samenwerking tussen Danger Mouse en Cee-Lo, St. Elsewhere, staat vol met verrassingen. De muziek is een mix van soul, gospel, funk en punk. Vanaf het openingsnummer Go-Go Gadget Gospel, een a-typische gospel gedoopt in een bad vol aangename gekheid, is de toon gezet voor een album met muzikale grappen en grollen van hooguit 3 minuten. Wat echter ook direct opvalt, is de serieuze ondertoon van Gnarls Barkley. Want deze mannen hebben dondersgoed in de gaten dat de wereld een gekkenhuis is waar niemand grip heeft op zijn eigen leventje. Dit leidt tot moedige, diepgravende teksten van Cee-Lo. “And I’ve tried, everything but suicide, but it’s crossed my mind, just a thought” zingt hij in Just A Thought, een langzaam nummer, ondersteund door een krachtige drum’n bass-beat. Of wat dacht je van “Basically I’m complicated, I have a hard time taking the easy way, I wouldn’t call it schizophrenia, but I will be at least two people, today, if that’s ok”, het openingscouplet van het schitterende Who Cares?.

St. Elsewhere is met 37 minuten voor 14 nummers een korte plaat, maar geeft de luisteraar veel werk mee. Er gebeurt gewoon heel veel. Gegarandeerde soulvolle hitsuccessen als Smiley Faces en het bekende Crazy wisselen elkaar af met lastigere klussen zoals Transformer, Storm Coming of met poppy songs (The Last Time, St. Elsewhere). Daarom doet de plaat geregeld denken aan platen van Outkast, UNKLE of DJ Shadow. Niet zozeer qua muziek, maar qua kunde om opvallende, onsamenhangende liedjes tot één geheel te smeden. Ga dus niet voor logica en zekerheden, maar laat je opnemen in de St. Elsewhere-gemeenschap, één van de maffere plekken in het muzieklandschap anno 2006.

Film / Films

Kant noch wal

recensie: The Promise (Wu ji)

The Promise betekent de genadeklap voor wat er nog resteerde van de reputatie van Kaige Chen (Gele Aarde, Farewell My Concubine) als serieuze regisseur. Zijn nieuwste film, naar verluidt de duurste Chinese film ooit gemaakt, raakt kant noch wal.

~

Na het wereldwijde succes van Crouching Tiger, Hidden Dragon is ook Chen erachter gekomen dat historische Aziatische spektakelfilms goed in de markt liggen, net als zijn Vijfde Generatiegenoot Yimou Zhang, wiens laatste twee hits dezelfde paden bewandelden. Ook The Promise is een flitsende variant op het wuxia-genre, in de vorm van een sentimenteel heldenverhaal dat met een overdaad aan pompeuze bombast, zonder een greintje originaliteit, met Aziatische megasterren in de hoofdrollen, aan een zo breed mogelijk publiek gesleten wordt. De makers van The Promise vonden het nodig aan deze succesformule enig CGI-werk toe te voegen, wat in dit geval resulteert in een paar hysterische scènes die duidelijk naar films als The Lord of the Rings gemodelleerd zijn, maar onbedoeld de impact hebben van de kolder van Kung Fu Hustle. Bovendien is pijnlijk duidelijk dat het budget hieraan verspild is, want een deel van de rekwisieten en decors lijken van bordkarton en goedkoop plastic.

Ingekort

Het verhaal gaat over een driehoeksverhouding tussen een beruchte legergeneraal, zijn slaaf Kunlun en de bijzit van de koning, die in een strijd verwikkeld raken met de boosaardige graaf Wuhuan. Een fraai gegeven, maar de plot ontspint zich vaak zonder logica en scènes hebben nauwelijks onderling verband – wellicht omdat de originele versie voor internationale distributie fors werd ingekort. Bovendien voegen de mythische elementen (beperkt tot een godin die bij tijd en wijlen tevoorschijn komt en wat toverkunst) er niets aan toe.

~

Veel te acteren valt er in zo’n film ook niet. Kunlun wordt degelijk vertolkt door het Zuid-Koreaanse idool Dong-Kun Jang (The Brotherhood of War) – die een slechte pruik draagt – maar de Japanner Hiroyuki Sanada (als de generaal) meent dat hij in een komedie speelt, terwijl tienerster Nicholas Tse vermakelijke homo-erotische overtonen toevoegt aan zijn karikaturale rol als Wuhuan.

Haperend

Als je over de automatische regie, het haperende narratief en de overdadige massascènes van The Promise heenkijkt, en de onbedoelde humor waardeert, rest een zeer onderhoudend staaltje popcorn-vermaak, maar deze loze tientonner zal eerder de geschiedenis ingaan als het wanproduct dat hij is.

The Promise draait nog in Den Haag en Eindhoven.

Muziek / Album

Schoonheid is traag

recensie: Kinn – Karlshorst

.

~

Na Tete-a-Tete uit 2003 besloten Frank Schültige Blumm, Marcel Türkowsky en Jan Thoben nog een plaat onder de naam Kinn te maken. Een die het succes van het debuut moest evenaren. Zo maakten ze Karlshorst, dat onlangs uitkwam op het sympathieke Berlijnse Sinnbus-label, waar ook Seidenmatt platen op uitbrengt. Alledrie de heren spelen middenin de kruisbestuiving die er binnen de Berlijnse indiewereld heerst. Zo verdiende Blumm zijn sporen bij Staubgold en heeft hij een sterke link met het fantastische Morr-label. Türkowsky knutselt veel met geluid en bast in een aantal bands, waarvan het heftige en noisy Masonne de hoogste ogen gooit en Thoben drumt onder andere bij Gaston en Taunus.

Subtiel

In Kinn nemen de heren afstand van hetgeen ze normaalgesproken maken bij hun hoofdband. Op Karlshorst zoeken ze in een postrockend jasje de rust en nemen ze tijd voor elke toon die er op de bas of de gitaar geplukt wordt. Alles in een fantasierijk geheel, met de nodige samples, veel stemmingsvolle tonen en tegendraadse lijntjes, zoals in het schitterende Laumer. Het nummer is uiterst subtiel en kabbelt in meer dan zes minuten, met soepele kwinkslagen naar het einde. Heftiger, zij het binnen de grenzen, is Lunte, waarbij een mooie palet aan geluiden elkaar opvolgen. Halverwege zet het nummer de luisteraar op het verkeerde been. Nergens valt het stil, maar het is een kleine, behoorlijk desolate soundscape waarin Kinn zich laat vallen. Gaandeweg trekt het weer aan en dan is het net alsof Kinn zich weer heeft hervonden. Fantastische schoonheid.

Hoopvol

Hoewel Kinn heel veel van het geduld van de toehoorder vraagt – acht nummers in een kleine vijftig minuten – is het geheel een bijzonder mooie plaat. Denk aan een rustige variant van Sickoakes of aan een hoopvolle variant van Do Make Say Think, maar dan met meer stiltes en volle tonen. Wie dat aankan, kan de tweede plaat van Kinn zonder meer aan. Karlshorst blijft goed klinken.

Kunst / Achtergrond
special: Een interview met Witte de With-directeur Nicolaus Schafhausen

Werkplek, studio en plaats voor experiment

Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst. Eind 2004 sneuvelde Catharine David, internationaal tentoonstellingsmaker (ondermeer verantwoordelijk voor Documenta X in Kassel) en nooit vies van het intellectuele debat, er door een combinatie van gebrekkige communicatie en onbegrip voor haar filosofische programmering. Na een periode onder waarnemend hoofd Hans Maarten van den Brink, werd onlangs de Duitse curator Nicolaus Schafhausen aangesteld als nieuwe directeur van de Rotterdamse kunstinstelling. Voor 8WEEKLY reden om hem aan de tand te voelen over zijn plannen. Welke rol ziet hij de komende jaren weggelegd voor Witte de With?

Nicolaus Schafhausen
Nicolaus Schafhausen

Als we in Witte de With arriveren, is Nicolaus Schafhausen nog druk in de weer met het regelen van de laatste zaken voor het debat dat later die dag zal plaatsvinden. Vandaag is de opening van de solotentoonstelling van Tue Greenfort, de Deense kunstenaar met een fascinatie voor het milieu en de recycling van afvalmateriaal in het bijzonder. Zichtbaar gespannen loopt Schafhausen op en neer. Het geeft ons zo pal voor het interview nog even de tijd om door de groepsexpositie Don Quijote en de solo-expositie van Greenfort te lopen.

Nicolaus Schafhausen (1965) heeft zijn sporen in de internationale kunstwereld inmiddels ruimschoots verdiend als directeur van de Frankfurter Kunstverein, waar hij sinds 1999 de scepter zwaaide. Daarnaast is Schafhausen verbonden aan het initiatief voor een ‘European Kunsthalle’ in Keulen, vooralsnog een virtueel instituut waarvoor hij ondermeer een lezingenreeks samenstelde. Iets wat hij ook zal blijven doen naast zijn functie als directeur van Witte de With.

Schafhausen heeft zich in eerdere functies voorstander getoond van het intellectuele debat, en is ook van plan om in Rotterdam op die voet verder te gaan. Hierdoor plaatst hij zichzelf in de lijn van de voormalige Witte de With-directeuren Catharine David en Chris Dercon, net als Schafhausen buitenlanders.

Nicolaus Schafhausen
Nicolaus Schafhausen

Als we in Witte de With arriveren, is Nicolaus Schafhausen nog druk in de weer met het regelen van de laatste zaken voor het debat dat later die dag zal plaatsvinden. Vandaag is de opening van de solotentoonstelling van Tue Greenfort, de Deense kunstenaar met een fascinatie voor het milieu en de recycling van afvalmateriaal in het bijzonder. Zichtbaar gespannen loopt Schafhausen op en neer. Het geeft ons zo pal voor het interview nog even de tijd om door de groepsexpositie Don Quijote en de solo-expositie van Greenfort te lopen.

Nicolaus Schafhausen (1965) heeft zijn sporen in de internationale kunstwereld inmiddels ruimschoots verdiend als directeur van de Frankfurter Kunstverein, waar hij sinds 1999 de scepter zwaaide. Daarnaast is Schafhausen verbonden aan het initiatief voor een ‘European Kunsthalle’ in Keulen, vooralsnog een virtueel instituut waarvoor hij ondermeer een lezingenreeks samenstelde. Iets wat hij ook zal blijven doen naast zijn functie als directeur van Witte de With.

Schafhausen heeft zich in eerdere functies voorstander getoond van het intellectuele debat, en is ook van plan om in Rotterdam op die voet verder te gaan. Hierdoor plaatst hij zichzelf in de lijn van de voormalige Witte de With-directeuren Catharine David en Chris Dercon, net als Schafhausen buitenlanders.
“Inderdaad, opmerkelijk, Witte de With heeft nog nooit een Nederlandse directeur gehad. Op de één of andere manier is men hier in Rotterdam altijd op zoek naar iemand die met de blik van een buitenstaander naar de lokale kunstwereld kijkt, iemand die contacten heeft in het buitenland. Mede daardoor is Witte de With inmiddels internationaal een grote speler en bekend bij belangrijke internationale kunstenaars en curatoren. Dat zie je niet vaak bij dergelijke jonge kunstinstellingen. Ik heb me, voordat ik besloot hier te beginnen, wel afgevraagd waarom de stad Rotterdam überhaupt een centrum als Witte de With wilde huisvesten. Rotterdam staat immers van oudsher bekend als arbeidersstad, niet echt een plek voor het intellectuele debat. Dat blijft een vreemd gegeven.”

Tue Greenfort, A Flies Composition, 2004
Tue Greenfort, A Flies Composition, 2004

De ‘affaire Catharine David’ haalde destijds veelvuldig de nationale en internationale pers. Mede door de weerstand die het intellectuele debat in Witte de With opriep bij het college van leefbaar Rotterdam en CDA, moest David na veel kritiek vertrekken. Kun je als directeur eigenlijk wel functioneren in een stad waar je constant op de vingers wordt gekeken en waar zo’n slecht klimaat voor een meer intellectuele benadering voor hedendaagse kunst heerst?
Laat ik vooropstellen, dat we vrij zijn om te doen wat we willen en om de tentoonstellingen te maken die wij willen maken. Kijk, helemaal onafhankelijk ben je natuurlijk nooit. Je zult in zekere zin altijd beïnvloed worden door randzaken, maar we worden niet uitsluitend gefinancierd door Rotterdam, en zijn dus ook geen totale verantwoording schuldig aan de stad. Het klopt wel dat de stad veel problemen had met het programma van Catharine David. De kritiek was dat het programma te intellectueel zou zijn, te hermetisch. Iets waar ik het absoluut niet mee eens ben. Ik vond haar programma juist erg sterk, met de Arabic World heeft ze veel allochtonen in Witte de With gekregen. Dat was wel een goede zet in een stad waar veel Arabische jongeren wonen. Maar al met al was de communicatie niet je van het. Achteraf gezien is het moeilijk te zeggen waaraan het precies schortte. Het is wel zaak om snel van de negatieve beeldvorming af te komen.”

Uit zijn eerdere functies blijkt dat Schafhausen zich doorgaans richt op twee pijlers: het intellectuele debat en het grote publiek, twee zaken die vaak moeilijk met elkaar te verenigen zijn. Het grote publiek zit immers helemaal niet te wachten op het intellectuele debat?
Ik ben ook niet zozeer op zoek naar het grote publiek, als wel naar een voor Witte de With interessant en geïnteresseerd publiek. Publiek dat iets kan met waar wij hier mee bezig zijn.”

“Ik zie de huidige periode als een opstartperiode”, zo vervolgt Schafhausen. “We proberen verschillende theoretische programma’s uit om te zien wat wel werkt en wat niet. Het programma van Unraveling Rotterdam is hier een goed voorbeeld van; een publiek debat over zaken uit het veld van de visuele cultuur met mensen uit de lokale scene. Ik vind het interessant om mensen bij elkaar te brengen, om te zien waartoe dat leidt. Ik ben ook zeer geïnteresseerd in de context, niet alleen in de stedelijke context, maar ook in de landelijke. Wat is bijvoorbeeld de culturele context van Nederland? Wat betekent het NEE tegen de Europese Grondwet voor de positie van Nederland in Europa? Daarover is nog helemaal niet gepraat.”

“Ik denk dat dat het ook is waarom ik hier ben aangenomen; het ontrafelen van het instituut en het in kaart brengen van de stedelijke en landelijke context. Zeg maar het herdefiniëren van de rol die Witte de With speelt in zowel de Nederlandse als de internationale kunstwereld. Daarnaast heb ik ook voorstellen gedaan om de fysieke ruimte van de instelling aan te pakken. Daarvoor heb ik een artistieke adviesgroep samengesteld bestaande uit zes mensen uit de internationale kunstwereld, waaronder Liam Gillick. Het gaat hier om gevestigde namen in de kunstwereld. Mensen die niet hoeven te profiteren van de naam die Witte de With heeft opgebouwd. Het is eerder andersom. Wij kunnen profiteren van hun kennis en van hun netwerk. Ik zal ze bijvoorbeeld advies vragen bij de presentatie van tentoonstellingen. Witte de With zal uiteindelijk wel zelf de beslissingen nemen. Ook zullen ideeën in Witte de With altijd centraal blijven staan. De vorm komt pas daarna. Er mag ook best eens een minder kunstwerk bijzitten. Het gaat ons om het grote geheel, om het totaalplaatje. We zijn immers geen museum, waar alleen the greatest hits te zien zijn. Ik zie Witte de With als een werkplek, een plek voor het experiment, een studio”

Ook andere kunstinstellingen in Nederland, zoals De Appel en BAK, basis voor actuele kunst, leggen de nadruk op ‘het intellectuele debat’. Waarin onderscheidt Witte de With zich volgens Schafhausen van deze kunstinstellingen, gezien dit debat en het ontwikkelen van een discours? Is het voor het Nederlandse kunstklimaat niet veel verstandiger om samen te werken?
“Allereerst, er bestaat niet zoiets als concurrentie. De Appel kiest vanuit haar achtergrond voor een iets andere benadering met hun Curatorial Training Program, het opleidingstraject voor jonge curatoren. Als het zin heeft om samen te werken, zullen we dat zeker niet nalaten. Maar ook hier geldt: het is vaak moeilijk om iedereen aan dezelfde tafel te krijgen. Ik denk ook dat zoiets niet de taak moet zijn van individuele instituties. Ik zie hier een taak weggelegd voor grotere, cultureel-politieke organisaties, zoals de Mondriaanstichting en OCenW. Waarom maken ze geen nieuwsbrief, zoals ze dat wel doen voor de grote musea? Overheidsorganen houden zich over het algemeen niet bezig met public relations. Een slechte zaak als je het mij vraagt. Aan de ene kant klagen ze -bijvoorbeeld over het aantal bezoekers en het aantal allochtonen dat binnenkomt, aan de andere kant doen ze weinig tot niks om het publiek op de hoogte te brengen van wat instituties als Witte de With doen. Dat vind ik onbegrijpelijk!”

Muziek / Achtergrond
special: Dour 2006

Veel hoogtepunten, één dieptepunt

Dour (13 t/m 16 juli) is een festival in België dat in Nederland niet zo bekend is zoals bijvoorbeeld Werchter of Pukkelpop. Dat komt vermoedelijk door het ontbreken van grote dure namen, waarmee bovengenoemde festivals dikwijls koketteren op de festivalposters. Toch is Dour in muzikaal opzicht interessanter. De programmeurs hebben een feilloze neus voor veelbelovende, getalenteerde acts die nog niet bij het grote publiek zijn doorgebroken.

Dour heeft lef en durft de meest uiteenlopende muziekgenres naast elkaar te programmeren. Zo is er naast heel veel goede pop ook ruimte voor hardcore, reggae, dance, hiphop, experimentele muziek en meer. Voordeel is dat het je in staat stelt in zeer korte tijd een hoop nieuwe dingen te ontdekken, zonder in de verdrukking te raken in de voorlinies van het publiek. Dan neem je de minpunten graag voor lief. De omstandigheden van het festival zijn namelijk enigszins spartaans. Op het hele terrein en de camping zijn hygiëne en sanitaire voorzieningen schaars en dat bij een temperatuur van steevast plus dertig graden.

Smachten, zweten en preken

Final Fantasy
Final Fantasy

Maar hey, we komen voor de bands. Wat waren het er veel… waar te beginnen? Bij de oorsprong van de popmuziek dan maar. Heavy Trash, het rockabillyproject van Jon Spencer en Matt Verta Ray brengt ons naar de jaren vijftig van Elvis Presley. Hun rock-‘n-roll is opzwepend maar pas echt mooi wordt het als Jon Spencer aan het preachen slaat, want tjonge, hoe deze man smachten, zweten en preken kan! “Toen ik zo jong was als jullie heb ik een hoop fouten gemaakt en ik heb zo vaak goede dingen uit mijn handen laten glippen. Ik wéét hoe je je voelt, ik heb het allemaal meegemaakt. Dus ik zeg je, als je iets goeds vindt, klamp je er aan vast! Dan zul je er later achter komen dat die ouwe Jon Spencer gelijk had…” En meer teksten van die strekking. Halleluja!

Tranen

Primal Scream
Primal Scream

Ook Final Fantasy uit Canada maakt veel indruk. De zanger is vioolvirtuoos en speelt spannende composities die zo uit het brein van het Belgische DAAU hadden kunnen komen. En dan lijkt zijn stem ook nog eens exact op die van Arid-zanger Jasper Steverlinck. Begeleid door een drummer strijkt hij de meest ontroerende melodieën, vaak zachtjes zingend, maar dan weer met harde uithalen. De tranen springen je in je ogen, ook al heb je geen flauw idee waarover de liedjes gaan.

Primal Scream, heeft aanvankelijk wat last van opstartproblemen. Alles doet het prima, maar volbloed rockster Bobbie Gillespie laat zich van zijn beruchte luie kant zien, alsof hij gedurende de eerste liedjes op de bus staat te wachten. Maar als gedurende het optreden zijn jasje uitgaat, lijkt Primal Scream toch warm te lopen en klinken hun Stones-achtige nummers, zoals het beroemde Get Your Rocks Off, precies zoals het hoort: rauw en rockend.

Engeland en de Verenigde Staten

Maxïmo Park
Maxïmo Park

Van Schotland is het vervolgens nog een kleine stap naar de keizer van de popmuziek, Engeland. Maxïmo Park springt eruit wat Engelsheid betreft. De band geeft een spetterend energiek optreden, waarin op ongelukkige wijze blijkt dat de band niets is zonder de charismatische, maar ijdele frontman Paul Smith. Opeens wordt zijn hoedje van zijn hoofd gegapt door een onverlaat uit het publiek. Smith weigert de volgende twee nummers mee te zingen zonder hoedje, waarop de band het gedurende die nummers zonder zanger moet stellen. Bad hair day? Hij vangt het aardig op om met dezelfde energie het nummer The Night I Lost My Head aan te kondigen als The Night I Lost My Hat.

~

We brengen ook nog een bezoekje aan de uitgestrekte woestijnen van de Verenigde Staten. Want de Amerikaanse rock is goed vertegenwoordigd op Dour met Hermano, The Datsuns en Mudhoney. Hermano staat vooral bekend om de Kyuss-connectie en ze komen met hun stoere songs een flink eind in de richting van de Queens of the Stone Age. The Datsuns zijn ook geen nieuwkomers meer. Op Dour blijkt dat ze nooit voorbij de hype zijn gekomen die ze een paar jaar geleden veroorzaakten in het kielzog van The Strokes. De gretigheid is eruit. Dan heeft Mudhoney het gemakkelijker. Hun Amerikaanse gitaarrock klinkt stoer, degelijk en macho en ze mogen dan al wat langer meedraaien dan The Datsuns, ze laten zien dat ze het nog niet verloren hebben.

De hoogtepunten

Een van de absolute hoogtepunten van het festival bevindt zich ook in de hoek van de Amerikaanse gitaarrock: …And You Will Know Us By the Trail of Dead overdondert met een onmenselijke energie. De band speelt zo goed dat je na het optreden met open mond afvraagt wat je zojuist is overkomen? De toch al goede platen van deze groep vallen in het niet bij deze live-ervaring.

~

In het rijtje van absolute hoogtepunten mag ook Animal Collective niet onvermeld blijven: een hecht groepje muzikanten die volkomen eigenzinnige en licht experimentele indiepop maken. Het podium lijkt wel hun eigen kinderspeeltuin, zo met al die wonderlijke instrumenten en het enthousiaste gejoel wat ze voortbrengen. Maar het is allemaal een stuk toegankelijker dan gedacht. Eventjes mag het publiek deel uitmaken van hun droomwereldje. Aanstekelijk vrolijk, dit zooitje ongeregeld.

De andere heersers van het festival konden we met eigen ogen meemaken bij Don Letts Dub Cartel. Jazeker, de man die de reggae introduceerde in de Engelse punkwereld. Met dreads tot aan zijn enkels en twee overtuigende mc’s brengt hij je zowat terug de jaren zestig in met zijn reggae en dub. De videobeelden van over de hele wereld, die hij in zijn show vertoont, vormen alles wat je zou aanvragen mocht je jezelf terugvinden als bekende Nederlander bij Zomergasten.

Prijzencircus

Apocalyptica
Apocalyptica

De prijs voor de beste plaatjesdraaier van het festival gaat naar Hugo Freegow. Alles valt op zijn plaats bij deze muzieknerd die alles door elkaar draait, van gameboymuziek tot vieze garagerock, van two step tot cowboymuziek en van diep obscuur tot het feest der herkenning.
De prijs voor de hipste act gaat naar de Grime Allstars met The Plastician aka Plasticman, Skepta and JME. Je waant je in de Londense underground met hun vrolijke stoere grime die ondanks de onnavolgbare two step-ritmes en ragga goed dansbaar blijkt. Massive!

De tofste turntablists van Dour bevinden zich niet in Mike Pattons gloednieuwe allstar project Peeping Tom, maar in Birdy Nam Nam. Vier jongens met draaitafels op een rij vullen elkaar al scratchend perfect aan. Het doet denken aan het Nederlandse C-Mon & Kypski, maar dan minder poppy en met zwaardere beats. De beste Nederlandse bijdrage komt uit Zwolle. Het concert van de nederhoppers van Opgezwolle mondt uit in een wild Nederlands feestje in een stampvolle tent. Maar nog niet zo vol als bij de poppenkasthiphop van de Puppetmastaz uit Berlijn. Mocky, Gonzalez en consorten laten zien dat je geen groot ego hoeft te hebben om steengoeie hiphop te brengen. De fysiek kleine alter ego’s in de vorm van bijdehante muppets zijn veel leuker! En zo hiphoppen deze beesten veel andere groepen er met gemak uit.

Misser

Fisherspooner
Fisherspooner

Een lijst van jammerlijke missers noemen heeft bij Dour niet zo’n zin, want die zijn er bijna niet. Op een na. De dance-act Fisherspooner legt de nadruk te veel op show en te weinig op de muziek. De verwijfde zanger is na elk liedje erg lang van het podium om zich in weer een nieuwe extravagante outfit te laten hijsen. Hij waagt het om hun hit abrupt af te breken omdat meneer van mening is dat het publiek niet hard genoeg danst. Instrumenten vallen uit waarop hij overdreven aanstellerig reageert. Een totale schertsvertoning. De twee engelachtige danseressen redden de show enigszins.
Nee, voor echt goede glamour kun je beter terecht bij de cello-metalband Apocalyptica. En het Finse Aaviko laat met zijn experimentele easylistening electro zien dat het uitvallen van instrumenten “happy little incidents” zijn in plaats van het einde van de wereld. Lichtelijk ongeorganiseerd, vrolijk en vernieuwend, deze band. Eigenlijk precies zoals het Dourfestival zelf dus.

Muziek / Album

De stilte voor de storm

recensie: Thom Yorke - The Eraser

.

Foto: Tom Sheehan
Foto: Tom Sheehan

De elektronische experimenten zoals die met name waren te horen op Kid A (2000) en Amnesiac (2001) hadden op Hail to the Thief (2003) al succesvol plaatsgemaakt voor een symbiose van de rock ’n roll-kant van de band en de liefde voor elektronica. Nu The Eraser, de eerste soloplaat van Thom Yorke die hij gedurende de laatste paar jaar opnam, is verschenen, blijkt dat Yorke toch wel erg verknocht is aan de ongekende mogelijkheden van de computer. Kort door de bocht: Radiohead doet weer meer de rock ’n roll, Yorke solo de elektronica.

Emotionaliteit

The Eraser roept vanwege dit onderscheid meteen associaties op met Kid A. Wat betreft de rol van elektronica gaat die vergelijking zeker op, ook ontbreken op The Eraser de klassieke songstructuren en hooks, zoals die ook op Kid A onbraken. Yorke schrijft niet echt liedjes, maar hij maakt gebruik van vrijere vormen die direct uit hem en de computer lijken voort te vloeien, met een grote rol voor de hypnotiserende werking van herhaling. De vergelijking loopt echter spaak op de emotionaliteit van beide albums. Kid A was bewust een emotieloze plaat. Het was een artificieel kind dat geboren leek uit virtuele ouders. Een kind dat ondanks de vele technologische ontwikkelingen niet de mogelijkheid had om daadwerkelijk te voelen of gevoel over te brengen. Het was juist die kilte die Kid A zo boeiend maakte. Een plaat om het koud van te krijgen, een gevoelloos document dat hierdoor een breed scala aan gevoelens opriep bij de luisteraar.

The Eraser is heel anders. Het is juist wel een emotioneel album. De onderwerpen zijn nog steeds hetzelfde, de nummers gaan weer over de verkniptheid van deze tijd. Over het veel te snel gaan, zonder tijd te hebben om zelf na te denken. Ook is Yorke verregaand bezorgd om het milieu en de opwarming van de aarde. Het zijn telkens terugkerende thema’s voor hem. The Eraser is in al zijn kunstmatigheid eigenlijk heel menselijk, Thom Yorke staat heel dicht bij de luisteraar – dichter dan ooit – en dat geeft het album een heel andere sound dan het eveneens elektronische Kid A. Het klinkt alsof je wordt uitgenodigd om drie kwartier lang in de ziel van Yorke te kijken, in wat zich afspeelt in zijn bovenkamer en in wat hem bezighoudt. Je wordt direct door hem aangesproken, hij klinkt heel ingehouden, bedachtzaam zonder uitbarstingen, de stilte voor de storm, voor het grote uitwissen van de aarde door stijgend water, hebzucht en oneerlijkheid. The Eraser is een plaat met overtuiging en daarbij een overtuigende plaat.

Koptelefoonplaat

Yorke mist solo wel een fractie van de klasse van de band als geheel. Ondanks de prachtige productie van Nigel Godrich, die van The Eraser een echte knisperende koptelefoonplaat maakte, mist Yorke zijn bandleden met name in het behoud van spanning. Niet alle tracks doen evenveel recht aan dit verder uitstekende album, dat net als de platen van Radiohead met elke keer luisteren beter wordt. Al voel je dat het plafond bij The Eraser eerder bereikt zal zijn dan bij bijvoorbeeld OK Computer, Kid A en ook Hail to the Thief die jaren na dato nog steeds terrein zijn voor schatgravers.

Boeken / Strip

Strips In Beeld

recensie: Nieuwe strips deze zomer

De Nederlandse uitgeverijen presenteerden de afgelopen weken weer stapels nieuwe beeldverhalen. Het is vrijwel ondoenlijk om de hele waslijst in kaart te brengen. Om die reden volgt hieronder een selectie van de meest in het oog springende titels.

Grote vampier

~


Flauwekul? Intelligente humor? De meningen waren verdeeld over de reeks Donjon, waaraan door verschillende stripmakers is meegewerkt. Absurditeiten, een losse tekenstijl en parodiërende ingrediënten maken van Donjon een van de meest opvallende reeksen van de afgelopen jaren. Een van de drijvende krachten achter de strip is tekenaar Joann Sfar, aan wiens creatieve explosie maar geen einde lijkt te komen. Naast Donjon richtte hij ook zijn aandacht op de reeksen Zwarte Olijven(volgend jaar een nieuw album),
De Kat van de Rabbijn, Professor Bell en Kleine vampier.

Hier is nu Grote vampier aan toegevoegd (precies: op te vatten als een soort vervolg van de ‘kleine’), met maar liefst twee delen: Onsterfelijk verliefd en Amor maakt amok. Zeer vermakelijk leesvoer, dat bovendien op een verbluffende manier afrekent met de gedachte dat humor in het beeldverhaal alleen geschikt is voor jongeren. In het Frans zijn tot nu toe al zes delen in deze reeks verschenen. Na deze twee delen kunnen de Nederlandse liefhebbers dus nog meer verwachten.

Joann Sfar • Grote vampier 1: Amor maakt amok • Prijs: € 13,50 (hardcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 44 pagina’s • ISBN 90 5492 166 8

Joann Sfar • Grote Vampier 2: Onsterfelijk verliefd • Prijs: € 13,50 (hardcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 44 pagina’s • ISBN 90 5492 165 X

Bilal

~


De Joegoslavische tekenaar Enki Bilal maakte eind jaren zeventig furore met het eerste deel van de reeks Er was eens een voorbijganger, een eigentijds sprookje met opvallend veel politieke verhaallijnen. Zijn naam was binnen de kortste keren gevestigd, vanwege de kleurrijke en realistische tekeningen. Sindsdien kijken de stripkenners altijd reikhalzend uit naar een nieuw album van zijn hand.

Het geduld werd afgelopen maand beloond met de uitgave van Afspraak in Parijs, het vervolg op De Slaap van het Monster en 32 December. De albums vormen bij elkaar zijn meest ambitieuze project: een reeks over de oorlog in zijn geboorteland. In deze nieuwe ‘afdaling in de krochten van de menselijke geest’ is de tekenstijl nóg schetsmatiger geworden en lijken de kleuren vooral te zijn gebruikt voor het effect. Een schitterend album, dat nu al kan worden bestempeld als een van de hoogtepunten van het jaar

Enki Bilal • Afspraak in Parijs • Prijs € 14,95 (hardcover) • Uitgeverij Casterman • 68 pagina’s • ISBN 90 303 8603 7

De reizen van Alex

~

Het werk van de hoogbejaarde Franse tekenaar Jacques Martin (geboren in 1921) krijgt nog steeds een vervolg. Na uitbreidingen van de reeksen Lefranc en Tristan, staat de laatste jaren zijn geesteskind Alex (al vanaf 1956 actief) weer volop in de belangstelling. Een nieuw onderdeel in het aanbod is de serie De reizen van Alex, waarin foto’s, tekeningen en teksten een gedetailleerd beeld geven van de eigentijd van deze stripheld: de oudheid. Na delen over het antieke Egypte, Italië en Griekenland is nu Lutetia aan bod gekomen. Nog nooit van Lutetia gehoord, denkt u? Weet dan dat deze plaats in de vierde eeuw de naam ‘Parijs’ kreeg. Het zojuist verschenen deel (overigens gemaakt door Martin in samenwerking met Vincent Henin) geeft een fraai en kleurrijk beeld van de Romeinse kolonisatie. Aan de hand van de veelal paginagrote tekeningen krijgen de lezers bovendien een idee van de economische en monumentale groei van de Franse hoofdstad. Verhelderend en onderhoudend, ook al moet tevens worden gezegd dat deze aanpak niet veel meer met strips te maken heeft.

Jacques Martin en Vincent Henin • De reizen van Alex – Lutetia • Prijs € 6,50 (paperback) • Uitgeverij Casterman • 56 pagina’s • ISBN 9030330864

Gipi

~

Van de Italiaanse tekenaar Gipi verscheen eerder al het album De onschuldigen, in de Collectie Ignatz. Nog geslaagder dan dit korte verhaal over ‘jongens van de straat’ is het nu uitgekomen Aantekeningen voor een oorlogsverhaal. Vreemd is dit overigens niet: het album werd bekroond met de prijs voor het beste album in 2005 op het gerenommeerde stripfestival van Angoulême.

In dit verhaal worden drie jongeren van wisselende afkomst in een nabije toekomst geconfronteerd met een regime dat als enige regel de wet van de sterkste hanteert. Net zoals het eerder verschenen De Onschuldigen is de tekenstijl van Gipi opvallend en in overeenstemming met de inhoud, mede door de afwisseling van verleden en het heden. Haastig getekende lijnen en tekeningen met waterverf maken dit album een lust voor het oog

Gipi • Aantekeningen voor een oorlogsverhaal • Prijs € 19,95 (softcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 118 pagina’s • ISBN 90 5492 169 2

En verder…

Gabriella Giandelli - Binnenskamers
Gabriella Giandelli – Binnenskamers

Chimera 1 van Lorenzo Mattotti (verschenen bij Oog & Blik) is een bewerkte, uitgebreide versie van het al zes jaar geleden verschenen album Het Geheim Van De Denker. De tekst is nu opnieuw uit het Italiaans vertaald door Mat Schifferstein en geletterd door Rudy Vrooman, die ook de vormgeving verzorgde. Van de Nederlandse tekenaar Mark Hendriks verschenen bij uitgeverij Oog & Blik twee albums op comic formaat: De Manchus vallen aan en De Manchus schieten te hulp. De verhalen spelen zich af in het verre Oosten, vele tientallen jaren geleden. Centraal staat een leger dat de rol van zowel beschermer als agressor heeft. Bloederige taferelen zijn soms het resultaat, maar altijd zeer fraai getekend. En tot slot: Binnenskamers (verschenen in de reeks Ignatz van uitgeverij Oog & Blik) van de Italiaanse Gabriella Giandelli is een verhaal met in de hoofdrol een groot sprekend konijn dat commentaar levert op zijn omgeving. Met surrealistische passages, over verliefdheid, verlatingsangst en herinneringen. Ook zeer de moeite waard.

Lorenzo Mattotti • Chimera 1 • Prijs € 9,95 (softcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 32 pagina’s • ISBN 90 5492 180 2

Mark Hendriks • De Manchus vallen aan • Prijs € 3,95 (softcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 32 pagina’s • ISBN 90 5492 177 3

Mark Hendriks • De Manchus schieten te hulp • Prijs € 3,95 (softcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 32 pagina’s • ISBN 90 5492 178 1

Gabriella Giandelli • Binnenskamers • Prijs € 9,95 (softcover) • Uitgeverij Oog & Blik • 32 pagina’s • ISBN 90 5492 167 6

Film / Films

Pulpverfilming overtuigt niet

recensie: A History of Violence

A History of Violence (2005) is David Cronenbergs minst Cronenberg-achtige film, was het oordeel vorig jaar. Begrijpelijk, want het narratief is niet ambigu, de fascinatie met seksualiteit, virussen, mutaties en technologie gering. De Canadese regisseur werd ingehuurd voor dit studioproject: geen wonder dat zijn typische obsessies deze keer niet de boventoon voeren.

~

Het echte probleem met A History of Violence is echter dat hij ook buiten het kader van Cronenbergs oeuvre onbevredigend is. De Canadees creërt als vanouds een fascinerende, bijna surreële werkelijkheid voor zijn hoofdpersonen: de film is intens en in toenemende mate hypergestileerd. Maar deze intense benadering van de thematiek -geweld als onderdeel van de (Amerikaanse?) samenleving- impliceert een esthetische dan wel ethische diepgang die in de film volledig ontbreekt.

Achterwege

Het verhaal (de vader van een Amerikaans modelgezin is niet wie hij lijkt te zijn) is veel te plat om te kunnen overtuigen als de maatschappijkritische allegorie die sommigen erin zagen. Daarbij is het geweldsthema op zich niet genoeg uitgewerkt (en soms veel te dik aangezet: het karakter van de zoon, de aanvankelijke idylle van de familie) om serieus genomen te worden. In de sterke stilering lag juist een kans voor meer ambiguïteit, die Cronenberg bijna volledig achterwege laat. De hamvraag van de plot wordt te snel en te duidelijk beantwoord, en de aanvankelijke impressie dat het verloop van de plot mogelijk ingebeeld is, blijft onderontwikkeld.

~

Wellicht is de oorzaak dat de oorsprong van het script in een pulpstrip ligt; een obstakel dat zelfs Cronenberg, ondanks forse afwijkingen van het bronmateriaal, niet kon of wilde overkomen. Als de plichtmatigheden van een comic (clichématige momenten van actie en geweld, traditionele schurken, een sluitend narratief) nagekomen worden, verdwijnt de mogelijkheid tot een echt eigenzinnig product. De magere plot was in mindere handen weliswaar tot derderangs pulp verworden, maar weerhoudt deze film ervan om de thematische diepgang te kunnen krijgen die in Cronenbergs eerdere films zo rijk is. Als pure genrefilm met subversieve trekjes werkt A History of Violence misschien nog het beste, maar de regisseur lijkt in zoveel scènes met de verwachtingen van een gangbare thriller te willen breken, dat zijn weigering om daarmee verder te gaan frustreert. De film laveert tussen pulp en diepgang, en overtuigt zodoende op geen van beide fronten.

Openhartig

Ondanks de zwakheden van de film is deze dvd-uitgave in ieder geval uitmuntend: de schijf is voorzien van een ellenlange en diepgravende documentaire over de opnames van de film, die de doorgaans obligate kijkjes achter de schermen op dvd’s doet verbleken. Verder onder andere een speciaal voor de dvd-uitgave voltooide weggesneden scène en een ‘making of’ daarvan; een korte uitleg over het in Amerika gecensureerde geweldmateriaal; en een kort verslag van de perstocht in Cannes. Cronenbergs medewerking is ook niet gering: hij verzorgt een helder en zeer informatief commentaarspoor, en doet openhartige uitspraken over de totstandkoming van de film. Enige nadeel: de distributeur heeft het extra materiaal niet ondertiteld.

Lees ook het interview met David Cronenberg.

Boeken / Achtergrond
special: Een stapeltje reisboeken

Rome zien en schrijven

Reisverhalen. Ze zijn bijna zo oud als de mensheid zelf en getuigen van onze eeuwige drang om wat mooi of wonderbaarlijk is, in woorden om te zetten. Het is niet zozeer een geografische beschrijving of opsomming van zeden en gebruiken van onbekende volkeren, maar een impressie, een neerslag van een gevoel dat men enkel in den vreemde ervaart. Grenzen worden er nooit gezien als een beperking, maar steeds als een uitdaging waarachter het eeuwig andere schuilt. Vandaag liggen twee nieuwe exemplaren voor ons op tafel, en het gaat terug, ver terug, toen de mens het eindpunt van de planeet reeds vlak buiten zijn tuin dacht te ruiken.

Ga maar na: al in de vijfde eeuw voor Christus schreef de Griekse Herodotos zijn Historiën, een anekdotische neerslag van zijn omzwervingen door de toen gekende wereld, doorspekt met mijmeringen over de aard van de mens en het waarom van de vele oorlogen. De Historiën vormden het begin van een genre dat in de Westerse beschaving talloze hoogtepunten kende en kent: geschiedenis en anekdotiek gedompeld in een hoogstpersoonlijke taal waaruit een intellectuele en emotionele honger blijkt.

~

Het wereldbeeld van de (vroege en hoge) Middeleeuwen, die een terugval betekenden in vergelijking met de beschavingen uit de Oudheid, werd bevolkt door mythische gebieden waarin fabelachtige diersoorten leefden en waar peilloze afgronden en bulderende steenrivieren de grenzen van de wereld aankondigden. Toch schrikte het avontuurlijke geesten niet af om te zwerven en te zoeken en verslag af te leggen. De Vlaming Willem van Ruysbroeck trok in de dertiende eeuw naar het Oosten, tot in het Mongoolse rijk, en schreef er naderhand zijn nog steeds erg geapprecieerde Itinerarium over. Daarin verhaalde hij over het vreemde geloof van de nestorianen, beschreef en tekende hij een leeuw en getuigde hij van een open geest tegenover alles wat niet strookte met zijn eigen wereldbeeld. Dat werd gretig opgepikt vanaf de Renaissance, toen de open geest een levenswijze werd en de verwondering nastrevenswaardig. We vermelden Bontekoes Journaal Ofte Gedenckwaerdige Beschrijvinghe Van De Oost-Indische Reyse uit 1646 en Lawrence Sterne’s A Sentimental Journey Through France And Italy (1768) als nog steeds erg leesbare voorbeelden daarvan.

Het geluid van de wind

Dit zijn slechts enkele beroemde exemplaren van een genre dat op allerindividueelste wijze het veel-verder-van-thuis-gevoel tracht te vatten en in het beste geval zin geeft om de schrijver achterna te gaan en soortgelijke avonturen mee te maken. In de vorige eeuw zijn daarvan nog enkel prachtige voorbeelden gemaakt, zoals Journey Without Maps en The Lawless Roads van Graham Greene, of, in ons eigen taalgebied, de talloze reisboeken van Cees Nooteboom, waarvan Berlijnse Notities en vooral De Omweg Naar Santiago gelden als absolute meesterwerken. In dat laatste beperkt hij zich niet tot het beschrijven van Spanje, maar tracht hij ook de ziel ervan weer te geven, door de hitte te beschrijven, of het geluid van de wind op de middag. Het reisboek als het land in papier gewikkeld.

~

Bij De Arbeiderspers verscheen zopas een reisboek van Luc Verhuyck: Firenze. Anekdotische reisgids voor Florence. De schrijver-docent liet zich eerder opmerken door een gelijkaardig werk over Rome, en probeert in korte anekdotes – geen impressies – de stad in een boek te gieten. Hij houdt zich ver van lyrische beschrijvingen of mijmeringen over het boetseertalent van de geschiedenis; zakelijk en zelfs ietwat droog verzamelt hij de elementen van deze wonderbaarlijke stad (de kerken, bruggen, bibliotheken…) en weeft hen samen middels korte historische uitweidingen. Strikt genomen is dit dan ook geen reisboek zoals hierboven beschreven; het is veeleer een uit de hand gelopen gids die weliswaar onontbeerlijk is voor iemand die Firenze tot op het bot wil leren kennen en appreciëren, maar die geenszins uitnodigt tot het lezen in een tuinstoel, vergezeld van een spritz met parasolletje. Let wel, dit is een doorwrocht werk dat van veel inzicht en kennis getuigt, maar we moeten het eerder als een reisgids beschouwen, want de schrijver als persoon is nergens te bekennen.

Het bouillonblokje is geworpen

Nee, dan die andere uitgave van De Arbeiderspers: Geerten Meijsings Van Como tot Syracuse. Reis door Italië met de grootste schrijvers en dichters. Meijsing, die zowat vergroeid is met Italië vanwege zijn lange verblijven aldaar, staat in verschillende hoofdstukken stil bij unieke plaatsen in Italië, zoals Venetië, Florence en uiteraard Rome. Daarnaast doet hij ook minder evidente maar historisch onvermijdelijke plaatsen aan, zoals de beroemde, onooglijke Rubicon-rivier, die Caesar in 54 voor Christus met zijn leger overstak om vervolgens Rome binnen te vallen. Dat gaat met de nodige én verhelderende humor gepaard, zoals uit het volgende mag blijken:

Toen Julius Caesar te paard nog even halt hield voor de Rubicon, draaide hij zich om naar zijn soldaten, en riep: “Il dado è tratto!” Dit verhaal moet in het Italiaans verteld worden, in welke taal dado, behalve dobbelsteen in de eerste plaats bouillonblokje betekent. De soldaten morden onder elkaar: “Pff, vandaag alweer soep!”
Bij ons heet het de teerling, volgens het woordenboek inderdaad dobbelsteen, maar louter in deze ene uitdrukking van Caesar: “De teerling is geworpen.” Aan de speeltafel zouden ze je raar aankijken.

Hij verwerkt, zoals uit de titel blijkt, talloze citaten, mijmeringen en gedichten van Italiaanse groten, van Seneca over Dante Alleghieri tot de vreemde eend Stendhal, die een boon had voor de beroemde laars. Dat draagt zeker bij aan het leesplezier, aangezien je door verschillende ogen een beeld krijgt van een land met een unieke textuur en geschiedenis. Meijsings Van Como tot Syracuse is dan ook geen reisboek van een individu, maar van talloze individuen, die het even anders zagen, maar toch allemaal bij hetzelfde uitkwamen: Italië is mooi en verwarmt de zinnen van de schrijver.

Luc Verhuyck • Firenze. Anekdotische Reisgids Voor Florence • Uitgever: De Arbeiderspers • Prijs: € 24,95 • 472 bladzijden • ISBN: 90 253 5889 6/NUR 512

Geerten Meijsing • Van Como Tot Syracuse. Reis door Italië met de grootste schrijvers en dichters • Uitgever: De Arbeiderspers • Prijs: € 14,95 • 352 bladzijden • ISBN 90 253 3424 5/NUR 302

Film / Films

Gemiste kans

recensie: The Fog

Sommige oude films worden op een mooie manier in een nieuw jasje gestoken. The Haunting bijvoorbeeld, of onlangs nog Poseidon. Niet per se ‘betere’ films, maar zeker films waar aandacht aan is besteed en waar met veel plezier naar te kijken is. De andere remakes vallen onder de categorie ‘waarom ben je daar niet met je poten van af gebleven’. The Fog (2005) valt daar zonder enige twijfel onder.

~

De originele Fog, van suspensemeester John Carpenter, stamt uit 1980. De remake moet gemaakt zijn om een nieuwe generatie te laten genieten van het originele verhaal, want blijkbaar vinden tieners er niets aan om oude films te zien. Een jonge cast (vooral bekend van televisieseries) werd erbij gehaald maar het verhaal werd praktisch niet veranderd, hoogstens wat gemoderniseerd.

Dodelijke geesten

Nog steeds is de hoofdrol voor Nick Castle (Tom Welling, Smallville), nu geen dertiger maar een onbezorgde twintiger. De lifter die hij oppikt is geen onbekende, maar zijn ex-vriendin Elizabeth (Maggie Grace, Lost) die heel toevallig terug is gekomen. Samen moeten zij het geheim achter de mist zien te ontrafelen. Een mist waarin dodelijke geesten verborgen zitten. Welling is nog redelijk gecast, maar Grace redt het niet om de hoofdrol te dragen. Radio-dj Selma Blair brengt nog wat ervaring met zich mee.

~

Hoewel het origineel niet Carpenters beste film was – iets wat hij zelf ook toegeeft in de extra ‘Whiteout Conditions: The Remaking of a Horror Classic’ – was het verhaal origineel en de film zelf spannend genoeg om uit te kunnen zitten. De remake heeft alleen mooiere mist. Het verhaal is nagenoeg hetzelfde, en de kleine veranderingen die er zijn zijn niet vernieuwend genoeg. Spanning is al helemaal nergens te vinden. De wezens in de mist zijn totaal niet eng en de hoofdpersonages zijn te oppervlakkig om met ze mee te kunnen leven.

Unrated

Op de hoes van de dvd staat dat dit een unrated version is, maar nergens wordt uitgelegd om welke scènes het gaat, en hoe anders de film is dan de bioscooprelease. De extra’s bestaan uit wat interviews met de makers, waaronder dus John Carpenter, die als producent optreedt. De interviews zijn geknipt en in drie extra’s gestopt. Naast de genoemde Remaking zijn dat Seeing Through the Fog en Feeling the Effects of the Fog. Maar uiteraard is iedereen ontzettend positief over alles waar maar over te praten valt.

Het is prima als een oude film van stof ontdaan wordt; de nieuwe technologieën kunnen zoveel meer dan twintig of dertig jaar geleden, getuige ook de mooie mist. Maar als er niets met het verhaal wordt gedaan, de cast niet om naar huis te schrijven is en het toch al niet zo denderende origineel vele malen beter is: blijf er dan ook met je poten vanaf.