Verdriet en ontheemding
Meer nog dan het beschrijven van een verlies is de kleine roman Tom is dood van Marie Darrieussecq het verhaal van een posttraumatische shock. Tien jaar na het dodelijke ongeluk van haar vierjarige zoontje begint de moeder in een schrift aantekeningen te maken die betrekking hebben op haar verdriet.
Vanaf het begin is het gezin ontheemd, letterlijk. Zij, een Française, en haar man, een Brit, zijn vanuit Canada naar Australië verhuisd. Met haar familie, die woont op het Franse platteland, is weinig contact. Zijn familie blijft zelfs helemaal onbenoemd. Hun vrienden zijn ze tijdens hun nomadische bestaan verloren. De moeder spreekt beperkt Engels. Ook mentaal is er weinig om op terug te vallen na het overlijden van Tom, de tweede van hun drie kinderen. Ze zijn atheïst en wars van tradities of rituelen. Bijzetting in het familiegraf van haar Franse familie is geen optie. Het kind wordt dan ook gecremeerd met alleen de ouders erbij en de as wordt in een bos in Tasmanië verspreid. Kan het verlatener voor een kind van een Parisienne en een Londenaar?
Van het pad
Het leed isoleert de moeder nog verder. Na de dood van Tom heeft ze geen oog voor het verdriet van haar man of van de andere kinderen en al helemaal niet voor dat van de grootouders in Frankrijk. Lange tijd is ze niet in staat een woord uit te brengen. ’s Nachts hoort ze waangeluiden. Ze zet het huis vol opnameapparatuur om Toms stem op te vangen. Ze belandt in een kliniek en later neemt ze deel aan diverse gespreksgroepen. Dat duurt niet lang, want ze vindt dat haar verlies niet te vergelijken is met dat van de anderen. De dood van een kind is erger dan de dood van een geliefde, een ouder of een volwassen kind, vindt ze. Zelfs erger dan de dood van een baby, want die is er maar zo kort geweest.
Het boek is op te vatten als een exposé van de egocentrische, zelfs egoïstische kern van verdriet: ík ben iets kwijtgeraakt. Of het is te lezen als een verslag van een groeiende ontheemding: de vorige generatie heeft nog een thuis (in Frankrijk), deze generatie leidt een losgezongen, globalistisch bestaan en de volgende eindigt naamloos in de jungle van Tasmanië. Maar in de eerste plaats is het een verslag van de rouwperiode van een moeder na het overlijden van haar kind. Ze is een tijdje van het pad maar hervindt zich weer.
Een vergelijking met een ander, veel gelezen en geprezen boek over een overleden kind dringt zich tijdens het lezen op: Schaduwkind van P.F. Thomése. Al laat de weerslag van een zo groot persoonlijk lijden zich moeilijk vergelijken. Schaduwkind bestaat ook uit korte, aantekeningachtige stukjes. Maar waar het bij Darrieussecq vaststellingen zijn, zijn het bij Thomése uiterst behoedzame, bijna tastende observaties. Voortdurend zoekt hij naar woorden, en vindt ze soms om een flinter te beschrijven van een wereld die zich opeens volstrekt anders manifesteert. Daartegen steekt Tom is Dood wat kil en klinisch af. Je zou bijna zeggen: minder warmbloedig.