Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – juli

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Zeven uit twaalf: Yet untitled (2013)

Juli begint eerder, is het antwoord op de vraag wat er de overige acht dagen van juni zal gebeuren. Op de eerste verdieping bevindt zich bovenaan de trap rechts, aan het einde van een reeks zalen, Yet untitled. In dezelfde zaal waar in april This is so contemporary (2004) werd getoond, zit op de grond een tweetal vertolkers, een man en een vrouw. Op de situatie en een handjevol toeschouwers na is de zaal leeg. Een zacht gefluister wordt almaar luider en gaat op een gegeven moment over in klanken. Chst – chh – sstt – tsst. De klanken volgen elkaar in rap tempo op en zijn zo divers dat ik moeite heb ze ‘fonetisch’ op te schrijven.

De vrouw zit met beide benen naar één kant, heeft haar ogen open en kijkt de man aan. Hij heeft de ogen gesloten en beweegt al zittend of liggend, een groot deel van zijn lichaam is in contact met de vloer. De bewegingen variëren van kleine tot grotere gebaren – echt groots wordt het nooit. Op spaarzame momenten wordt er een been gestrekt of gaat er een arm de lucht in. Veel vaker is het een kleine, haast minimale, beweging van hoofd, vinger, arm of hand. Een zwaaien zonder vingers bijvoorbeeld, waarbij de hand van links naar rechts beweegt, langzaam. Je zou het ook een kloppen kunnen noemen, waarbij de hand, in plaats van van voor naar achter te bewegen, van links naar rechts beweegt.

Een ander voorbeeld is het moment waarop de vrouw haar handen voor haar borst houdt, de een boven de ander, als een vrouw op een maniëristisch renaissance-doek, ingegeven door de tegengestelde bewegingsrichtingen. Haar ellebogen wijzen naar buiten. Zachtjes bewegen de handen en vingers, draaiende bewegingen, langzaam, onder en boven wisselen soms. Minimale wonderschone schaarsheid.

Almaar veranderende constellatie

Rondom de vertolkers zit een aantal toeschouwers aan de rand van de zaal, op de grond. Naast mij laat een vrouw zich zakken tegen de muur, totdat haar benen gebogen zijn en haar rug een rechte plank is – als een analogie van Rietvelds zigzagstoel. Hoewel het misschien te verwachten is, verrast ze mij door niet veel later van haar plek op te staan en zich bij de andere vertolkers te voegen.

Dit patroon zal zich vaak herhalen. De basis van het werk, in de uren dat ik er ben, bestaat uit twee personen, af en toe aangevuld door een derde, waarna na een korte overlap één van de drie vertrekt via één van de drie doorgangen die deze zaal verbindt met de naastgelegen vertrekken. Om vervolgens – na een rondje te hebben gelopen, zo stel ik me voor – weer terug te komen en zich bij het publiek in de zaal te voegen, tegen de muur staand of op de grond zittend. Dit omlopen, terugkomen en enkele minuten van de opvoering bekijken alvorens zich erbij te voegen lijkt een manier te zijn om te zien waar de vertolkers ‘zijn’ in de choreografie, hoe de dynamiek op dat moment is. Een manier van interpretatie om zich voor te bereiden op improvisatie? Of is er van dat laatste geen sprake?

Verworden zang

Evenals bij het in juni opgevoerde This Variation (2012) wisselen klank, ritme en zang elkaar af. De stem klinkt soms gedragen – de museumzaal als kerk – dan weer als een blikken robot. Keer op keer verbazen de geluiden die de vertolkers produceren en verwonder ik me over de mate waarin ze de echte mechanische en klinische geluiden die ze nabootsen, lijken te zijn.

Een adequate beschrijving van de manier waarop de geluiden soms verworden van zang tot klank, is hoe het vroeger klonk wanneer je muziek luisterde met een walk- of discman en de batterijen bijna op waren. Het gevolg: een lome, uitgestrekte, vertraagde versie van waar je naar aan het luisteren was. Als een plaat die met te weinig toeren afgespeeld wordt. Het gaat van zang, via deze tussenruimte, naar klank en ritme: ‘To want you. Two or two. Two and two. Two a two. Toe a toe. Toeatoeatoeatoe.’ Slechts één keer herken ik wat er gezongen wordt wanneer ‘say my name, say my name’ klinkt, maar meer hele woorden dan dat komen er niet, en hoewel de melodie blijft, verwordt het tot amorfe zang.

Goddelijke halfslaap

Op de momenten waar de vertolkers met zijn drieën zijn, produceren er steeds twee geluid en beweegt de ander. Eén keer zitten er plots vier vertolkers op de grond, wederom beweegt slechts een van hen en zingt de rest hem toe. Het gegeven dat ik meer niet zie dan wel, ik ben slechts enkele uren in deze zaal, doet me afvragen of er ook momenten zijn dat er meer dan vier vertolkers op de grond zitten.

Wellicht begint het werk ’s ochtends met tien vertolkers en worden het er naarmate de dag verstrijkt minder? Of worden het er meer naarmate de maand juli voortschrijdt? Of zitten de vertolkers tegen de muur, als toeschouwers, totdat een daadwerkelijke bezoeker het verschil tussen hen definieert en het werk in het leven roept? Het feit dat ik dit niet weet en dat zelfs een tweede of derde bezoek deze maand me daarin geen zekerheid kan verschaffen – het werk is namelijk een samenvallen met dat specifieke moment en is in die zin slechts suggestief met betrekking tot wat er gebeurd is of staat te gebeuren – benadrukt de schaarsheid van de ervaring.

Gedurende de situatie wisselen de vertolkers van rol. De bewegende partij ontwaakt uit zijn ‘halfslaap’ door langzaam maar zeker, eerst zachtjes, maar dan steeds luider, ook geluid te gaan maken. Deze dialoog wordt ten volle beantwoord wanneer deze ‘mede-beweger’ ook zijn ogen opent. Voor even is er een element van gelijkwaardigheid, beiden zien elkaar, waarna de ander vervolgens langzaam de ogen sluit, in een staat van hypnose geraakt en begint met bewegen. Een goddelijke halfslaap – de zang als Hermes’ fluitspel waarmee hij de honderden ogen van Argus in slaap probeert te zingen. Zij het in dit geval zonder hatelijk motief.

Variaties

Vertolkers die de bezoeker aanspreken, erbij betrekken, vertolkers die de bezoekers er niet bij betrekken en slechts oog hebben voor elkaar, vertolkers die onderhandelen met de toeschouwer, vertolkers die met hun gezicht naar de wand staan: het heeft de afgelopen zes maanden allemaal de revue gepasseerd.

Yet untitled verwijst naar eerder opgevoerde werken zoals Kiss (2002) en Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000). Alle drie de werken tonen vertolkers die, in wat een vorm van hypnose of trance lijkt te zijn, opgaan in het moment. Samen met Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things is Yet untitled mogelijk het enige tot nu toe opgevoerde werk tijdens A year at the Stedelijk waarbij de titel niet hardop wordt uitgesproken. Van Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things weet ik dat vrij zeker (ik zag het werk in totaal drie keer voor een periode van enkele uren), maar bij Yet untitled zou ik het makkelijker gemist kunnen hebben.

Yet untitled behoort in zekere zin tot een van de meer hermetische werken, waarin de vertolkers de toeschouwers niet bevestigen, ze bevinden zich in een eigen wereld: slechts ‘oog’ voor elkaar. Dit in tegenstelling tot werken als This is good (2001), This is so contemporary (2004), This is exchange (2003) en This Variation (2012) waar de toeschouwer onvermijdelijk ook geconfronteerd wordt met of verleid wordt tot een andere rol: die van (de mogelijkheid tot) participant.

Tegelijkertijd is het in Yet untitled onduidelijk of de vertolker die beweegt deze bewegingen maakt op de geluiden die de andere vertolker produceert, of dat de vertolker de bewegingen van de ander ‘ondertitelt’ met geluid. Wat is eerder? Of is er geen sprake van eerder en is het zoals het moet zijn, gechoreografeerd zoals het er nu uitziet? Waar de situaties Kiss en Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things de schijn wekken uit een vaste reeks handelingen en bewegingen te bestaan – mede door de momenten dat de vertolkers elkaar afwisselen en een aantal minuten synchroon bewegen – valt Yet untitled in de uren die ik ermee doorbreng geen enkel moment met zichzelf samen. Gelijk aan This Variation, waar de choreografie veeleer lijkt te bestaan uit het inspelen op de situatie, op elkaar. Improvisatie als raamwerk? De choreografie bestaand uit een aantal vaste ingrediënten waarbinnen of waar vanuit het werk kan ontstaan?

Voordat ik opsta om de zaal te verlaten spreidt de man zijn armen en brengt ze steeds hoger de lucht in. Het zou kunnen uitbreken in een klapwieken, een opstijgende vogel, maar dit gebeurt niet. Een moment dat veel verschillende emoties in zich draagt – je zou het kunnen lezen als overgave, genade of als iemand die solliciteert voor Atlas. Even later zakken de armen naar beneden, als vleugels, gekromd achter het lijf. De concentratie en overgave waar het werk mee speelt – de haast in trance lijkende vertolker die beweegt op de klank die de ander maakt – staat haaks op de haast priemende blik waarmee de zingende vertolker hem aankijkt. De concentratie en overgave enerzijds, en het bekeken, in de gaten houden van die concentratie anderzijds is een merkwaardige paradox, die spanning oproept. Yet untitled is een geconcentreerd spel dat het midden houdt tussen overgave en onderwerping, en roept, hoewel het nooit stil is, toch vooral verstilling op.