Boeken / Fictie

Houd moed, verdomme!

recensie: Roberto Bolaño (vert. Arie van der Wal) - De ijsbaan

.

Inmiddels zou een introductie van Roberto Bolaño overbodig moeten zijn. Maar ‘is’ en ‘ought’ vallen niet vaak samen, en al helemaal niet in de literaire wereld (volgende vraag is natuurlijk of dit per se betreurenswaardig is). Dus nog eenmaal en in het kort: Bolaño, nu bijna tien jaar geleden overleden aan een leverziekte, is de Chileense auteur van de bijna 1100 pagina’s dichtbedrukte tekst die 2666 vormt, een alleszins verbluffend boek. Zij die dit werk aandurfden erkenden onmiddellijk Bolaño’s genie, waarna de lopende band van vertalingen werd aangeslingerd.

Een moord

Het karakteriseren van Bolaño’s genie bezorgt hoofdbrekens, maar in ieder geval is ook De ijsbaan hier weer een intrigerend voorbeeld van. Het zal onvermijdelijk zijn dat deze titel, zo net na het luwen van de Elfstedentochthysterie, oer-Hollandse associaties oproept met erwtensoep, glühwein en dergelijke. Maar geen zorgen, want evenals Bolaño’s andere romans is De ijsbaan het absolute tegendeel van glühwein.

In De ijsbaan wisselen drie vertellers elkaar in korte hoofdstukken af. De lezer valt hier middenin, zonder dat wordt verklaard waarom zij zeggen wat ze zeggen. Wel direct duidelijk is dat er een moord is gepleegd. Aanvankelijk wordt hiervan niets opgehelderd, slachtoffer noch dader noch plaats van delict.

Eén van de drie vertellers is Remo Morán, die zo af en toe een aan lager wal geraakte dichtersvriend een baantje bezorgt op zijn camping. Bijvoorbeeld aan Gaspar Heredia, Gasparín ‘voor willekeurige vrienden en vijanden’ – de tweede verteller. Het is Gasparíns stem die ‘de wetteloze streken’ uit de aanhef oproept. Morán benadrukt dit wanneer hij over hem schrijft dat: 

[Hij] de indruk wekte de wereld de rug te hebben toegekeerd, verborgen te houden wie hij was, hoe hij in het leven stond en hoeveel moed er nodig was geweest om door te blijven lopen (nee, door te blijven rennen!) naar de duisternis, naar het hoogste punt…

De kunstschaatsster en de ambtenaar


Ten derde is er de fysiek onaantrekkelijke, qua karakter saaie maar hooggeplaatste ambtenaar Enric Rosquelles. Zijn verhaallijn wordt verlevendigd doordat hij verliefd wordt op de kunstschaatsster Nuria Marti. Zij bezit schoonheid en talent, maar wordt tegengewerkt door de Spaanse kunstschaatsbond. Dus wat doet Rosquelles? Hij bouwt haar een ijsbaan. Dat doet hij met gemeenschapsgeld en dus in het geheim, in het leegstaande, labyrintische Palacio Benvingut.

Rosquelles’ verhaallijn is het meest onambigu en vormt het houvast voor de lezer. Wanneer de andere twee verhaallijnen zich richting de ijsbaan bewegen, beginnen de panelen te schuiven, en valt het verhaal alleen nog intuïtief te duiden. Menselijke verlangens, schimmig dan wel domweg onbeantwoord, vermengen zich met inkijkjes in andere dimensies, diabolisch aandoende werelden. Het is als Twin Peaks op papier, maar dan vergezeld van Bolaño’s terloopse scherpe observaties en een Latijns-Amerikaanse sfeer.

Hoop en nihilisme

Wanneer ook Gasparín verliefd wordt en bovendien het Palacio Benvingut betreedt, nadert het moment suprême. Het is Bolaño eigen dat alles toch anders verloopt dan verwacht. Een ander raadsel is waarom er op de muur van de leeszaal van het Paleis geen protserige of elegante Latijnse spreuk geschreven staat, maar het Argentijnse ‘Coraje Canejo!’ (‘Houd moed, verdomme!’).

Hoewel, misschien is het wel de meest belangwekkende tekst denkbaar. De paradoxale combinatie van onverschilligheid tegenover de afgrond, nihilistische kracht én een flinter hoop, past zowel bij de sfeer van deze roman als bij al Bolaño’s werk. Het maakt ook De ijsbaan een bijzonder werk, een boek om in te verdwijnen.