Totalitaire registratiedrift
Daags voor de uitreiking van de Libris Literatuurprijs – die hij helaas niet won – sprak 8WEEKLY met Tommy Wieringa. Niet over het genomineerde Joe Speedboot maar over zijn recent verschenen bundel reisverhalen Ik was nooit in Isfahaan, die hij zelf omschrijft als een sleutelwerk in zijn nog kleine oeuvre: een bronnenboek voor zijn romans. Een gesprek over onvoltooidheid, vergankelijkheid en Wieringa’s totalitaire registratiedrift.
“Ja, dit is precies waar het om gaat”, zegt Wieringa wijzend naar zijn nieuwste boek Ik was nooit in Isfahaan. “Het is hoe ik mijn leven wil leiden en mijn werk wil schrijven. Een roman is natuurlijk een web van constructie en fictie. Dit is dichter bij mijzelf.”
Foto: Keke Keukelaar, maart 2005. |
Ik was nooit in Isfahaan typeert hij als de bron voor zijn laatste twee boeken Alles over Tristan en Joe Speedboot: “Het is een boek dat met allerlei draden verbonden is aan die vorige boeken. Dit is echt een vitaal onderdeel van een, tot nu toe, klein oeuvre. De drie laatste boeken zijn een kloppend weefsel. Dit boek vertelt iets over de achtergronden van die andere boeken. Het zijn allerlei bronnen die ik in de loop der decennia verzameld heb. Dit is eigenlijk mijn bronnenboek.”
Aan de basis van Wieringa’s schrijven ligt het idee van de ontelbare fragmenten van het leven op aarde die hij als verhalen probeert te preserveren. Wieringa ziet de verhalen in zijn bundel als een verzameling scherven die hij tijdens zijn reizen heeft opgeraapt. Tezamen representeren ze voor hem echter iets groters : “Die slices of life, die fragmenten, dat vind ik het allermooiste. Ook bij andere schrijvers zoals bijvoorbeeld Houellebecq in De Koude Revolutie, een verzameling van essays, columns en overwegingen. Ik heb de indruk dat schrijvers in dat soort werk zeer pregnant tot hun recht komen.”
Bewegingsavonturen
Het reizen is voor Wieringa een dynamische zoektocht naar nieuwe ervaringen: “Ik vervang het woord reizen liever door het woord beweging. Het zijn bewegingsavonturen. Ik heb een voorkeur voor het onvoorspelbare, waar al mijn wegwijzers, vooroordelen en vooringenomenheden plotseling nutteloos zijn, omdat ik in een Babylonische spraakverwarring terecht ben gekomen.”
Tijdens zijn ‘bewegingsavonturen’ werd Wieringa getroffen door wat hij de ‘gelijktijdigheid der dingen’ noemt: het verbijsterende besef dat er nog zes miljard levens parallel lopen aan zijn leven. In zijn bundel vertelt Wieringa hoe hij op de luchthaven namen hoort omroepen en direct begint te fantaseren over de levens achter deze namen: “Het komt voort uit het verlangen om te weten hoe het zit met die mensen, het verlangen naar verhalen, naar het peilloze mysterie. Zodra ik ook maar even iets toelaat van het totale onbegrip over de gelijktijdigheid van al die levens, dan word ik duizelig.”
“Dat het zich allemaal gelijktijdig afspeelt is voor mij een bijzondere fascinatie. Dit hangt samen met het idee van omnipresentie: het overal willen zijn. Dat mystieke gevoel dat je loopt en dat je overal tegelijk bent. Het feit dat dit zich allemaal gelijktijdig afspeelt. Wanneer ik reis worden voor mij die sluiers voor de deur weggetrokken en krijg ik allemaal inkijkjes. Hoe meer ik reis, hoe meer inkijkjes, hoe meer ik denk dat ik glimpen heb opgevangen van het mysterie dat het leven heet, het leven op aarde. Thuis gaat alleen de kastanje buiten dood, er gebeurt hier gewoon feitelijk minder.”
Onvoltooidheid
Samenhangend met het besef van de gelijktijdigheid is Wieringa’s notie van de onvoltooidheid der dingen. Zo het gaat verhaal De Familie Onderweg over de dood van Oom Sal die uitsluitend onaffe kunst verzamelt – net zoals Wieringa’s verhalen even raken aan de talloze levens in de wereld om ze dan weer los te laten: “Dat zijn kleine betekenisknooppunten, mensen worden er even uitgelicht en dan laat je ze weer gaan. Dat is die onafheid. Dat is waarom ik erg gesteld ben op Oom Sal. Ik ben een soort Oom Sal. De verhalen zijn potscherven.”
“Veel schrijvers doen aan misplaatste volledigheid, door alles keurig af te hechten. Ik ben een notoir voorstander van de Arabische weeffout; de Arabische wevers laten één fout in het weefsel laten zitten, want alleen god maakt volmaakte dingen. Ik hou heel erg van die bedoelde imperfecties en ik heb het land aan die schoolse literatuur waarin alles zo keurig is afgehecht, en lijntjes keurig naar hun einde toe worden gebracht. Einde boek, klaar. Dat soort werk hoef je niet te herlezen.”
Jezelf liegend opnieuw uitvinden
Voor Wieringa heeft reizen een creatieve en vormende functie: “Het individu ontstaat wanneer het voor het eerst alleen is en wanneer het begint te liegen. En dit boek gaat heel erg over dat laatste. Als je op reis gaat is elke referentie aan jezelf verdwenen en daarmee begint ook het verzinnen. Zodra de verwijzingen naar jezelf zijn verdwenen is dat het vertrekpunt voor de verbeelding. Daarna kun je alles zijn en kun je gaan liegen. Wanneer je alleen bent kun je jezelf liegend opnieuw uitvinden.”
Wieringa geeft het voorbeeld van een Engelse vriend met wie hij vanaf 1990 een aantal reizen heeft gemaakt: “Dat was zeer hecht, we hadden een soort doppelgangers motief. Toen we twee maanden onderweg waren zei ik: ‘Wat nu, als ik alles heb gelogen wat ik je tot nu toe heb verteld – tot en met mijn nationaliteit aan toe.’ Het kan allemaal op reis. Hij wist niets van mijn ouders, mijn vrienden, al mijn bronnen had hij nooit gezien. En daarmee zijn we een heel interessant psychologisch spel met elkaar aan gegaan. Over wie we waren en wat we wilden zijn. Het hele idee van een identiteit wordt dan vlot getrokken. Het idee dat de identiteit een heel hechte constructie is, vervalt. Allemaal lucht.”
Totalitaire registratiedrift
In zijn korte boekje met reisnotities Pleidooi voor de potscherf verwoordt Wieringa in twee zinnen zowel de onstilbare honger naar nieuwe ervaringen als de teleurstelling over de onvolkomenheid van die ervaringen: “Ik dacht aan de wereld als een sappige appel die ik in z’n geheel zou verorberen. Nu weet ik dat ik alleen de schillen eet.” Nu zegt hij daarover: “Het blijft honger, zelfs naar de schillen. Het is een totalitaire registratiedrift die zich er in uit dat ik soms realtime meeschrijf met alles wat er om me heen gebeurt. En uit die brei, die ongedifferentieerde hoeveelheid aantekeningen komen vaak details naar voren die ik anders gemist had en die heel erg bruikbaar zijn. Hoe meer je echter begint te verzamelen, hoe mismoediger je wordt. Het is een paradoxale behoefte. Zandkorrels tellen op het strand, dat is het.”De dood
Wieringa’s registratiedrift hangt samen met een besef van sterfelijkheid. Zoals de titel van het boek verwijst naar het gedicht van P.N.van Eyck De tuinman en de dood, waarin de tuinman vlucht voor de dood naar Isfahaan, die hem uiteraard ook daar komt halen. Hoewel Wieringa nog te hongerig is voor de dood speelt hij wel degelijk een rol in zijn leven: “Op reis ken ik de betekenis van de dood, want dat is het moment dat ik me realiseer dat het er allemaal al was voordat ik er was en dat het er ook nog zal zijn als ik weer weg ben. Ik trek langs als een gebalsemd lijk. Dit is het werk van een landloze, kinderloze boer met de steeds grotere behoefte om steeds meer op te nemen. De dood, het niet-zijn, het zwijgen van alle zintuigen – ik ben het er zeer mee oneens, echt een walgelijk concept. Ik heb nog te veel begeerte in me om een goed boeddhist te zijn en vrede te hebben met het natuurlijke einde. Ik ben er nog niet aan toe.”
“Tegelijkertijd is één van de beste boeken die ik heb gelezen, met een nog altijd blijvend effect, Niemand is onsterfelijk van Simone de Beauvoir, over een man die niet dood gaat en die probeert de liefde nog eenmaal toe te laten doordat een meisje hem er toe verleidt, hoewel hij al weet dat het alleen maar kan aflopen. Zij verzet zich nog. Zij heeft het klassieke gedrag van iemand die de dood, het natuurlijke einde van die liefdesgeschiedenis, niet accepteert. Ik vond het een horrorverhaal. Aan het eind was ik blij dat ik op een dag zou sterven. Het enige wat dit allemaal bezielt is de uiteindelijke ontzieling.”