Muziek / Album

Schoonheid is traag

recensie: Kinn – Karlshorst

.

~

Na Tete-a-Tete uit 2003 besloten Frank Schültige Blumm, Marcel Türkowsky en Jan Thoben nog een plaat onder de naam Kinn te maken. Een die het succes van het debuut moest evenaren. Zo maakten ze Karlshorst, dat onlangs uitkwam op het sympathieke Berlijnse Sinnbus-label, waar ook Seidenmatt platen op uitbrengt. Alledrie de heren spelen middenin de kruisbestuiving die er binnen de Berlijnse indiewereld heerst. Zo verdiende Blumm zijn sporen bij Staubgold en heeft hij een sterke link met het fantastische Morr-label. Türkowsky knutselt veel met geluid en bast in een aantal bands, waarvan het heftige en noisy Masonne de hoogste ogen gooit en Thoben drumt onder andere bij Gaston en Taunus.

Subtiel

In Kinn nemen de heren afstand van hetgeen ze normaalgesproken maken bij hun hoofdband. Op Karlshorst zoeken ze in een postrockend jasje de rust en nemen ze tijd voor elke toon die er op de bas of de gitaar geplukt wordt. Alles in een fantasierijk geheel, met de nodige samples, veel stemmingsvolle tonen en tegendraadse lijntjes, zoals in het schitterende Laumer. Het nummer is uiterst subtiel en kabbelt in meer dan zes minuten, met soepele kwinkslagen naar het einde. Heftiger, zij het binnen de grenzen, is Lunte, waarbij een mooie palet aan geluiden elkaar opvolgen. Halverwege zet het nummer de luisteraar op het verkeerde been. Nergens valt het stil, maar het is een kleine, behoorlijk desolate soundscape waarin Kinn zich laat vallen. Gaandeweg trekt het weer aan en dan is het net alsof Kinn zich weer heeft hervonden. Fantastische schoonheid.

Hoopvol

Hoewel Kinn heel veel van het geduld van de toehoorder vraagt – acht nummers in een kleine vijftig minuten – is het geheel een bijzonder mooie plaat. Denk aan een rustige variant van Sickoakes of aan een hoopvolle variant van Do Make Say Think, maar dan met meer stiltes en volle tonen. Wie dat aankan, kan de tweede plaat van Kinn zonder meer aan. Karlshorst blijft goed klinken.