Emotieloze ergernissen
Vrouwkje Tuinman (1974) putte inspiratie uit haar eigen leven bij het schrijven van haar tweede roman Buurvrouw. Katten, buurjongetjes, geluidsoverlast, kapotte lampen en buurtfeesten met heel veel vegaburgers komen in haar roman voorbij.
De hoofdpersoon werkt thuis en brengt dus veel tijd door in haar woning, waar ze als een toeschouwer kijkt en luistert naar alles wat er om haar heen gebeurt. Zonder enige emotie beschrijft Tuinman de gebeurtenissen in en rondom het flatgebouw.
Zonder opsmuk
Dat emotieloze is kenmerkend voor deze roman. Het geeft je als lezer een bevreemd en af en toe onbehaaglijk gevoel. Bijvoorbeeld wanneer de hoofdpersoon in het zwembad op haar kop krijgt omdat ze oneigenlijk gebruik maakt van een studentenkortingskaart.
Mijn hoofd wordt warm. Alles is warm, ik zou graag mijn jas uit doen, en mijn schoenen, en mijn tas in een kluisje zetten. Voorbij de streep mag je alleen op sokken lopen.
Nergens raakt de hoofdpersoon geïrriteerd, boos of verdrietig. Niet als de lamp in haar hal stuk gaat, als de vuilnis niet is opgehaald of als ze onterecht beschuldigd wordt van het stelen van een kat. Ze ziet het aan, ondergaat het en beschrijft het droog en zonder opsmuk. Op die manier wordt de schrijfstijl een metafoor voor het ‘buur zijn’. Je hoort en ziet flarden uit iemands leven en verzint er zelf een verhaal of emotie bij.
Er kleppert een jongetje aan de brievenbus van de mensen van nummer 7. Ik zit op mijn balkon te lezen. Het jongetje kijkt door de brievenbus. Dan draait hij zich om, en zwaait naar mij. Ik zwaai terug. Van rechts naar links duikt om de paar meter zijn hoofd op boven de galerijrand, om vervolgens weer even te verdwijnen. Daarna gaat hij de andere kant op.
Kooklucht
Er gebeurt niet bijster veel in Buurvrouw: het pand zal worden afgebroken en de bewoners moeten een ander onderkomen zoeken, wat nog geen makkelijke opgave is. Af en toe is er iets stuk, komt er aan kat aanlopen of komt het buurjongetje van nummer 7 op de thee. Maar dat is het wel.
De inhoud is in dit boek dan ook ondergeschikt aan de stijl. De emoties sissen tussen de regels door als het lawaai van de onderbuurman of de kooklucht van de bovenbuurvrouw. Aan de andere kant is het thema ‘buren’ voor iedereen herkenbaar, we hebben en zijn ze immers allemaal.
Tuinman heeft een interessante schrijfstijl. Het is knap hoeveel ze kan zeggen met weinig woorden. Toch bekruipt je tegen de helft van het boek de vraag of er nog wat meer komt of dat het echt hierbij blijft. En tja, dit is het. Het buurjongetje komt weer eens langs, er valt een brief op de mat, de vuilnis wordt toch opgehaald en dan is het boek uit.