Tegenpolen in zwierig Montmartre
De Italiaanse schilder Amadeo Modigliani liet een indrukwekkend maar eenvormig oeuvre achter. Hij schilderde vrijwel alleen portretten en naakten en geldt als één van de grootste en meest originele portretschilders van de twintigste eeuw. Zijn werk is zeer persoonlijk en herkenbaar: slanke dames met lange nekken en amandelvormige, meestal pupilloze ogen. Zijn leven zou kunnen dienen als model voor de tragische kunstenaarsbiografie bij uitstek: hij was tuberculeus, richtte zichzelf ten gronde door drugs en alcohol (“als u zo doorgaat, sterft u voor het einde van het jaar,” zegt een dokter tegen hem in deze film) en stierf na een kort maar heftig leven, berooid, op 36-jarige leeftijd.
Het grootste deel van zijn kunstenaarscarrière bracht Modigliani door in Parijs, in een tijd dat die stad een enorme aantrekkingskracht had voor beroemde en aankomende kunstenaars, die je dan ook overal in en om de cafés van Montparnasse kon aantreffen. Die wereld, en dan met name het Parijs van de jaren 1919 en ’20 (nagebouwd in Roemenië), is door de Schotse regisseur Mick Davis weer tot leven gebracht in zijn film Modigliani. Andy Garcia speelt de titelrol met verve: een bruisend maar egocentrisch mens met kinderlijke trekjes. Het kleine joodse jongetje uit Livorno dat hij ooit was heeft hij nooit helemaal achter zich gelaten en blijft hem ook als imaginaire schim volgen; een concept dat overigens wat kunstmatig aandoet.
Rivaliteit
De film opent in het Café Rotonde, ontmoetingsplek voor de vele kunstenaars die Parijs rijk is. Middelpunt is Pablo Picasso met zijn hofhouding. Hij geeft een rondje voor de hele zaak en betaalt met een tekening van zijn hand. “Maar Monsieur Picasso,” zegt de eigenaar, “deze is niet gesigneerd!” “Ik zei dat ik het eten voor iedereen wilde betalen, niet dat ik je zaak wilde kopen,” is Picasso’s antwoord.Tegenpolen
Dan komt Modigliani binnen. Onmiddellijk is de spanning tussen de twee mannen te snijden. “Hé Pablo, hoe vrij je met een kubus?” Picasso en Modigliani worden hier voorgesteld als twee rivalen die elkaar voortdurend in de haren zitten, maar toch een innige band hebben. (De aftiteling vermeldt dat, toen Picasso vele jaren na zijn grote rivaal stierf, de naam Modigliani op zijn lippen was.) Waar die rivaliteit vandaan komt wordt nergens duidelijk. In elk geval waren de twee als kunstenaar elkaars tegenpolen: de verfijnde Italiaanse stilist en de Spaanse geweldenaar annex alleskunner. Picasso was uitermate succesvol, Modigliani verdiende te weinig met zijn kunst om zijn vrouw te kunnen onderhouden. (Uiteraard gaan zijn doeken nu voor vele miljoenen het kunstcircuit rond).
Geld als water
In een schitterende scène, de mooiste van de hele film, neemt Picasso zijn collega mee in zijn auto naar het platteland. “Wie woont hier?,” vraagt Modigliani als ze de oprijlaan oprijden van een kapitaal buitenhuis. Het blijkt de schilder Renoir te zijn, reumatisch en gekluisterd aan een rolstoel. Modigliani wil wel weten wat zo’n huis nu kost. “Twee schilderijen,” zegt Renoir. “Er staan twee auto’s in de garage; die hebben me een tekening per stuk gekost.” Voor mensen als Renoir en Picasso is schilderkunst een lucratieve bron van inkomsten, de poort naar een weldadige manier van leven. Picasso, die zelf geld als water verdient, begrijpt niet dat zo veel kunstenaars in Parijs in armoede leven en verhongeren op tochtige zolders.
Liefdesgeschiedenis
Het brengt ons bij de tweede lijn van dit verhaal, dat naast een portret van een kunstenaarswereld ook een tragische liefdesgeschiedenis is. Jeanne Hebuterne was het jonge meisje op wie Modigliani verliefd werd; zeer tegen de zin van haar vader, een fanatieke katholiek, die niets moest hebben van de onconventionele bohémien die nog joods was bovendien.
Kunstenaarsmilieu
Het aantrekkelijkste aspect van deze film is echter de schildering van het Parijse kunstenaarsmilieu, wat verrukkelijke karakteriseringen en prachtige danwel ontroerende scènes oplevert. Modigliani die samen met Chaim Soutine en Maurice Utrillo in een abattoir inbreekt om het bebloede karkas van een os te stelen dat als model moet dienen voor het beroemde schilderij van Soutine. De krankzinnigheid van Utrillo. Een bezoek aan de gezette, taartjes etende mecenas Gertrude Stein (fantastische rol van Miriam Margoyles). Picasso die Jean Cocteau tekent als een stier met een mensenhoofd.
Arrogant genie
Garcia en de Franse actrice Elsa Zylberstein zijn uitstekend als Amadeo en Jeanne, die ondanks de moeilijke uiterlijke omstandigheden en het bepaald niet gemakkelijke karakter van Amadeo (die in zijn neiging tot zelfdestructie ook anderen meesleept) tot aan het voor beiden zo tragische einde bij elkaar blijven. Picasso wordt gespeeld door de Engels/Iraanse acteur Omid Djalili; de gelijkenis met de jonge Picasso is opvallend (hoewel Djalili aanzienlijk corpulenter is) en hij zet de schilder neer als een arrogant genie dat wel het hart op de goede plaats heeft.
Toch wordt de film in sommige scènes wel heel dik aangezet. Bovendien is de vertelling hier en daar wat rommelig en onduidelijk. Als liefdesgeschiedenis is de film als geheel echter behoorlijk aangrijpend te noemen en als kunstenaarsbiografie zeker geslaagd. Een ruime voldoende.