Het raadsel Tim Burton
“Heeft Tim Burton Corpse Bride geregisseerd?” vroeg mijn zusje toen ze de dvd naast de televisie ontdekte. “Nee,” zei ik, “hij heeft de voorbeelden voor de poppetjes getekend.” Ze was niet onder de indruk. “Waarom noemen ze het dan Tim Burton’s Corpse Bride, als anderen het werk doen?” Het antwoord is simpel. Tim Burton is de status van regisseur ontstegen, hij is een merk.
Zijn naam roept visioenen op van tedere griezelsprookjes en gevoelige skeletten. Niet direct standaard Hollywood-materiaal, zou mijn zusje zeggen. Tim Burton is dan ook, naast een merk, een fenomeen: de stille weirdo wiens liefdevolle begrip voor griezels de wereld veroverde.
De man in de woorden van de journalist
Afgelopen jaar verschenen er twee boeken over Tim Burton, die op twee totaal verschillende manieren trachten een blik te werpen op de man en zijn films. Het eerste komt uit de serie Conversations with Filmmakers en werd samengesteld door Kristian Fraga onder de kernachtige titel: Tim Burton: Interviews. Hierin zijn, naast een chronologie van zijn leven, een filmografie en een licht biografisch, semi-analytische inleiding, alle grote interviews sinds Burtons eerste blockbuster (Beetlejuice) verzameld. Daarvoor heeft hij weliswaar Pee-Wee’s Big Adventure geregisseerd, maar dat was zo’n verrassingshit dat er in filmtijdschriftenland geen grote interviews meer aan gewijd konden worden.
Het zijn boeiende gesprekken, vlot geschreven, ondanks de uitgebreide waarschuwingen in de inleiding (“an individual, so famous for being inarticulate”), die in de introductie van elk interview herhaald worden (“Tim Burton, vague in the extreme and honestly confused. Today even more so than usual”). De journalisten weten aan de gesloten Tim Burton toch in kleine brokjes zijn visie op films en filmmaken te ontlokken. Zo ontstaat een complex beeld van de filmmaker, die tegelijkertijd teruggetrokken, dankbaar en dictatoriaal is, compromisloos in het bereiken van zijn visie maar uiterst kwetsbaar bij de presentatie. Tim Burton legt in elke film zijn ziel op tafel:
That’s why you struggle as a child and you draw and you try and you want to create. There is an impulse to be seen. For yourself: what you are. It’s always scary for me to show movies. I actually hate it; I feel very, very vulnerable. Because if you weren’t a verbal person, you weren’t this and that, you wanna let that be the thing people see you through.
De man in de woorden van de wetenschapper
Het tweede boek neemt dan ook Tim Burtons films als uitgangspunt. In The Films of Tim Burton: Animating Live Action in Hollywood wordt door Alison McMahan niet de man maar zijn werk onder de loep gelegd. Zij gaat echter niet op zoek naar de ziel van Burton (altijd een heikele zaak) maar geeft een wetenschappelijke en diepgaande analyse van zijn werk.
Het idee kwam van de uitgever van haar dissertatie over een Franse regisseuse uit het tijdperk van de stomme film. McMahan schrijft in de inleiding: “It did not take me long to decide not only could I spend several years of my life on Burton, it would be fun. (…) With Burton I looked forward to an easier experience.” Desondanks heeft McMahan het zichzelf niet makkelijk gemaakt in haar boek. Na een jaar van intense studie kwam ze erachter dat Tim Burton niet in te passen viel in de bestaande wetenschappelijke kaders voor populaire film: “I finally realized that, when it came to Burton and others like him (…), I needed to come up with a new genre term, as the old ones have metamorphosed, recombined, and grown into something that the old names can no longer adequately describe.” Dit is het genre van ‘patafysisch’.
Dit is ook waar het boek werkelijk ingewikkeld wordt. McMahan gebruikt de films van Tim Burton om te beargumenteren dat niet de speelfilm maar de animatie de grondlegger van onze hedendaagse cinema is en dat, dus, niet animatie maar speelfilm een subgenre is. Patafysische films zijn volgens haar speelfilms die opereren binnen de conventies van de animatie, dat wil zeggen, speelfilms die niet meer proberen ‘het zo echt mogelijk te laten lijken’. Dit wordt bereikt door twee-dimensionale plots en karakters, overduidelijke special effects, een alternatieve interne logica en het belachelijk maken van algemeen geaccepteerde (veelal natuurwetenschappelijke) logica.
Ik kan me voorstellen dat dit binnen de filmwetenschappelijke wereld een spannend boek is. McMahan stelt een heel nieuwe classificatiesysteem voor en gooit bovendien de traditionele manier waarop naar film wordt gekeken overhoop. Voor mij als liefhebber en Tim Burton-bewonderaar was het eigenlijk een beetje saai. Burton en zijn films zijn duidelijk ondergeschikt aan McMahan’s agenda en McMahan’s agenda bestaat uit het plakken (en verschuiven) van etiketjes op bestaande producten. Het draagt niet bij aan mijn kijkplezier. Daarbij is de hoeveelheid veronderstelde voorkennis, zelfs voor een wetenschappelijk werk, groot en de tekst taai.
Tim Burton is een man, een merk, een fenomeen en een raadsel. Deze twee boeken lossen het raadsel niet op, maar geven, elk op hun eigen manier (en met wisselend succes) extra puzzelstukjes. De oplossing is even simpel als aangenaam: veel en vaak Tim Burton films kijken.
The films of Tim Burton. Animating live action in Hollywood • Alison McMahan • Uitgever: Continuum • Prijs: $19.95 • 262 bladzijden • ISBN 0-82641566
Tim Burton. Interviews • Kristian Fraga, ed.• Uitgever: University Press of Mississipi • Prijs: $20,00 • 192 bladzijden • ISBN 1-57806-759-6